zaterdag 11 juli 2020

Mannen zonder vrouwen (Ernest Hemingway)

Björn Roose bespreekt - Mannen zonder vrouwen (Ernest Hemingway)
Na het koppelen van de bespreking van Karl Haushofer en het nationaal-socialisme -Tijd, werk en invloed (Perry Pierik) met die van Mijn vader Rudolf Hess – 1894-1987 (Wolf Rüdiger Hess), en de bespreking van Merkwaardigheden rond de Camera Obscura (Godfried Bomans) met de Camera Obscura zelf (Hildebrand), had ik me voorgenomen de bespreking van Ernest Hemingway (Paul Vanderschaeghe) te koppelen met – hoe verrassend, nietwaar? – die van een boek van het onderwerp van dat laatste boek, Ernest Hemingway zelve. Alleen wist ik toen ik me dat voornam nog niet met welk boek: “De Oude Man en De Zee heb ik jaren geleden al eens gelezen en zou ik nu wel eens opnieuw willen lezen. Maar misschien moet ik Mannen zonder Vrouwen, Voor wie de klok luidt en En de zon gaat op …, die zich nog ongelezen in mijn boekenkast bevinden, laten voorgaan. U … leest er nog wel wat over.”

Het is dus Mannen zonder vrouwen geworden. Een van zijn bundels van kortverhalen en geen teleurstelling. Goed, Een banale geschiedenis en Nu leg ik mij neer, de twee verhalen waarmee de bundel eindigt, vallen voor mij onder de noemer “oeverloos gelul” en Vandaag is het vrijdag (een toneelstuk) hoefde voor mijn part niet, maar voor de rest heb ik het me niet beklaagd dit boek ter hand genomen te hebben.

De onoverwinnelijken, het verhaal van stierenvechter-op-zijn-retour Manuel Garcia is eenvoudigweg geniaal, geschreven vanuit “een zeer mannelijk standpunt”, zoals de auteur van de achterflap over deze verhalen in het algemeen schrijft, maar ook zodanig to the point dat je zelfs als je nog nooit in een arena geweest bent (zoals ondergetekende) de atmosfeer voelt en het hele gevecht voor je ziet. Zeer sec ook, bijvoorbeeld in deze passage, die, als ze niet in zo’n serieus verhaal zou zitten buitengewoon grappig zou zijn: “Op het eiken schild waar de stierekop op gemonteerd was, zat een koperen plaat. Manuel kon niet lezen wat daar stond, maar hij verbeeldde zich dat er woorden ter herinnering aan zijn broer op stonden. Och, het was een goeie vent geweest. Op de plaat stond: ‘De stier Mariposa, van de hertog van Veragua, die negen lansen incasseerde voor zeven paarden en de dood veroorzaakt heeft van Antonio Garcia, bevechter van jonge stieren, 27 april 1909.’” En dan die pointes tussendoor: “Manuel wapperde met de cape. Daar komt hij weer. Hij trad opzij en maakte weer een veronica. Hij schiet er bijzonder accuraat op af, dacht hij. Hij heeft genoeg gevochten, dus kijkt hij nu uit. Hij jaagt nu. Het is hem om mij te doen. Maar ik geef hem de cape wel. Hij schudde de cape naar de stier, daar komt hij weer, hij stapte opzij. Heel dichtbij deze keer. Ik wil niet zo dicht bij hem werken. De rand van de cape was nat van het bloed waar hij in het voorbijgaan langs de rug van de stier gegleden was. Goed, dit zal de laatste zijn. Manuel stond tegenover de stier daar hij bij iedere aanval met hem meegedraaid was en bood hem de cape met zijn beide handen. De stier keek naar hem. De blik recht op hem gericht, de horens recht vooruit, hield de stier hem in de gaten. ‘Hoeh!’ zei Manuel. ‘Toro!’ en achteroverbuigend zwaaide hij de cape naar voren. Daar komt hij. Hij stapte op zij, zwaaide de cape achter zich, draaide een slag zodat de stier de wapperende cape volgde en toen voor niets kwam te staan, vastgezet door de draai en in bedwang gehouden door de cape. Manuel zwaaide de cape met een hand onder zijn muil om te laten zien dat de stier vaststond en liep weg. Er kwam geen applaus.”

Dat “Er kwam geen applaus” na die hele scène, dát vind ik dus bijzonder knap geschreven. En hetzelfde had iemand kunnen zeggen van het hele verhaal De doders, alleen had ik bij het lezen daarvan zó sterk de indruk dat het een pastiche was dat het niet meer leuk was. Ik las dan wel bij Paul Vanderschaeghe (zie vorige boekbespreking) dat Hemingway zo’n beetje de uitvinder was van wat we tegenwoordig kennen als hard boiled, maar ik las dit verhaal wel ná in het verleden een aantal andere hard boiled verhalen gelezen te hebben en ik kan die niet on-lezen.

Maar dat was niet nodig met Che ti dice la patria?, een verhaal over een autotocht van twee buitenlanders door het Italië waarin het fascisme nog in opkomst was. Een verhaal zonder die veroordeling die je in verhalen van tegenwoordig bijna steevast tegenkomt. Je krijgt een aantal scènes – een fascistische jongeman die meereist op de treeplank van hun auto, portretten van Mussolini op de muren van het stadje Spezia waar ze iets gaan eten, een fascist met politiebevoegdheid die hen tegenhoudt – en op het einde van het verhaal alleen het subtiele: “De hele tocht had ons maar tien dagen gekost. Natuurlijk waren wij tijdens zo’n klein tochtje niet in de gelegenheid geweest om te zien hoe het ging met het land en het volk”.

Subtiel en, zoals eerder gezegd, sec. Gortdroog zelfs. Zoals die scène in Tien Indianen: “’Mijn hart is gebroken’, dacht hij. ‘Met het gevoel dat ik nu heb, moet mijn hart gebroken zijn’. Na een poosje hoorde hij zijn vader de lamp uitblazen en zijn eigen kamer binnen gaan. Hij hoorde de wind opsteken in de bomen buiten en voelde die koel door de muskietendeur komen. Hij lag lange tijd met zijn gezicht in het kussen en na een tijdje vergat hij aan Prudence te denken en ten slotte viel hij in slaap. Toen hij in de nacht wakker werd, hoorde hij de wind in de pijnbomen buiten de hut en de golven van het meer op het strand lopen en hij viel in slaap. In de morgen woei er een harde wind en de golven liepen hoog op het strand en hij was al lang wakker voor hij zich herinnerde dat zijn hart gebroken was.” Of die allerlaatste zin in Een kanarie voor één persoon, een verhaal over een koppel Amerikanen dat op een Franse trein een Amerikaanse tegenkomt die de mond vol heeft over welke goede echtgenoten Amerikanen wel zijn: “Wij keerden terug naar Parijs om apart te gaan wonen.” Of die zin in Een wedstrijd met inhalen, een vertelling over een alcoholverslaafde verantwoordelijke voor de publiciteit van een reizend theatergezelschap: “Hij lag in bed toen de baas van de revuetroep in zijn kamer kwam en toen de baas weer weggegaan was, vond hij dat hij net zo goed in bed kon blijven.”

Zelfs als je de rest van het verhaal zou moeten afvoeren, zou één zo’n zin het verhaal het lezen waard gemaakt hebben. En de rest van het verhaal moet niet afgevoerd worden. Net zomin als Vijftigduizend dollar, Idylle in de Alpen, of In een ander land. Nee, Mannen zonder vrouwen was een aangename hernieuwde kennismaking met Ernest Hemingway. En voor wie de auteur niet kent ongetwijfeld ook een interessante éérste kennismaking.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !