Voorlopig de laatste van de gekoppelde boeken en dito besprekingen (zie de boekbesprekingen van de voorbije maanden) begin ik met A. Roland Holst door Jan Elemans. Na deze korte biografie volgt In ballingschap – Keuze uit eigen werk van Adriaan Roland Holst zelf, waarna ik weer overga naar stand alone boeken en boekbesprekingen.
Wat deze biografie, verschenen in de serie Ontmoetingen bij Desclée de Brouwer betreft, is er echter sprake van nóg een koppel: een paar weken geleden besprak ik namelijk Ernest Hemingway, een werkje van Paul Vanderschaeghe, verschenen in dezelfde serie. En met dat boekje nog in het achterhoofd was ongeveer de eerste kritiek die op dit A. Roland Holst in me opkwam dat blasé kennelijk een algemene tendens was in de serie. Nu, auteur Jan Elemans was natuurlijk doctor en leraar en publiceerde zelf gedichten in een niet onbelangrijk aantal hoogdravende tijdschriften, en dan is een stevig stukje pretentie natuurlijk nooit ver uit de buurt. Combineer dat met het feit dat Elemans zelf nooit van zijn pen kon leven en je krijgt dit soort teksten: “In 1894 verhuist het gezin naar Hilversum. De jonge Roland Holst bezoekt na de Lagere School niet het Gymnasium maar, als zovele Tachtigers, de HBS, een richting die niets van een vuurgloed boven Troje doet vermoeden. In 1906 wordt Roland Holst toehoorder aan de universiteit van Lausanne waar hij kolleges volgt in de Franse letterkunde. Het jaar daarop zit of draait hij waarschijnlijk op een kruk in het kantoor van de firma te Amsterdam. Dus toch Mercurius? Privélessen tezelfdertijd in Grieks en Latijn doen weer aan Apollo denken. In 1908 laat hij zich inschrijven aan de universiteit van Oxford als student in de politieke ekonomie. Was het daarnet een kwestie van zitten of draaien, hier is het er een van studeren of althans student zijn. In ieder geval behoudt hij zich de rechten voor van een toehoorder. Hij zwerft er rond in alle vrijheid, tussen politieke ekonomie en Engelse literatuur. Hij heeft de tijd, het geld, de kapaciteit en de keuze. Hij aanvaardt bij voorbaat geen enkele discipline, niet die van een uitgestippelde carrière, niet die van een streng omschreven wetenschap, niet die van een overgeleverd christendom. Een zakenman zal er niet uit hem groeien, ook geen Augustinus, nog minder een Calvijn.” Toen ík studeerde hadden wij, zonen uit arbeidersgezinnen, waarvan de ouders serieus hun best moesten doen om de studies en het “kot” gefinancierd te krijgen en we daar zelf ook nog aan bijdroegen met het geld van onze vakantiejob, een omschrijving voor zulke studenten: “Papa heeft geld en ik heb tijd.” Weinig dichterlijk, maar even correct, en véél minder pagina in beslag nemend.
Maar goed, zoals Elemans zelf op de eerste bladzijde van zijn werkje schrijft: “Van dat oeuvre [het werk van Adriaan Roland Holst, noot van mij] is de lezer dan ook afhankelijk, niet van dit boekje.” Ik hou het wat de verdere bespreking betreft van “dit boekje” (52 bladzijden dik, maar gezien het taalgebruik van de auteur toch wel een paar uur werk) dan ook bij een paar losse fragmenten en vaststellingen.
Ten eerste dat “Roland Holst” voor mensen met een zekere belangstelling voor politieke geschiedenis geen onbekende naam zal zijn. Niet omdat Adriaan Roland Holst politiek actief was, maar omdat zijn tante Henriette Roland Holst dat wél was. Hoewel de steenrijke … marxiste hem zachtjes in de richting van het communisme probeerde te trekken, pakte dat gelukkig niet en bleef het onderwerp van deze biografie zijn eigen weg bewandelen (ook hij werd daarin geholpen door het geld van de familie, dát dan weer wel).
Ten tweede dat dit onderwerp zich ook als “echte dichter (…) steeds weer in[liet] met het gelegenheidsvers”, wat leidde tot onder andere “gelegenheidsrijmen” met Sinterklaas en zijn tekst op het nationale monument op de Amsterdamse Dam: “Nimmer, van Erts tot Arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar Geest brak Wet en stelde op de geslagen bres de Mens. Uit die Eersteling daalden de ontelbaren. Duchtend zijn hoge blik deinsden hun zwermen binnen de Wet terug en werden volken en stonden elkander naar het leven: onder nachtgewolkten verward treurspel, dat Wereld heet. Sindsdien werd geen mens vrij dan ontboden van boven zijn dak, geen volk dan beheerst van boven zijn torens. Blijve dat ons bij, verlost als wij werden uit het schrikbewind van een onderwereld. Niet onbeheerst, doch enkel beheerst van boven de wereld blijft vrijheid ons deel.”
Een tekst die Elemans dan weer de ontboezeming ontlokt: “Dat het volk dat opschrift ook zou kunnen begrijpen, lijkt me in dezen niet de eerste eis. Een volk leest slechts onderschriften op het filmdoek en laat zich slechts door de hoogte van een gedenknaald ontzag inboezemen. Vóór alles dient de vraag gesteld of zo’n tekst de besten uit het volk iets te zeggen heeft.” Waarbij Elemans zichzelf ongetwijfeld tot “de besten uit het volk” rekent, zonder dat verder nog te moeten bewijzen.
Iets zegt me dat dát niet is wat Adriaan Roland Holst bedoelde toen hij ter gelegenheid van zijn lidmaatschap van het Kunstenaarscentrum Bergen schreef: “Het democratische is het gelijkmakende, het horizontale: het grasveld. In de maatschappij moeten wij, naar ik hoor, de democratie aanhangen. De Kunst echter, staat of valt, óók in een democratische maatschappij, met het aristocratische, het ongelijke, het onverzoenlijke, het verticale: de eik …” Dat citaat wordt wel aangehaald door Elemans, maar er is natuurlijk ook nog zoiets als omhóógvallen en dat is wat Elemans kennelijk deed.
En ja, Elemans heeft gelijk als hij schrijft dat “de moderne mens (…) bij voorkeur aan de oppervlakte [leeft]. Daar kan hij zich snel verplaatsen, daar wisselen de gebeurtenissen elkaar snel af, daar wordt hij bezig gehouden. Het gaat hem om ontspanning, niet om geestelijke inspanning. Als men hem spreekt over het bestaan, dan denkt hij aan zijn boterham, aan een auto, aan een vijfdaagse werkweek en aan een gezellige film of een boek dat zich vlot lezen laat.” Maar wat heeft dat te betekenen, behalve een mogelijkheid om, met Adriaan Roland Holst als kapstok, te fulmineren tegen al degenen die in tegenstelling tot hijzelf niet behoren tot “de besten uit het volk”? Niks. Alleen al omdat Elemans kennelijk denkt dat dat ten eerste een probleem is en ten tweede typisch voor de moderne mens. Het enige dat daaraan typisch is voor de moderne mens, is dat hij al eens een boek leest en denkt aan zoiets als “een vijfdaagse werkweek”. Dat getuigt al van veel meer ruimte voor geestelijk leven dan de gemiddelde mens vele eeuwen had. Mensen die niet tot “de besten uit het volk” behoren, moeten nu eenmaal werken voor hun boterham en hebben een keer ze daarmee gedaan hebben niet zoveel zin meer om “na [te denken] over het zijn”, dat te “be-leven”, “steeds op zoek [te zijn] naar de diepste bronnen”. Best mogelijk dat “de besten uit het volk” geen “verstrooiing [zoeken] want het oneindige kwelt hen, geen ijdele verplaatsing in deze ruimte want zij weten zich een stip in een grondeloos heelal”, dat zij “verlangen naar geen boek waar veel in gebeurt”. Da’s fijn voor “de besten uit het volk”, maar het is géén probleem voor degenen die die “besten” niet tot hun clubje rekenen. Het enige wat een probleem kan vormen is dat wie niet tot die “besten” behoort, gaat oordelen dat een ander niet mag nadenken, niet mag filosoferen, daar niet mag over schrijven, er geen mening op mag nahouden die niet hapklaar en in een halve minuut te verwerken is. En laat dat nu net zijn wat “de besten uit het volk” tegenwoordig willen afdwingen van die massa die alleen maar goed is om monumenten op de Dam te betalen, eventueel nadat anderen in die massa, op aansturen van andere “besten uit het volk”, andere monumenten omver getrokken hebben.
Maar sta me toe deze bespreking van een biografie toch te beëindigen met wat me ertoe aangezet heeft ook een boek ván het onderwerp ervan te lezen: ten eerste de duidelijk heidense inslag van Adriaan Roland Holst, een inslag die Elemans ondanks zijn blabla toch weet te verduidelijken. Ten tweede de stelling van Elemans dat het hele oeuvre van Holst onderling verbonden is, een stelling waarvan ik bijgevolg verwacht ook de neerslag te zien in de Keuze uit eigen werk die In ballingschap heet. Ten derde een paar stukken uit gedichten opgenomen in deze biografie die zó mooi zijn dat ze de geïnteresseerde noodzakelijk er toe brengen dat hij méér gaat lezen. Met één zo’n citaat brei ik een einde aan deze bespreking:
“Maar enklen, aan ‘t steil eind geboren zijnde
der wereld, en in schemering verloren,
zijn te ver in den donkren wind geboren
en staan, leunend tegen het rotsen einde,
te recht boven het maatloos dreune’ en breken
der vreemde zee en té alleen daarboven
om ooit tot in hun bloed toe te gelooven
het woord van één eeuw en dat woord te spreken.”
Die “enklen, aan ‘t steil eind geboren zijnde”, bevinden zich tegenwoordig helaas niet onder “de besten uit het volk”. Ze hebben dat eigenlijk ook hoogst zelden gedaan. En Adriaan Roland Holst wist dat. Vandaar wellicht ook dat hij zich afzijdig hield van politiek, van eerbetonen, van een publiek leven, en van les geven ...
Wat deze biografie, verschenen in de serie Ontmoetingen bij Desclée de Brouwer betreft, is er echter sprake van nóg een koppel: een paar weken geleden besprak ik namelijk Ernest Hemingway, een werkje van Paul Vanderschaeghe, verschenen in dezelfde serie. En met dat boekje nog in het achterhoofd was ongeveer de eerste kritiek die op dit A. Roland Holst in me opkwam dat blasé kennelijk een algemene tendens was in de serie. Nu, auteur Jan Elemans was natuurlijk doctor en leraar en publiceerde zelf gedichten in een niet onbelangrijk aantal hoogdravende tijdschriften, en dan is een stevig stukje pretentie natuurlijk nooit ver uit de buurt. Combineer dat met het feit dat Elemans zelf nooit van zijn pen kon leven en je krijgt dit soort teksten: “In 1894 verhuist het gezin naar Hilversum. De jonge Roland Holst bezoekt na de Lagere School niet het Gymnasium maar, als zovele Tachtigers, de HBS, een richting die niets van een vuurgloed boven Troje doet vermoeden. In 1906 wordt Roland Holst toehoorder aan de universiteit van Lausanne waar hij kolleges volgt in de Franse letterkunde. Het jaar daarop zit of draait hij waarschijnlijk op een kruk in het kantoor van de firma te Amsterdam. Dus toch Mercurius? Privélessen tezelfdertijd in Grieks en Latijn doen weer aan Apollo denken. In 1908 laat hij zich inschrijven aan de universiteit van Oxford als student in de politieke ekonomie. Was het daarnet een kwestie van zitten of draaien, hier is het er een van studeren of althans student zijn. In ieder geval behoudt hij zich de rechten voor van een toehoorder. Hij zwerft er rond in alle vrijheid, tussen politieke ekonomie en Engelse literatuur. Hij heeft de tijd, het geld, de kapaciteit en de keuze. Hij aanvaardt bij voorbaat geen enkele discipline, niet die van een uitgestippelde carrière, niet die van een streng omschreven wetenschap, niet die van een overgeleverd christendom. Een zakenman zal er niet uit hem groeien, ook geen Augustinus, nog minder een Calvijn.” Toen ík studeerde hadden wij, zonen uit arbeidersgezinnen, waarvan de ouders serieus hun best moesten doen om de studies en het “kot” gefinancierd te krijgen en we daar zelf ook nog aan bijdroegen met het geld van onze vakantiejob, een omschrijving voor zulke studenten: “Papa heeft geld en ik heb tijd.” Weinig dichterlijk, maar even correct, en véél minder pagina in beslag nemend.
Maar goed, zoals Elemans zelf op de eerste bladzijde van zijn werkje schrijft: “Van dat oeuvre [het werk van Adriaan Roland Holst, noot van mij] is de lezer dan ook afhankelijk, niet van dit boekje.” Ik hou het wat de verdere bespreking betreft van “dit boekje” (52 bladzijden dik, maar gezien het taalgebruik van de auteur toch wel een paar uur werk) dan ook bij een paar losse fragmenten en vaststellingen.
Ten eerste dat “Roland Holst” voor mensen met een zekere belangstelling voor politieke geschiedenis geen onbekende naam zal zijn. Niet omdat Adriaan Roland Holst politiek actief was, maar omdat zijn tante Henriette Roland Holst dat wél was. Hoewel de steenrijke … marxiste hem zachtjes in de richting van het communisme probeerde te trekken, pakte dat gelukkig niet en bleef het onderwerp van deze biografie zijn eigen weg bewandelen (ook hij werd daarin geholpen door het geld van de familie, dát dan weer wel).
Ten tweede dat dit onderwerp zich ook als “echte dichter (…) steeds weer in[liet] met het gelegenheidsvers”, wat leidde tot onder andere “gelegenheidsrijmen” met Sinterklaas en zijn tekst op het nationale monument op de Amsterdamse Dam: “Nimmer, van Erts tot Arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar Geest brak Wet en stelde op de geslagen bres de Mens. Uit die Eersteling daalden de ontelbaren. Duchtend zijn hoge blik deinsden hun zwermen binnen de Wet terug en werden volken en stonden elkander naar het leven: onder nachtgewolkten verward treurspel, dat Wereld heet. Sindsdien werd geen mens vrij dan ontboden van boven zijn dak, geen volk dan beheerst van boven zijn torens. Blijve dat ons bij, verlost als wij werden uit het schrikbewind van een onderwereld. Niet onbeheerst, doch enkel beheerst van boven de wereld blijft vrijheid ons deel.”
Een tekst die Elemans dan weer de ontboezeming ontlokt: “Dat het volk dat opschrift ook zou kunnen begrijpen, lijkt me in dezen niet de eerste eis. Een volk leest slechts onderschriften op het filmdoek en laat zich slechts door de hoogte van een gedenknaald ontzag inboezemen. Vóór alles dient de vraag gesteld of zo’n tekst de besten uit het volk iets te zeggen heeft.” Waarbij Elemans zichzelf ongetwijfeld tot “de besten uit het volk” rekent, zonder dat verder nog te moeten bewijzen.
Iets zegt me dat dát niet is wat Adriaan Roland Holst bedoelde toen hij ter gelegenheid van zijn lidmaatschap van het Kunstenaarscentrum Bergen schreef: “Het democratische is het gelijkmakende, het horizontale: het grasveld. In de maatschappij moeten wij, naar ik hoor, de democratie aanhangen. De Kunst echter, staat of valt, óók in een democratische maatschappij, met het aristocratische, het ongelijke, het onverzoenlijke, het verticale: de eik …” Dat citaat wordt wel aangehaald door Elemans, maar er is natuurlijk ook nog zoiets als omhóógvallen en dat is wat Elemans kennelijk deed.
En ja, Elemans heeft gelijk als hij schrijft dat “de moderne mens (…) bij voorkeur aan de oppervlakte [leeft]. Daar kan hij zich snel verplaatsen, daar wisselen de gebeurtenissen elkaar snel af, daar wordt hij bezig gehouden. Het gaat hem om ontspanning, niet om geestelijke inspanning. Als men hem spreekt over het bestaan, dan denkt hij aan zijn boterham, aan een auto, aan een vijfdaagse werkweek en aan een gezellige film of een boek dat zich vlot lezen laat.” Maar wat heeft dat te betekenen, behalve een mogelijkheid om, met Adriaan Roland Holst als kapstok, te fulmineren tegen al degenen die in tegenstelling tot hijzelf niet behoren tot “de besten uit het volk”? Niks. Alleen al omdat Elemans kennelijk denkt dat dat ten eerste een probleem is en ten tweede typisch voor de moderne mens. Het enige dat daaraan typisch is voor de moderne mens, is dat hij al eens een boek leest en denkt aan zoiets als “een vijfdaagse werkweek”. Dat getuigt al van veel meer ruimte voor geestelijk leven dan de gemiddelde mens vele eeuwen had. Mensen die niet tot “de besten uit het volk” behoren, moeten nu eenmaal werken voor hun boterham en hebben een keer ze daarmee gedaan hebben niet zoveel zin meer om “na [te denken] over het zijn”, dat te “be-leven”, “steeds op zoek [te zijn] naar de diepste bronnen”. Best mogelijk dat “de besten uit het volk” geen “verstrooiing [zoeken] want het oneindige kwelt hen, geen ijdele verplaatsing in deze ruimte want zij weten zich een stip in een grondeloos heelal”, dat zij “verlangen naar geen boek waar veel in gebeurt”. Da’s fijn voor “de besten uit het volk”, maar het is géén probleem voor degenen die die “besten” niet tot hun clubje rekenen. Het enige wat een probleem kan vormen is dat wie niet tot die “besten” behoort, gaat oordelen dat een ander niet mag nadenken, niet mag filosoferen, daar niet mag over schrijven, er geen mening op mag nahouden die niet hapklaar en in een halve minuut te verwerken is. En laat dat nu net zijn wat “de besten uit het volk” tegenwoordig willen afdwingen van die massa die alleen maar goed is om monumenten op de Dam te betalen, eventueel nadat anderen in die massa, op aansturen van andere “besten uit het volk”, andere monumenten omver getrokken hebben.
Maar sta me toe deze bespreking van een biografie toch te beëindigen met wat me ertoe aangezet heeft ook een boek ván het onderwerp ervan te lezen: ten eerste de duidelijk heidense inslag van Adriaan Roland Holst, een inslag die Elemans ondanks zijn blabla toch weet te verduidelijken. Ten tweede de stelling van Elemans dat het hele oeuvre van Holst onderling verbonden is, een stelling waarvan ik bijgevolg verwacht ook de neerslag te zien in de Keuze uit eigen werk die In ballingschap heet. Ten derde een paar stukken uit gedichten opgenomen in deze biografie die zó mooi zijn dat ze de geïnteresseerde noodzakelijk er toe brengen dat hij méér gaat lezen. Met één zo’n citaat brei ik een einde aan deze bespreking:
“Maar enklen, aan ‘t steil eind geboren zijnde
der wereld, en in schemering verloren,
zijn te ver in den donkren wind geboren
en staan, leunend tegen het rotsen einde,
te recht boven het maatloos dreune’ en breken
der vreemde zee en té alleen daarboven
om ooit tot in hun bloed toe te gelooven
het woord van één eeuw en dat woord te spreken.”
Die “enklen, aan ‘t steil eind geboren zijnde”, bevinden zich tegenwoordig helaas niet onder “de besten uit het volk”. Ze hebben dat eigenlijk ook hoogst zelden gedaan. En Adriaan Roland Holst wist dat. Vandaar wellicht ook dat hij zich afzijdig hield van politiek, van eerbetonen, van een publiek leven, en van les geven ...
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !