Als ik het goed berekend heb, zal ik deze boekbespreking op mijn blog
publiceren zo omstreeks halverwege september, maar ze is wel al
geschreven aan het begin van juli. Met meer dan twee boekbesprekingen
per week wil ik mijn schaarse lezerspubliek immers niet lastigvallen,
maar ik léés tegenwoordig wel meer dan gemiddeld twee boeken (of
boekjes) per week en vind het niet erg een paar besprekingen op
voorraad te hebben, dus schrijf ik ze toch maar, in de wetenschap dat
ze pas een aantal maanden later zullen gelezen worden. Niet erg ook,
al moet er bij besprekingen van een boekje uit de serie Phoebus
Focus dan eventueel wel vermeld worden dat het meekwam met
OKV-magazine van maand X/Y van jaar Z, in casu
juni/juli van 2024, al was het maar omdat tegen dat deze bespreking
verschijnt allicht alweer een nieuwe editie van dat blad zal
verschenen zijn.
Enfin, dat maakt ook niet zoveel uit: de eerste druk van dit boekje,
Portret van Henricus Liberti, ondertitel Een muzikaal
schilderij van Antoon Van Dyck (1599-1641), dateert immers van
februari 2022, de tweede druk van februari 2024, en zoals gewoonlijk
bij The Phoebus Foundation is het drukwerk weer dik in orde:
een omslag in reliëf, een verlaagde gouden titel, glanzende pagina’s
als inhoud, qua drukwerk valt in ieder geval geen verschil te merken
ten opzichte van de eerste druk van de zesentwintig aan dit boekje
voorafgaande delen (waarvan de besprekingen allemaal terug te vinden
zijn via deze link).
Een compliment dat ik meteen graag uitbreid naar de inhoud toe: veel
foto’s (in dit nummer XXVII zijn er overigens maar zes van de
vierendertig afbeeldingen die als inhoud het in de titel vermelde
werk hebben, wat een betere score is dan in sommige voorgaande
nummers, waar het besproken werk tot in den treure bleef afgebeeld
worden, ook als een extra afbeelding geen klaarblijkelijk nut had),
een aantal in aparte kadertjes gebrachte interessante zijsprongen
(zij het dat er ook dáárvan in dit nummer niet te veel zijn), en
een goed samenhangend ‘verhaal’ van de hand van Timothy De Paepe,
die ook al verantwoordelijk tekende voor de inhoud van nummer IX in
de serie, Elegant gezelschap in een tuin.
Dat De Paepe wat meer originaliteit zou kunnen tonen in zijn
ondertitels – in het geval van Elegant
gezelschap in een tuin luidde die immers Een muzikaal
schilderij vol zestiende-eeuwse wijsheid – mag gezegd worden,
maar goed, hij promoveerde, dixit de achterflap, “in 2011 op een
proefschrift over theater en opera in Antwerpen in de zeventiende en
achttiende eeuw” en publiceerde in 2018 een boek onder de titel
Antwerpen Klavecimbelstad, dus zal hij wel simpelweg een
voorkeur hebben voor werken geassocieerd met muziek.
Of hij, zoals zijn naam- en leeftijdsgenoot Harry De Paepe (geen
idee of de twee familie zijn, al doen hun voornamen ook verdacht
gelijksoortig aan), ook een liefde voor Antwerpen én voor Engeland
heeft, is me niet bekend, maar dat dit boekje als achtergrond zowel
Antwerpen als Engeland heeft, is meteen al van bij het Voorwoord
van Katharina Van Cauteren duidelijk: “Sir Anthony Van Dyck leerde
de Engelsen schilderen. Dat deed hij zo goed, dat ze aan de andere
kant van het Kanaal al eens vergeten dat Van Dyck geen Engelsman was,
maar een getogen Antwerpenaar. Geen wonder: tot diep in de
negentiende eeuw waart de geest van Sir Anthony door de Engelse
portretkunst. Dames worden sierlijk en vanuit licht
kikvorsperspectief in beeld gebracht. Heren kijken schijnbaar
nonchalant opzij. Een tafereel van Van Dyck lijkt in niets op de
klassieke, stijfdeftige portretten die nog steeds de norm zijn in het
Engeland van de vroege zeventiende eeuw. Wanneer de schilder zich in
1632 definitief in Londen vestigt, staat de elite in de rij (…)
Maar ook in Londen zijn de Nederlanden nooit ver weg. De Engelse
koningin Henriëtta Maria is katholiek, wat mee de goede banden
verklaart met het hof van de aartshertogen Albrecht en Isabella in
Brussel. Hun hofkapel staat onder leiding van de Engelsman Peter
Philips. En ook in Antwerpen komt de organist van de kathedraal van
over het Kanaal: John Bull is er de rechtstreekse voorganger van
Henricus Liberti. In omgekeerde richting moet de muziek van Liberti
ongetwijfeld zijn gesmaakt aan het Engelse hof: de aanwezigheid van
het door Van Dyck geschilderde portret van de muzikant in Whitehall
Palace lijkt daarvoor het beste argument.”
Al werd dat portret geschilderd in Antwerpen en is er over de muziek
van Henricus Liberti nauwelijks iets geweten, kan daar aan toegevoegd
worden, wat ook is wat De Paepe (onder andere) doet in het
zeventigtal bladzijden dat na het Voorwoord van Van Cauteren
nog volgt (of toch in de zesentwintig bladzijden daarvan die tekst
bevatten). De nog openstaande vraag waar Liberti geboren werd,
beantwoordt hij in het hoofdstukje Hendrik van Groeninghen met
de eerder door de Nederlandse musicoloog Rudolf Rasch in diens in
1985 gepubliceerde proefschrift De cantiones natalitiae en het
kerkelijke muziekleven in de Zuidelijke Nederlanden gedurende de
zeventiende eeuw geponeerde stelling dat Liberti “omstreeks
1610 werd geboren als Hendrik van Groeninghen”, wellicht in ‘s
Hertogenbosch, maar met een familienaam die “aan[gaf] dat de
wortels van zijn familie noordelijker lagen, in Groningen” (wat –
zie verder – intussen in verder onderzoek bevestigd werd), terwijl
zijn achternaam Liberti “wellicht [verwijst] naar de naam van zijn
vader, die Libertus (Liebrecht) zou hebben geheten.” En behalve dat
hij, zoals ook al door Van Cauteren aangegeven, John Bull opvolgde
als organist van de Antwerpse kathedraal (al vanaf zijn zestiende als
vervanger, overigens, vanaf zijn achttiende, wegens het overlijden
van Bull, helemaal), “onder meer [werd] ingeroepen als adviseur bij
de bouw van het Lanoy-orgel in de Antwerpse Sint-Jacobskerk en bij de
vernieuwing van het grote orgel in de kathedraal”, en “ook buiten
de Scheldestad (…) bekend [stond] als een virtuoos”, weet hij ook
nog dit te melden: “In 1633 kreeg hij een positie in de muziekkapel
van aartshertogin Isabella aan het Brusselse hof aangeboden. Dat
Liberti op de radar van de landvoogdes verscheen, doet vermoeden dat
hij eerder al aan het hof had opgetreden. Opvallend genoeg sloeg
Liberti het aanbod af. Waarom weten we niet.”
Waarom Van Dyck Liberti heeft geschilderd óók niet. Hij kán hem,
toen hij tussen 1627 en 1632 in Antwerpen verbleef, hebben horen
spelen, maar zeker is dat niet. Liberti kan in theorie het portret
zelf besteld hebben, maar dat is gezien zijn ongetwijfeld niet al te
hoge inkomen weinig waarschijnlijk. Zijn schoonvader, Herman Gardini,
die een stuk rijker was, kan het portret besteld hebben, maar er is
geen feitenmateriaal om dat te bewijzen en enkele jaren nadat Liberti
getrouwd was met diens dochter hing het portret al in het paleis van
de Engelse koning, dus is ook dat niet erg waarschijnlijk.
Over de ontstaansreden van het schilderij valt dus weinig zinnigs te
zeggen, maar De Paepe heeft van bij het in genoemd paleis
terechtkomen van het schilderij wel aardig de verdere gangen ervan
meegegeven in dit boekje: in 1639 hing het in ieder geval in de Bear
Stake Gallery van Whitehall (destijds “de voornaamste
residentie van de Engelse vorsten in Londen”), samen met onder
andere werken van Rubens, Titiaan, Rafaël en Correggio, en naast een
ander werk van Van Dyck, een portret van hofcomponist Nicholas
Lanier; in 1650, onder Oliver Cromwell (en na de onthoofding van
genoemde Engelse koning) werd het schilderij, toen bekend als Ye
singing man, samen met “maar liefst vierenvijftig andere
werken” verkocht aan “Jan Baptist Jaspers (Gaspars) (1620-1691),
de uit Antwerpen afkomstige assistent van kunstschilder Sir Peter
Lely (1618-1680), zelf ook een begenadigd schilder”, maar “Jaspers
hield het schilderij niet lang bij zich, want in 1676 hing het te
pronken in de Londense residentie van Henry Bennet (1618-1685), de
eerste graaf van Arlington” en gehuwd met Elisabeth van
Nassau-Beverweerd, kleindochter van Maurits van Oranje, die het werk
graag toonde aan zijn gasten, maar – ondanks het feit dat hij het
al kende van aan het hof van Karel I – óók niet kon zeggen wie er
op te zien was (de zekerheid daaromtrent danken we aan een gravure
van het schilderij); in 1685 ging het mét de plaats waar het toen
hing, Euston Hall in Suffolk, over in handen van Isabella, dochter
van Bennet en na het overlijden van haar en haar man, in handen van
haar zoon, zoals zijn vader Henry FitzRoy (een bastaard van Karel II)
hertog van Grafton, bij wiens kinderen, kleinkinderen, enzovoort het
vele generaties zou blijven. Voor de driehonderdste verjaardag van
Antoon Van Dyck, en ter meerdere eer en glorie van een vergeefs naar
een eigen identiteit zoekend belgië, kwam het in 1899 even terug
naar Antwerpen, maar pas in 1923 verdween het definitief uit Euston
Hall en tot 2014 ook “van de kunsthistorische radar” nadat het
bij Christie’s aan een andere adellijke familie verkocht
was. Pas in dat laatste jaar “haalde The Phoebus Foundation het
werk weer naar huis, naar Antwerpen”.
Al circuleerden er intussen een aantal andere versies en, min of meer
geslaagde, kopieën van, die óók uitgebreid ter sprake komen in dit
boekje. Niets dat echt kan tippen aan Van Dycks werk, natuurlijk
(naar mijn persoonlijk oordeel schilderde Van Dyck, “il meglior
mio discepolo” van Peter Paul Rubens, overigens beter dan zijn
quasi heilig verklaarde meester), maar het feit dat die kopieën
onder andere terug te vinden zijn in de Alte Pinakothek in
München, het Museo Nacional del Prado in Madrid, Knole
House in Sevenoaks en het Rijksmuseum in Amsterdam zegt
wel wat over de “grote aantrekkingskracht” die het schilderij ook
op andere schilders uitoefende, en de kopieën die gemaakt werden in
zijn eigen atelier mogen er sowieso wezen.
Reden van de aantrekkingskracht van het Portret van Henricus
Liberti lag overigens volgens De Paepe “niet (enkel) in de
geportretteerde. Van Dyck heeft meer dan het portret van een man
gecreëerd: hij bracht de muziek en de artistieke inspiratie in
beeld. Uiteindelijk stond niet (alleen) de artiest centraal, maar
(ook) zijn artistieke bevlogenheid en zijn muzikale dialoog met het
hogere. Niet de musicus en zijn composities waren voor de eeuwigheid,
maar de muziek zelf.” Niet de musicus zelf, noch zijn composities
dus, maar ter gelegenheid van deze boekbespreking ben ik toch even
gaan kijken op het internet of ik wat kon vinden van Liberti.
“Liberti’s bundel met dansmuziek ging helaas verloren”, lees ik
bij De Paepe, “net als een groot deel van zijn andere werken. Er
zijn van zijn hand slechts een paar orgelwerken volledig
overgeleverd. Dat geldt ook voor twee motetten en twee meerstemmige
kerstliederen, zogenaamde cantiones natalitiae.” “Op die twee
kerstliederen, en op nog enkele onvolledig overgeleverde exemplaren,
is Liberti’s reputatie als componist gebaseerd”, schrijft hij
verder, waarbij mij niet duidelijk geworden is of de leesbare
partituur die Liberti vasthoudt op de gravure die Pieter II De Jode
van het originele werk maakte en gepubliceerd werd in Van Dycks
Icones Principum Vivorum, een partituur die niet leesbaar is
bij Van Dyck maar waarschijnlijk toch geschreven is door Liberti
zelf, de partituur van een canon die de titel A 4 Ars longa, vita
brevis meekreeg, tot de “onvolledig overgeleverde exemplaren”
gerekend wordt, maar ik vond van Liberti op YouTube in ieder
geval Venite simul o Pastores
gezongen door de Duitse Britta Schwarz.
Niet meteen veel ‘gegevens’ om de kwaliteit van Liberti’s
muziek te beoordelen (al helemaal niet voor een amateur als ik, al
heb ik dan vrij veel klassieke muziek in mijn collectie zitten), maar
de compositie klinkt in ieder geval niét als een reden om het
eigenlijke werk van Henricus Liberti te vergeten.
Een interessant boekje om lezen dus, dit Portret van Henricus
Liberti, maar ik doe er voor de liefhebbers ook graag nog twee
extraatjes bij: een podcast
daterend van 19 februari van dit jaar met als titel Nieuwe
gegevens over de barokke componist Henricus Liberti (over
onderzoek van Leen Kelchtermans,
die een onaangename stem heeft om naar te luisteren, maar daarom niet
minder gedegen werk levert, óók binnen de serie Phoebus Focus)
en eentje
daterend van februari vorig jaar waarin de auteur van dit boekje te
gast is. Veel lees- en luisterplezier gewenst!
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !