vrijdag 6 augustus 2021

Sport en bondig – Marc de Bie (boekbespreking door Björn Roose)

Sport en bondig – Marc de Bie (boekbespreking door Björn Roose)
De achterflap van dit bij Uitgeverij Heideland-Orbis te Hasselt in 1973 uitgegeven boekje weet te melden dat Marc de Bie naast “stukjesschrijver” “ook nog toneelauteur en hoofdredacteur [is] van het verdomd populaire ‘Voetbalclub V.J. Baardegemnieuws’ dat te pas en te onpas aan de 32 gezinnen van zijn gemeente bedeeld wordt”, waarmee de lezer meteen al een inkijkje krijgt in de wereld waarin de cursiefjes van Marc de Bie zich afspelen, maar over de auteur verder helaas niet veel te weten komt.

Over naar het internet dus, waar hij op zijn eigen pagina’s zowel Mark als Marc blijkt te heten. “Geboren in 1939. Gepensioneerde van de Nationale Bank van België. Diploma: graduaat bibliotheekwetenschappen”, lezen we er als autobiografische gegevens, maar dat is het dan ook. Verder: “Debuteerde als auteur van cursiefjes. Schakelde over op toneel.” Dat laatste nogal stevig, zo blijkt: een kleine vijftig stukken staan er vermeld op de pagina’s van de auteur, naast uiteraard de cursiefjes, het proza en de voordrachten die hij – als het goed is – nog steeds geeft. Onder die toneelstukken enig bekend werk overigens: De dag dat het kampioenschap van België verreden werd, Alfa papa tango en De Paradijsvogels. Alledrie inderdaad ooit op de BRT/VRT vertoond.

Daarmee kan u de man in ieder geval plaatsen, al is dat met stukjes als degene die opgenomen werden in dit Sport en bondig niet per se nodig. “De ervoor nodige inspiratie deed de auteur”, aldus de achterflap, “op in zijn onmiddellijke omgeving en in de gewestsportbladzijde van de krant, ‘die spiegel van een volk, overvol bewijzen van onvolwassenheid en naamloze grootheid’. Hij slaagde erin gestalte te geven aan een in de Vlaamse pers vrij zeldzaam sportexemplaar: de anonieme anti-held, de figurant van wielerkermissen, voetbalpleintjes en duivencafé’s.” Een wereld die er ook vandaag nog ergens op de achtergrond is, dat wel, maar waarmee velen nog nauwelijks voeling zullen hebben. Ikzelf heb hem in mijn prille jeugd nog van aan de zijlijn meegemaakt, zij het minder als sportieveling: in mijn buurt met zijn lokale voetbalploeg, in mijn straat met zijn cafés waar het wc nog een hokje-met-hartje-in-de-deur op het erf was, zijn eierkoersen (als dat u niets zegt, hebt u er nooit aan een deelgenomen), zijn sociale controle en grove pesterijen, het “wieder” en “oal de reste zien zieder”, een wereld die samen met onze jeugd verging … maar wel nog uit alle bladzijden van dit boekje ademt.

De Bie brengt het in overdreven vorm, maar met liefde, en vult zijn sportverhalen aan met “absurditeiten en persiflages (…), satires, grafschriften en pastiches, zelfs een echtelijk drama en een paar minder vrolijke dingen”. En sport was toen nog niet datgene wat als dusdanig op tv kwam. De wereld was klein, maar eigenlijk ook niet echt: “Ik ben jaloers op die van Moorsel, een boogscheut hiervandaan. Daar hebben ze van alles, een echte voetbalploeg op een echt terrein, en Mongke Lombaert die verleden week nog favoriet was in het kampioenschap van de Denderstreek. En op die van Meldert, analfabeten, stropers en dieven, waar we met tegenzin op beeweg gaan, alleen omdat het moet. Maar te Meldert hebben ze een bokser. Hij deelt echte foto’s uit. Daarop staat zijn naam (zijn boksersnaam): Jean di Cassio, zwaargewicht-poids lourd, zijn stal : Boxing Club Brussels, en, in grote, rode letters, zijn woonplaats : Meldert, jaja, Meldert!” Of: “Hij kwam uit St.-Martens-Bodegem, wat een heel eind van ons vandaan is, en meer behoort daar niet over gezegd. Nu ja, St.-Martens-Bodegem. Zijn eerste bevelen klonken alsof hij van nog een stuk verder kwam.” Of nog: “Vroeger: dat was, juist na de oorlog, de beslissende match tegen Blue Star Haasdonk. Als we ‘s morgens na de hoogmis vertrokken, te Grembergen in de Spanuit een boterham aten, en te Hamme de verkeerde weg opgestuurd werden.”

Maar “klakken” (petten voor de Noord-Nederlandse lezers) en “schabben” (“schorten” voor zowat iedereen tegenwoordig), ja, die waren toen wél alledaags. Zelfs op foto’s: “Neven hem ontwaren we de klak van Cyriel Maes, de kranige ondervoorzitter. Waarom alleen die klak? Ehwel, we zien alleen die klak omdat Cyriel verkouden is en op het ogenblik van de opname niest.” En lanen waren nog gewoon wegels: “Het was anders een goeie trainer, die van ons. Velen pinkten een traan weg toen hij de laan uitgestuurd werd. Die laan is een nogal ruime definitie voor het wegeltje dat naar onze installaties leidt; we liggen vlak in een kadastraal segment dat uit een in hoofdzaak kleiachtige bovenlaag bestaat.”

En overdrijven, dat is, zoals de achterflap al aangaf, een dingetje bij Marc de Bie. Als hij het heeft over de eerste zege van “de Witten van Zjef van Pa”, bijvoorbeeld: “Izedoor van Blokmakers, een gepensioneerd aannemer van wegenwerken, zorgt voor het vervoer. Hij heeft een goeie, ouwerwetse camionette. Daar kan alles in : tuben, massagekistje, reservewielen en -kettingen, de fiets van de Witten, de vader van de Witten, de drie schoonbroers van de Witten die ‘s zomers de nacht doen op de fabriek, het lief van de Witten en natuurlijk ook de Witten zelf.” Er was vroeger een politieke partij die wel eens als slogan De kracht van een overtuiging hanteerde (en daar zelf nog in geloofde ook), maar de kracht van de overdrijving werkt in ieder geval bijzonder goed bij de Bie.

Net zoals de verbanden die hij legt, zij het niet noodzakelijk in letterlijke zin. In Een zaterdag in december bijvoorbeeld, waarin hij het heeft over een voetbalmatch tussen enerzijds “zaalzangers en misdienaars” en anderzijds “de inviterende ploeg der wipschutters”: “Het eerste slachtoffer was onze buitenrechts, een kraan van een tenor. Hij verzuimde rekening te houden met de oneffen bodem en was meteen aan een zeldzame contra-ut en een verstuikte enkel toe.” En verder: “Gelukkig redde Maxens Margriet door een behandeling met ijskoud water en whisky in hete koffie mijn fonetische en andere functies.” Of, nog in de wereld van de verbanden, dit stukje uit Paarden en amazones: “Soms worden amazones over het paard getild. Een over het paard getilde amazone herken je aan de waardigheid waarmee ze door de Voorkempense beuke- en eikedreven draaft. Wie over het paard wordt getild, kneust van tien negen zijn ribben, wie zijn ribben kneust, moet in een keurslijf van elastische windels. Daarmee is de pijn nog niet over. Het verklaart slechts de pijnlijke waardigheid van de amazone.”

Verbanden worden er trouwens ook gelegd met een domein dat zich wel eens pleegt te bemoeien met sport, maar waar het er doorgaans weinig sportief aan toe gaat: de politiek. In het stukje Sportbiënnale bijvoorbeeld, een gelegenheid waar het parlement de nodige aandacht zal aangeven in de vorm van “een rechtstreeks uit de Middeleeuwen stammend spel dat ‘Aan-de-Stok-krijgen’ heet. Een liberale fractie uit Luik hoopt het over de Voerstreek aan de stok te krijgen met de voltallige Limburgse afvaardiging. Er zijn heel wat prijzen te verdienen : een taalgrens, een culturele autonomie en een economische decentralisatie. De heer Van Acker is albitel, de Brusselse socialisten zijn lijnrechters.” En: “Op zondag 28 juni de 1,000 m schoonzeilen van Rupelmonde, met de vermaarde A.C.V.-tjotter en de zeeblaas A.B.V.V.-Major. Dat wordt ongetwijfeld een demonstratie van fair-play, met als hoogtepunt : de overheveling van de proviand van de ene naar de andere schuit.” In datzelfde politieke verband zit uiteraard ook het stukje Verkiezingen, een “handboekje van het kandidaat-gemeenteraadslid in plattelandsdorpen” met onder andere de volgende tip: “een voetbalwedstrijd begint om drie uur; om vijf voor drie kunt u het grootst aantal handen drukken; vergeet niet te betalen; opletten met nagemaakt verkiezingsgeld, de nationale Bank van België lacht daar niet mee”.

En dan, onverwacht (want toch nogal ver van Baardegem) een persoonlijke flashback naar West-Vlaanderen, door een bezoek aan Gistel, met name aan café Tourmalet. Het, trouwens ook architectonisch interessante, gebouw werd gesloopt in 2018 (toen ik na een tijdelijke terugkeer in de streek alweer een aantal jaren verhuisd was), na door nogal wat handen gepasseerd te zijn, en ook toen Sport en Bondig werd gepubliceerd, was het al niet meer in handen van de oorspronkelijke eigenaar, maar het verhaal speelt zich nog wel af in diens tijd achter de toog: wielrenner Sylveer Maes. “Te Gistel, in het land zelve van de heilige Godelieve, en – bezwarend feit – in de ‘Tourmalet’ van onze laatste tourwinnaar, is de lucht gezegend en ruikt de aarde naar bijbelse majesteit. Sylveer Maes is er de Mozes van onze toeristische stenen tafelen. We wagen het niet hem openlijk aan te gapen. Onze blikken glijden slechts met verstolen eerbied zijn richting uit.”

Maar eindigen doe ik deze bespreking graag met andere verwijzingen van de Bie: die naar auteurs. Er zaten er ook nogal wat in de stukjes van Karel de Cat, die ik eerder deze week besprak, maar Marc de Bie is er nog milder mee. Ten eerste in een stukje getiteld Wielerwedstrijd voor schrijvers waar onder andere Paul Snoeck, Hugo Raes, Ivo Michiels, Jos Ghijsen, Louis (Lowie) Verbeeck, Gerard Walschap, Hubert Lampo en Piet Van Aken (maar ook nog vele anderen) en hun werken op z’n minst voorbij de start komen. En ten tweede in de in het boekje opgenomen gedichten: Comeback dat een mooie persiflage vormt op Het Huwelijk van Willem Elsschot; Ik zou wel eens willen weten dat dezelfde titel en structuur heeft als het nummer van Jules de Corte; Een held’re zanger dat uiteraard verwijst naar Waar zit die heldere zanger van Guido Gezelle; Ballade des coureurs du temps jadis, een versporting van Ballade des dames du temps jadis van François Villon; Lily Marlay (ik neem aan dat daar geen uitleg bij moet); en, ten slotte, Frans Sanders. Minder voor de hand liggend, maar de frase “Ik ben geboren in Apeldoren,/ uit een zucht van mijn moeder José” kan voor de kenners een belletje doen rinkelen: Iris van Jacques Perk, dat aanvangt met “Ik ben geboren uit zonnegloren,/ En een zucht van de ziedende zee”. Eerlijk is eerlijk, ik had er een aantal herkend, maar dat ik Frans Sanders terug wist te leiden tot zijn bron was volkomen te danken aan mijn dichterlijke vriendin. In twee hoofden zit nu eenmaal meer dan in één (dat wisten ook de mannen al die de bereden politie uitvonden).

U zal wel al door hebben dat dit boekje me ten zeerste bevallen is en het zal u dus niet verbazen dat ik u aanraad het aan te kopen mocht u het ergens aantreffen. Honderd bladzijden worden wel vaker opgevuld met véél minder lezenswaardige dingen dan dit Sport en bondig.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !