maandag 16 augustus 2021

Elegant gezelschap in een tuin – Een muzikaal schilderij vol zestiende-eeuwse wijsheid – Timothy De Paepe (boekbespreking door Björn Roose)

Elegant gezelschap in een tuin – Een muzikaal schilderij vol zestiende-eeuwse wijsheid – Timothy De Paepe (boekbespreking door Björn Roose)
De Phoebus Foundation is al sinds oktober 2018 een regelmatig opduikende gast in mijn boekbesprekingen. Niet de Foundation zelve, natuurlijk, maar de boekjes die deze publiceert in de serie Phoebus Focus, waarvan dit Elegant gezelschap in een tuin – Een muzikaal schilderij vol zestiende-eeuwse wijsheid alweer het negende is. Sinds mijn bespreking van nummer acht, Apollo op de zonnewagen – Een barok meesterwerk van Jan Boeckhorst (1604-1668), ben ik opgehouden alle eerder besproken boekjes op te sommen en daar ga ik ook nu geen verandering in brengen, maar ik verwijs wél graag opnieuw naar de pagina op mijn blog waar al deze besprekingen te vinden zijn. Deze keer zelfs op volgorde, gezien ik intussen de mogelijkheid om te sorteren heb ontdekt.

Dat gezegd zijnde, kan ik u ook al meegeven dat u het na deze bespreking even zonder nieuwe besprekingen van boekjes uit de serie Phoebus Focus zal moeten doen. Na nummer negen volgt immers nummer tien en dat nummer tien, Portret van een jonge vrouw – Minzame dames op hun mooist in de zeventiende eeuw, besprak ik zo’n twee jaar geleden al: ik kon het immers in dat jaar in ontvangst nemen naar aanleiding van de tentoonstelling PiKANT! van de Phoebus Foundation.

Dit jaar, 2021, moe(s)t ik het opnieuw doen zónder tentoonstelling van de stichting – en zolang de flauwekul met mondmaskers en vaccinatie- en/of testdwang blijft duren, zal dat niet veranderen –, maar de boekjes blijven in ieder geval genieten. Zo ook dit exemplaar, geschreven door Timothy De Paepe. Die was toen dit boekje werd uitgegeven, in 2019, nog convervator van Museum Vleeshuis, in het bijzonder van de collectie van zo’n 3000 “muziekobjecten”, is intussen directeur geworden van datzelfde museum, en is ook verbonden aan de Universiteit Antwerpen. Hij studeerde dan wel Germaanse Taal- en Letterkunde, maar is dus, zo blijkt ook uit dit boekje, zeer goed thuis in de wereld van de muziek.

Hoeft het nog gezegd dat Katharina Van Cauteren, “stafchef van de kanselarij van The Phoebus Foundation”, ook nu weer tekende voor het voorwoord? Ik vermoed van niet, maar heb het bij deze toch maar gedaan. Hoef ik er op te wijzen dat ook dít boekje weer zeer mooi vormgegeven is en voorzien van massa’s illustraties (goed voor zo’n 64 van de 100 bladzijden)? Ik vermoed van niet, maar heb ook dát weer gedaan. Terecht, want bij boeken over beeldende kunst hóren illustraties, hóren afbeeldingen van wat besproken wordt (in deze editie bijvoorbeeld een schitterende van Portret van aartshertog Albrecht van Peter Paul Rubens). Zoals al wel eens eerder aangehaald, is het jammer dat ik die afbeeldingen niet kan meegeven in mijn besprekingen, maar laat net dat een aanzet zijn tot het aankopen van deze boekjes.

In dit geval een boekje over “een groep vrienden” die in een tuin “genieten van het leven”, iets wat ons inmiddels al anderhalf jaar niet meteen makkelijker gemaakt wordt. Vergeef mij dus dat ik de figuur, “verborgen in het groen – een groteske, naakte en kwaadaardige vrouw”, die mogelijk “dit idyllische tafereel [komt] verstoren” onwillekeurig vergelijk met de “experten” en “leiders” waaraan onze landen zo rijk zijn en waaraan we desondanks zo weinig hebben.

De aandachtige lezer had al uit de titel afgeleid dat de auteur van het werk niet bekend is. “Omgeving van Joris Hoefnaegel” is dan ook de oorsprong die genoemd wordt, waarmee aangeuid wordt “dat het schilderij wellicht niet van Joris Hoefnagel zelf was, maar uit de periode stamt waarin Hoefnagel actief was, en dat het bovendien onder zijn directe invloed ontstond”. In het boekje wordt dus sowieso enige aandacht besteed aan deze Joris Hoefnagel en, uiteraard, zijn omgeving, een omgeving waarin we onder andere Christiaan Huygens, vader van “de diplomaat en dichter Constantijn Huygens” en grootvader van “de astronoom en wiskundige Christiaan Huygens”, terugvinden.

En of het werk nu van hemzelf afkomstig is of uit zijn “omgeving”, Joris Hoefnaegel is een prachtige kapstok om onder andere de volgende onderwerpen aan op te hangen: de Beeldenstorm en de initiator daarvan, Sebastiaen Matte; het onzekere bestaan van kunstschilders, maar ook de mogelijkheid dat ze zich bonden aan “een kunstzinnige machthebber”, zoals in het geval van Hoefnagel keizer Rudolf II er een was; “emblemen”, opgebouwd uit “motto, pictura en gedicht”; het decor van buitenplaatsen (ook bijvoorbeeld voor Giovanni Boccaccio’s Decamerone, die ik hier besprak) en tuinen (als dusdanig al een paar eeuwen “populair en betekenisvol (...) voor schilders, tekenaars en tapijtontwerpers” toen dit schilderij in de late zestiende eeuw gemaakt werd); de evolutie van de tuinarchitectuur; en uiteraard de ook al in de titel van het boekje vernoemde muziek. Het “elegant gezelschap” waarvan sprake vermaakt zich in de tuin immers met eten, drinken, muziek maken en dansen, waarbij het dansen en musiceren het grootste deel van de ruimte in beslag neemt. Terwijl musiceren toch “eeuwenlang een dubieuze activiteit [was]. In de middeleeuwen stond men afwijzend tegenover alle muziek die niet in dienst stond van God. Zowat alle instrumentale muziek en alle wereldlijke vocale muziek kregen een twijfelachtige bijklank of werden zelfs in de ban gedaan. Wereldlijke muziek was iets voor bordelen en herbergen, en het was het domein van haveloze, stelende, rondtrekkende professionele muzikanten én van bedelaars.” Een visie op muziek die wellicht zou kunnen gedeeld worden door de mannen die het nu opnieuw voor het zeggen hebben in Afghanistan (wie de terugkomst van de taliban verrassend vindt, heeft trouwens duidelijk geen weet van de jongste halve eeuw geschiedenis aldaar), maar dan zonder dat rondtrekkende muzikanten en bedelaars daarin enige verlichting kunnen brengen.

Niet alleen de rondtrekkende muzikanten zijn overigens duidelijk professioneel: ook Timothy De Paepe is dat. Dat “de luitspeler (…) de luit naar zijn rechterzijde [houdt]”, zag ik ook wel nadat de auteur er op gewezen had, maar die auteur vraagt zich ook af of er een mogelijkheid bestaat dat die houding niet “vanwege de compositie” is ingegeven, maar omdat de schilder mogelijk “toch niet zo heel vertrouwd met het instrument [was]”. En dan heeft hij het ook nog over de cister, het klavier (“wellicht (…) een virginaal”), de dans waaraan het “elegant gezelschap” zich waagt (een gaillarde) en de technische moeilijkheid daarvan (voor mij is een simpele “een-twee-drie, een-twee-drie” al té moeilijk als het over dansen gaat).

En ten slotte komen ook nog de vogels aan bod waarmee het onderste deel van het schilderij gevuld wordt: “Niet allemaal zijn ze even precies weergegeven, en zeker de onderlinge verhoudingen kloppen niet. Toch is het mogelijk om de soorten – met enig voorbehoud – te identificeren. In de boom zit wellicht een torenvalk (of is het een kiekendief?). Onderaan, van links naar rechts, zien we een aalschover, een gaai (‘Vlaamse gaai’), een bosuil, een goudvink, een fazantenhen, een koekoek (of is het een holenduif?) en een kleurrijke ijsvogel, een kerkuil en ten slotte mogelijk een grote trap.” Dat gevogelte voegt, aldus de auteur, “een betekenislaag toe aan het schilderij” en dat is geen al te positieve: domheid, gulzigheid, overmoed, ijdelheid, onkuisheid, wellust, …

Eindigen doet De Paepe met de “groteske, naakte en kwaadaardige vrouw” waarover we het eerder al hadden: Invidia, “de verpersoonlijking van afgunst, nijd en jaloezie” en zuster van Superbia, Avaritia, Gula, Acedia, Ira en Luxuria. Die komt ook nog eens in geschrift voor in de spreuk die op het schilderij staat: “Invidia est mala res ipsi sibi pessima et ista non canet humanum pinnigeruinos genus”. Ik houd het bij de vertaling uit de losse pols van de auteur, want mijn Latijn is wel zeer roestig: “De schilder waarschuwt de toeschouwer dat afgunst (Invidia) een uiterst kwalijke zaak is, verfoeilijk in en van zichzelf, en dat mensen noch vogels deze zonde ontberen.”

Met die wijze woorden beëindig ik graag deze boekbespreking.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !