vrijdag 27 september 2024

De kaart en het gebied – Michel Houellebecq (boekbespreking door Björn Roose)

De kaart en het gebied – Michel Houellebecq (boekbespreking door Björn Roose)
Het is alweer meer dan twee jaar geleden dat ik nog een werk van Michel Houellebecq besprak. De wereld als markt en strijd, zijn eerste boek (gepubliceerd in 1994 onder de titel Extension du domaine de la lutte), passeerde begin maart 2022 de revue, terwijl het toen zelfs al bijna drieënhalf jaar geleden was dat ik z’n (qua publicatie daar op volgende) boek Elementaire deeltjes las. Over beide boeken was ik zéér te spreken, wat ook geldt voor voorliggend De kaart en het gebied en tot gevolg heeft gehad dat ik nog vóór ik aan deze boekbespreking begon weer een ander boek van hem geleend heb uit de openbare bibliotheek. Na De kaart en het gebied zijn de boeken van Houellebecq in mijn bibliotheek namelijk jammer genoeg op.

Nu goed, De kaart en het gebied dus: “De roman beschrijft”, aldus de Franstalige Wikipedia, “het biografische en creatieve parcours van Jed Martin, een Franse kunstenaar die [ondertussen wat reclame makend voor andere werken van de schrijver, noot van mij] Michel Houellebecq ontmoet in Ierland om hem te vragen een tekst voor een tentoonstellingscatalogus te schrijven en van hem een geschilderd portret maakt. De auteur heeft dus de gelegenheid een deels fictieve versie van zichzelf te beschrijven, in een soms onaangenaam misantropisch licht”. Houellebecq, de echte dan, voegt daar volgens Wikipedia nog aan toe dat Jed Martin “zijn leven wijdt aan het reproduceren van representaties van de wereld waarin echter nergens mensen moeten wonen”.

Da’s allemaal waar (al noteert hij waar hij het heeft over de “Michelinkaart op 1:150.000 van de Creuse en de Haute-Vienne” dat je “in elk van de gehuchten en dorpen, weergegeven naar omvang, (…) de hartslag [voelde], de roep van tientallen mensenlevens, van tientallen of honderden zielen – sommige voorbestemd tot de verdoemenis, andere tot het eeuwige leven”), zij het zeer kort door de bocht, net zoals de actie die ene Florent Gallaire op poten zette ten einde La Carte et le territoire, zoals dit boek in het Frans heet, gratis te verspreiden omdat Houellebecq in dit boek stukken tekst uit Wikipedia had overgenomen zonder bronvermelding. Iets wat Houellebecq uiteindelijk erkende en waarvoor hij zich excuseerde, maar waarbij ik meteen wil aangeven dat bronvermelding schadelijk zou geweest zijn voor de structuur van dit boek, een structuur die in zijn geheel namelijk zeer biografisch - encyclopedisch - overkomt en waarin bijvoorbeeld een stuk over de huisvlieg (musca domestica) net de afstand van de auteur ten opzichte van genaamde Jed Martin (van wie hij op zeker moment bijvoorbeeld, wat getuigt van enige kennis of opzoekingswerk ter zake, ook de gebruikte verven gaat beschrijven) én z’n eigen alter ego nog sterker doet overkomen. Wat begint als een ‘standaard’ vertelling over een derde persoon die een probleem heeft met z’n ‘combiketel’ evolueert op die manier zonder enige bruuske overgang naar een verhaal dat eindigt met een volkomen encyclopedische passage als deze: “Het werk dat de laatste levensjaren van Jed Martin in beslag nam kan zodoende worden gelezen – dat is de meest voor de hand liggende interpretatie – als een nostalgische bespiegeling over het eind van het industriële tijdperk in Europa, en meer in het algemeen over de vergankelijke voorbijgaande aard van alle menselijke bedrijvigheid. Die interpretatie kan evenwel niet het onbehagen verklaren dat ons bevangt bij het zien van die aandoenlijke Playmobil-poppetjes, verdwaald in een abstracte, onmetelijke futuristische stad die zelf verbrokkelt en vergaat, tot hij geleidelijk uiteen lijkt te vallen in de plantaardige onmetelijkheid, die zich uitstrekt zover het oog reikt. En evenmin het gevoel van diepe verlatenheid dat zich van ons meester maakt wanneer we de afbeeldingen van de mensen die Jed Martin op zijn aardse pad hadden vergezeld, zien verweren, verrotten en aan flarden gaan, waarbij ze zich in de laatste video’s lijken te willen opwerpen tot symbool van de algehele vernietiging van de menselijke soort. Ze zinken weg, lijken nog even tegen te stribbelen, en worden dan gesmoord door de over elkaar schuivende plantenlagen. Daarna komt alles tot rust, er is alleen nog gras dat wuift in de wind. De triomf van de vegetatie is volledig.”

Een passage die op een meta-manier ook een samenvatting van de hele roman is en behalve uit een encyclopedie ook uit een kunstcatalogus zou kunnen komen. Het soort catalogus dat uitgegeven wordt bij een retrospectieve, het soort catalogus waarvoor dan een schrijvelaar ingehuurd wordt (doorgaans helaas niet van het niveau van Houellebecq) om even een samenvatting van het leven en het werk van de artiest uit zijn duim te zuigen, een samenvatting waarover het personage Michel Houellebecq toch zo’n vijftig bladzijden doet, vijftig bladzijden waaraan in dit boek nauwelijks enige aandacht wordt besteed en dat in tegenstelling tot wat geldt voor een berg thema’s (of thema’s die alles samen weer één thematische berg vormen) waaraan de auteur Michel Houellebecq aandacht besteed terwijl “het biografische en creatieve parcours” van hoofdpersonage Jed Martin zich ontrolt, met een regelmatige fast forward van de ene eindejaarsperiode naar de andere, waarin Jed zijn vader Jean-Pierre ontmoet voor een etentje. Bijvoorbeeld het oeverloze gelul dat allerlei ‘experten’ over zichzelf verkondigen zonder dat ze zelfs maar de kwaliteit kunnen leveren van wie het vroeger simpelweg zónder gelul deed: “Om zes uur ‘s ochtends had hij de laatste liters uit de boiler gebruikt voor een snelle wasbeurt, toen had hij een kop koffie gezet in afwachting van de technicus van De Installatiespecialist – ze hadden beloofd ‘s morgens vroeg meteen iemand te sturen. Op zijn website nam De Installatiespecialist zich voor ‘het loodgieten een plaats te geven in het derde millennium’; ze zouden om te beginnen hun afspraken eens kunnen nakomen, mopperde Jed tegen elven, terwijl hij rondjes door het atelier liep zonder warm te worden. (…) De hele volgende dag wachtte hij opnieuw op De Installatiespecialist, maar ook op De Installatiekoning, die hij in de tussentijd had weten te bereiken. De Installatiekoning beloofde de ambachtelijke waarden van de ‘grote loodgieterstraditie’ te respecteren, maar bleek al evenmin in staat om een afspraak na te komen.” Of de overname en het vervolgens weer in de steek laten van hele landstreken door rijke buitenlanders: “De vroeggepensioneerde Engelse traders, die zich eerst al meester hadden gemaakt van de Dordogne, verspreidden zich destijds golfsgewijs in de richting van de Bordelais en het Centraal Massief, snel oprukkend vanuit de bezette stellingen, en hadden de centrale Limousin al veroverd; hun verschijning in de Creuse viel op korte termijn te verwachten, met navenante stijging van de prijzen. Maar door de koersval van de Londense beurs, de kredietcrisis en het uiteenspatten van de speculatieve zeepbel zag het plaatje er nu heel anders uit: in plaats van plannen te maken voor de inrichting van pittoreske buitenhuizen hadden de vroeggepensioneerde Engelse traders nu grote moeite om de hypotheek van hun huis in Kensington af te lossen, ze dachten juist steeds vaker aan verkopen, kortom de prijzen waren volledig ingezakt.” Of, ten slotte (omdat ik niet kan blijven doorgaan), de ergerlijkheid van het steeds weer uit de rekken verdwijnen van dingen die je wil hebben: “Terwijl de meest onbetekenende diersoorten er duizenden, soms miljoenen jaren over doen om te verdwijnen, worden fabricaten binnen enkele dagen van de aardbol weggevaagd, ze krijgen nooit een tweede kans, ze kunnen enkel machteloos het onverantwoordelijke, fascistische dictaat van de verantwoordelijken voor de productielijnen ondergaan, die natuurlijk beter dan wie ook weten wat de consument wil, die bij de consument een vernieuwingswens pretenderen waar te nemen, maar zijn leven in werkelijkheid alleen maar transformeren in een uitputtende, wanhopige zoektocht, een eindeloos ronddolen tussen telkens veranderende schappen.”

Wat overigens niet wil zeggen dat de humor, ook in dit boek toch wel kenmerkend voor Houellebecq, ver uit de buurt blijft: “Men denkt vaak dat de Russen hun grote anticommunistische revolutie alleen op touw hebben gezet om Big Macs en Tom Cruise-films te kunnen consumeren; daar zit een grote kern van waarheid in, maar bij een minderheid van hen bestond ook het verlangen om pouilly-fuissé te degusteren of de Sainte-Chapelle te bezoeken.” Of: “(…) hij zocht opnieuw naar zijn woorden, dat heb je met alumni van de École Polytechnique, ze zijn wat goedkoper in de aanschaf dan die van de École Normale Supérieure, maar ze moeten langer naar hun woorden zoeken”. Om maar (niet) te zwijgen van ronduit sarcastische passages als deze: “Door zijn dappere stellingname voor de legalisering van drugs en de invoering van een officieel statuut voor prostitués van beiderlei kunnen, en zijn wat clichématiger stellingname ten aanzien van het illegalenvraagstuk en de leefomstandigheden van gevangenen, was Frédéric Beigbeder geleidelijk aan een soort Sartre van de jaren 2010 geworden, tot verbazing van iedereen en ook een beetje van hemzelf, want door zijn gegoede komaf was hij eerder voorbestemd tot de rol van schrijvers als Jean-Edern Hallier of Gonzague Saint-Bris. Als kritisch lid van de Nieuwe Antikapitalistische Partij van Olivier Besancenot, waarvan hij in een recent interview met Der Spiegel de latente antisemitische uitwassen had gehekeld, had hij de half-burgerlijke, half-aristocratische oorsprong van zijn familie en zelfs de aanwezigheid van zijn broer binnen de top van de Franse werkgeversorganisaties kunnen doen vergeten. Ook Sartres familie was trouwens verre van behoeftig.”

Bij zo’n passages zit je je als niet-kenner van de Franse beau monde in ieder geval toch af te vragen over welke concrete personen Houellebecq het heeft, of op welke van hen hij zich geïnspireerd heeft (allicht op de échte Frédéric Beigbeder, want die bestaat, ontdekte ik zonet). Wat niet geldt voor waar het mensen uit de kunstwereld betreft, kunstenaars of theoretici. Vooral in de gesprekken tussen Jed en zijn vader Jean-Pierre toont Houellebecq zich als veel meer dan een ‘romancier’ en gaat hij voluit – nog meer dan elders in dit boek, want De kaart en het gebied is natuurlijk als geheel nogal ‘filosofisch’ – op de filosofische toer. De kunstfilosofische toer, that is, en da’s toch een domein waar weinig schrijvers (of lezers) zich op begeven, maar ook, pakweg, het utopisme. Le Corbusier, Van der Rohe, “het primaat van de functionaliteit”, de “woonmachine”, Charles Fourier (“een goeroe, de eerste in zijn soort”), “open spaces”, René Guénon, William Morris (de Britse schrijver, sterk geassocieerd met de Arts and Crafts movement), de prerafaëlieten, Gropius, het Bauhaus-Manifest, Tocqueville (Over de democratie in Amerika), Gilbert Keith Chesterton (wiens The Return of Don Quixote, waarin hij kennelijk eer bewijst aan genoemde William Morris, ik ook noemde in mijn bespreking van Gaston Durnez’ De lach van Chesterton), enzovoort, enzoverder, ze komen allemaal aan de beurt, wat toch wel een aangename ontdekking is in een boek dat desondanks blijft lezen als een trein. En als een roman, natuurlijk, want aan een goeie biografie ontbreekt uiteraard geen goeie ‘affaire’ en zélfs in door mindere goden geschreven boeken gebeuren moorden, dus is er zeker niks mis mee als die elementen ook in een boek als De kaart en het gebied zitten, al ga ik er hier niet over uitweiden. Niet omdat ik dat niet zou willen, in tegendeel, maar omdat ik u absoluut niet wil verklappen wié er vermoord wordt en op welke manier, terwijl net het hoofdstuk dat over de moord handelt zó’n bocht veroorzaakt in het boek dat je aan het begin ervan even de kluts kwijt raakt, een kluts die je overigens al snel weer terugvindt, waarna je je toch wel een beetje gaat afvragen hoe lang het gaat duren vooraleer de speurders de clou vinden die je als verstandige lezer (daarbij uiteraard een stevig handje geholpen door de auteur) allang ontdekt hebt.

Nog vóór de epiloog, zo’n veertig bladzijden lang, laat ik u alleen. Met enige trots, eerlijk gezegd, want ik ben er in geslaagd op een aantal voor mij belangrijke punten in dit boek te wijzen zónder het verhaal weg te geven. En dat terwijl er, geloof me, nog veel meer verhaal is dan genoemde moord en affaire. Er zit zelfs een stukje in dat ik ga gebruiken voor de volgende TeKoS of die daarna. Een stukje dat aardig te combineren valt met stukken uit het boek dat ik na dít ga bespreken. Leuke vooruitzichten alweer.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !