Ik paar graag het nuttige aan … het nuttige. Als ik dus – mits het weer en mijn andere bezigheden het toelaten – ‘s avonds een wandeling door de velden en langs de Scheldedijk ga maken, dan neem ik een boek mee. Lezen terwijl je loopt of fietst, gaat niet (vermoed ik toch), maar terwijl je wandelt gaat het perfect, zeker als je de route die je wandelt, kent als je broekzak.
Alléén moet het boek niet te dik zijn. Aangezien ik op dit moment een turf van zo’n 500 bladzijden aan het lezen ben, neem ik voor mijn wandelingen ander leesvoer mee. Deze Ernest Hemingway van Paul Vanderschaeghe bijvoorbeeld, verschenen in de serie Ontmoetingen bij Desclée De Brouwer. Amper 50 kleine bladzijden dik, dus meteen ook op één avond uitgelezen, dat past.
Niet bijzonder interessant ook, helaas. In deze serie, verschenen in de jaren vijftig, besteedden schrijvers als Adriaan de Roover, Bernard-Frans van Vlierden, Fernand Etienne, Lode Ureel, Leo Simoens en Filip De Pillecyn aandacht aan andere schrijvers, veelal bekender dan zijzelf (ik kende uit het voorgaande rijtje eerlijk gezegd alleen De Pillecyn), zoals, bijvoorbeeld, Paul van Ostaijen, Willem Elsschot, George Bernard Shaw, Kamiel Van Baelen, Rainer Maria Rilke, Stijn Streuvels, Gerard Walschap en deze Ernest Hemingway.
Nu zou ik me eigenlijk moeten schamen dat ik Paul Vanderschaeghe als schrijver niet ken. Vanderschaeghe werd namelijk geboren te Handzame (West-Vlaanderen). En dat is dan wel niet mijn geboorteplaats (zoals héél veel Westvlamingen ben ik geboren in het “moederhuis” in Roeselare), maar wel het dorp van mijn jeugd (ik woonde er voltijds tot mijn 18, in de weekends tijdens mijn studentenjaren en opnieuw voltijds tot ik in het jaar na mijn afstuderen een job vond en mijn biezen pakte). Helaas, het ís zo. En na het lezen van zijn korte inleiding tot de werken van Hemingway kan ik eigenlijk ook niet zeggen dat het me spijt zijn verdere werken niet te kennen. Dit boekje is slecht geschreven én slecht geredigeerd, dikdoenerig, overbodig.
“Niet eens twintig jaar oud”, zo schrijft Vanderschaeghe bijvoorbeeld in de Korte levensbeschrijving, “begon hij, naar oude Amerikaanse gewoonte, de avontuurlijke tocht door een leven rijk aan varianten. Dit bewogen bestaan van de dagloner, boereknecht, schotelwasser, oefenpartner voor boksers, journalist, soldaat en revolutionair hoopte in hem, net als in zoveel andere Amerikaanse auteurs een kostelijke schat aan ervaringen op. Het volstond deze neer te schrijven, zonder omhaal, zonder opgeschroefdheid of gezochtheid, enkel als een vakkundig reporter om te komen tot proza vol echtheid, gedragen door de polsslag van een heerlijke vitaliteit.” Met andere woorden: Hemingway was een man van twaalf stielen en dertien ongelukken, maar heeft daar wel inspiratie in gevonden voor zijn rechttoe-rechtaan proza. Ik weet dat die “met andere woorden” geen vierde van een bladzijde zou vullen in het werkje van Vanderschaeghe, maar het zou wel veel minder onzin bevatten.
Maar goed, wat neem ik wél mee uit dit boekje? Dat Hemingway er een haat/liefdeverhouding op nahield met Spanje, iets waar ik als “romanticus” wel in kan komen. Dat Ezra Pound gedurende een zekere periode van zijn schrijversschap een belangrijke rol speelde in zijn leven. En dat je niet te veel moet verwachten van een schrijver. “Lloyd Shearer vertelt”, aldus Vanderschaeghe, “in ‘Die Huisgenoot’ dat Hemingway nog drie niet gepubliceerde romans in de brandkast van zijn uitgever heeft en momenteel werkt aan een vierde. Wie weet mogen wij ons niet verwachten aan nieuwe verrassingen na ‘The Old Man and The Sea’ dat ons het eindpunt lijkt te zijn van een moeizaam bevochten opgang uit het hardnekkigste individualisme naar het hartelijkste medevoelen met de worstelende mens die zich zelf nog groot kan tonen in de nederlaag.” Er verscheen echter niéts meer van Hemingway voor hij in 1961 zelfmoord pleegde. In 1964 wist zijn weduwe nog wat geld te slaan uit zijn manuscripten met aantekeningen over zijn verblijf in het Parijs van de jaren 1920, in 2005 wisten Lewis en Fleming hetzelfde te doen met zijn dagboeken geschreven tijdens zijn laatste safari richting Kilimanjaro. In 1970 verscheen Islands in the Stream, een – dixit Wikipedia – “ongepolijst (…), maar blijkbaar wel afgewerkt (…) boek (…) [dat] door zijn vrouw Mary Hemingway [werd] gevonden tussen de door hem achtergelaten manuscripten” (bij schrijvers heet dat dus nooit “paperassen”). In 1986 volgde The Garden of Eden, een boek waaraan Hemingway 15 jaar tussen de andere boeken door had zitten werken, wat uiteindelijk, naar verluidt, 48 hoofdstukken en 200,000 woorden opleverde, maar geen afgewerkt geheel en kennelijk iets dat nog héél erg moest bewerkt worden voor publicatie: de uitgever schrapte ongeveer twee derde van het verhaal. En in 1999 probeerde Hemingways zoon Patrick ook nog eens wat te verdienen aan zijn vaders nalatenschap met de uitgave van True at First Light, door een “manuscript” van 200,000 woorden over huwelijksproblemen, cultuurconflicten en persoonlijke relaties te “herwerken” tot een boek van minder dan de helft van dat aantal woorden en – aldus weerom Wikipedia – “de verhaallijn te versterken en er lange beschrijvende passages met vernederende opmerkingen over familieleden en nog levende personen uit te halen”. Kortom, er zat met uitzondering van Islands in the Stream niks in de kluizen van de uitgever dat ook maar enigszins bruikbaar was en The Old Man and the Sea lijkt werkelijk een eindpunt geweest te zijn.
Voor de rest lijkt het mij vooral aangewezen het werk van Ernest Hemingway zélf te lezen in plaats van af te gaan op wat Paul Vanderschaeghe weet te melden over “hard-boiled”, “kommunistische neiging” of barsten in “de existentie van Hemingway”. De Oude Man en De Zee heb ik jaren geleden al eens gelezen en zou ik nu wel eens opnieuw willen lezen. Maar misschien moet ik Mannen zonder Vrouwen, Voor wie de klok luidt en En de zon gaat op …, die zich nog ongelezen in mijn boekenkast bevinden, laten voorgaan. U … leest er nog wel wat over
Alléén moet het boek niet te dik zijn. Aangezien ik op dit moment een turf van zo’n 500 bladzijden aan het lezen ben, neem ik voor mijn wandelingen ander leesvoer mee. Deze Ernest Hemingway van Paul Vanderschaeghe bijvoorbeeld, verschenen in de serie Ontmoetingen bij Desclée De Brouwer. Amper 50 kleine bladzijden dik, dus meteen ook op één avond uitgelezen, dat past.
Niet bijzonder interessant ook, helaas. In deze serie, verschenen in de jaren vijftig, besteedden schrijvers als Adriaan de Roover, Bernard-Frans van Vlierden, Fernand Etienne, Lode Ureel, Leo Simoens en Filip De Pillecyn aandacht aan andere schrijvers, veelal bekender dan zijzelf (ik kende uit het voorgaande rijtje eerlijk gezegd alleen De Pillecyn), zoals, bijvoorbeeld, Paul van Ostaijen, Willem Elsschot, George Bernard Shaw, Kamiel Van Baelen, Rainer Maria Rilke, Stijn Streuvels, Gerard Walschap en deze Ernest Hemingway.
Nu zou ik me eigenlijk moeten schamen dat ik Paul Vanderschaeghe als schrijver niet ken. Vanderschaeghe werd namelijk geboren te Handzame (West-Vlaanderen). En dat is dan wel niet mijn geboorteplaats (zoals héél veel Westvlamingen ben ik geboren in het “moederhuis” in Roeselare), maar wel het dorp van mijn jeugd (ik woonde er voltijds tot mijn 18, in de weekends tijdens mijn studentenjaren en opnieuw voltijds tot ik in het jaar na mijn afstuderen een job vond en mijn biezen pakte). Helaas, het ís zo. En na het lezen van zijn korte inleiding tot de werken van Hemingway kan ik eigenlijk ook niet zeggen dat het me spijt zijn verdere werken niet te kennen. Dit boekje is slecht geschreven én slecht geredigeerd, dikdoenerig, overbodig.
“Niet eens twintig jaar oud”, zo schrijft Vanderschaeghe bijvoorbeeld in de Korte levensbeschrijving, “begon hij, naar oude Amerikaanse gewoonte, de avontuurlijke tocht door een leven rijk aan varianten. Dit bewogen bestaan van de dagloner, boereknecht, schotelwasser, oefenpartner voor boksers, journalist, soldaat en revolutionair hoopte in hem, net als in zoveel andere Amerikaanse auteurs een kostelijke schat aan ervaringen op. Het volstond deze neer te schrijven, zonder omhaal, zonder opgeschroefdheid of gezochtheid, enkel als een vakkundig reporter om te komen tot proza vol echtheid, gedragen door de polsslag van een heerlijke vitaliteit.” Met andere woorden: Hemingway was een man van twaalf stielen en dertien ongelukken, maar heeft daar wel inspiratie in gevonden voor zijn rechttoe-rechtaan proza. Ik weet dat die “met andere woorden” geen vierde van een bladzijde zou vullen in het werkje van Vanderschaeghe, maar het zou wel veel minder onzin bevatten.
Maar goed, wat neem ik wél mee uit dit boekje? Dat Hemingway er een haat/liefdeverhouding op nahield met Spanje, iets waar ik als “romanticus” wel in kan komen. Dat Ezra Pound gedurende een zekere periode van zijn schrijversschap een belangrijke rol speelde in zijn leven. En dat je niet te veel moet verwachten van een schrijver. “Lloyd Shearer vertelt”, aldus Vanderschaeghe, “in ‘Die Huisgenoot’ dat Hemingway nog drie niet gepubliceerde romans in de brandkast van zijn uitgever heeft en momenteel werkt aan een vierde. Wie weet mogen wij ons niet verwachten aan nieuwe verrassingen na ‘The Old Man and The Sea’ dat ons het eindpunt lijkt te zijn van een moeizaam bevochten opgang uit het hardnekkigste individualisme naar het hartelijkste medevoelen met de worstelende mens die zich zelf nog groot kan tonen in de nederlaag.” Er verscheen echter niéts meer van Hemingway voor hij in 1961 zelfmoord pleegde. In 1964 wist zijn weduwe nog wat geld te slaan uit zijn manuscripten met aantekeningen over zijn verblijf in het Parijs van de jaren 1920, in 2005 wisten Lewis en Fleming hetzelfde te doen met zijn dagboeken geschreven tijdens zijn laatste safari richting Kilimanjaro. In 1970 verscheen Islands in the Stream, een – dixit Wikipedia – “ongepolijst (…), maar blijkbaar wel afgewerkt (…) boek (…) [dat] door zijn vrouw Mary Hemingway [werd] gevonden tussen de door hem achtergelaten manuscripten” (bij schrijvers heet dat dus nooit “paperassen”). In 1986 volgde The Garden of Eden, een boek waaraan Hemingway 15 jaar tussen de andere boeken door had zitten werken, wat uiteindelijk, naar verluidt, 48 hoofdstukken en 200,000 woorden opleverde, maar geen afgewerkt geheel en kennelijk iets dat nog héél erg moest bewerkt worden voor publicatie: de uitgever schrapte ongeveer twee derde van het verhaal. En in 1999 probeerde Hemingways zoon Patrick ook nog eens wat te verdienen aan zijn vaders nalatenschap met de uitgave van True at First Light, door een “manuscript” van 200,000 woorden over huwelijksproblemen, cultuurconflicten en persoonlijke relaties te “herwerken” tot een boek van minder dan de helft van dat aantal woorden en – aldus weerom Wikipedia – “de verhaallijn te versterken en er lange beschrijvende passages met vernederende opmerkingen over familieleden en nog levende personen uit te halen”. Kortom, er zat met uitzondering van Islands in the Stream niks in de kluizen van de uitgever dat ook maar enigszins bruikbaar was en The Old Man and the Sea lijkt werkelijk een eindpunt geweest te zijn.
Voor de rest lijkt het mij vooral aangewezen het werk van Ernest Hemingway zélf te lezen in plaats van af te gaan op wat Paul Vanderschaeghe weet te melden over “hard-boiled”, “kommunistische neiging” of barsten in “de existentie van Hemingway”. De Oude Man en De Zee heb ik jaren geleden al eens gelezen en zou ik nu wel eens opnieuw willen lezen. Maar misschien moet ik Mannen zonder Vrouwen, Voor wie de klok luidt en En de zon gaat op …, die zich nog ongelezen in mijn boekenkast bevinden, laten voorgaan. U … leest er nog wel wat over
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !