dinsdag 1 oktober 2024

Boerencultuur – Hoe het platteland uit onze herinnering verdwijnt – Patrick Joyce (boekbespreking door Björn Roose)

Boerencultuur – Hoe het platteland uit onze herinnering verdwijnt – Patrick Joyce (boekbespreking door Björn Roose)

Het was weeral een tijdje geleden dat ik nog een boek gekocht had in een ‘echte’ boekenwinkel (het overgrote deel van de boeken die ik koop zijn immers tweedehands en komen uit kringwinkels en dergelijke), maar op basis van wat ik las op de achterflap van dit Boerencultuur – Hoe het platteland uit onze herinnering verdwijnt van Patrick Joyce kon ik dit exemplaar - zelf kleinzoon van boeren zijnde, maar de stiel en het leven alleen enigszins via mijn moeder kennende – niet laten liggen toen ik het daar tegenkwam: “Zesduizend jaar vormde de wereld van de boeren de ruggengraat van de menselijke geschiedenis. Door verstedelijking, industrialisatie en de klimaatcrisis dreigt nu de eeuwenoude kennis van het land verloren te gaan. Dit boek laat ons een rijke en complexe boerencultuur ontdekken: tradities, wijsheden, vieringen en opstanden, in heel Europa, van de negentiende eeuw tot nu. Joyce vertelt bijzondere verhalen over o.a. zijn Ierse familie, en analyseert hoe het boerenleven in de hedendaagse cultuur wordt herinnerd – en verkeerd wordt herinnerd.”

Voor wie ‘getriggerd’ wordt door dat “en de klimaatcrisis”, dat gold ook voor mij: het is immers niet een of andere “klimaatcrisis” die op dit moment een bedreiging vormt , of al een kruis gemaakt heeft over, de stiel die zovele boeren zoveel generaties lang uitgeoefend hebben, het leven dat ze leiden, hun geestelijk en materieel erfgoed, maar wat ondernomen wordt door overheden, belangenverenigingen, en dergelijke meer in de zogenaamde strijd tégen die “klimaatcrisis”, een strijd die zeker in Europa zo ongeveer neerkomt op het kaltstellen van in de eerste plaats de veehouderij, maar uiteindelijk zonder twijfel ook de groente- en fruitteelt. ‘Alleen van de intensieve veehouderij of van de intensieve groente- en fruitteelt’, hoor ik daar iemand op de achterste rij al roepen, wat uiteraard klopt, net zoals helaas het feit dat iedere landbouwactiviteit waarvan een boer nog wil leven zonder dat hij er nog een andere job moet bij nemen in deze tijden noodzakelijk intensief ís. De ‘kleine’ boeren waarover Patrick Joyce het heeft, zijn immers al uitgestorven. De kleinschaligheid waarbinnen zij leefden en werkten, is nooit meer dan nét leefbaar geweest, maar is dat in een tijd waarin zelfs middelgrote – en grote boeren hun uiterste best moeten doen om boven water te blijven in de zee van reglementitis en onder druk van big agro helemaal niet meer. Zelfs als je alleen voor jezelf zou wíllen produceren, iets wat voor ‘kleine’ boeren gedurende vele eeuwen de kern van hun activiteiten uitmaakte en iets waar ik op een blauwe maandag ook wel eens van gedroomd heb, zou je dat simpelweg niet meer kunnen omdat je met handen en voeten aan overheid en bedrijven als Bayer of Monsanto bent gebonden en dus niet meer buiten de markt kán blijven.

Wat iets is waar Patrick Joyce het helaas niet over heeft, terwijl hij toch redelijk uitgebreid ingaat op allerlei zaken die ‘de boerenstand’ doorheen de eeuwen de rug gebroken hebben. Dat het warm is, noemt hij nog ergens (al is dat ook quasi het enige wat in het boek verwijst naar die “klimaatcrisis”), dat veel boeren simpelweg niet meer konden volgen wat de hoogte van de vereiste investeringen betrof (omdat ze gaandeweg het idee hadden opgegeven dat het allemaal nog zonder veel machinerie kon én – al heeft hij het ook daar niet over - de helpende handen minder in aantal werden) komt ook nog wel ter sprake, maar de genadeslag van de moderne tijden is ergens verloren gegaan in de hoop sociologisch geklets waarmee helaas nogal grote delen van dit boek gevuld zijn. Sociologisch geklets, warrig bij momenten, aangevuld met – bijvoorbeeld – een half hoofdstuk over het (toegegeven: droevig, maar in dit kader met de beste wil van de wereld niet ter zake doend) lot van de joodse bevolking van Polen, dat bij een lezer zoals ik de neiging doet ontstaan hele paragrafen alleen nog diagonaal te lezen omdat ik van een boek met de titel Boerencultuur nu eenmaal verwacht dat het daarover zal gaan en niet over, pakweg, de filosofie achter het nemen van foto’s, iets wat die boeren per slot van rekening niet zélf deden (toch niet de boeren die ter sprake komen in dit boek), maar hooguit de voorgangers van Joyce in hun pogingen datgene vast te houden waarvan ze toen wellicht al vermoedden dat het verloren zou gaan (waarmee ik meteen zélf ook wat geluld heb over de filosofie achter fotograferen).

Sociologisch geklets én de neiging macaroni te schrijven, zou ik daaraan toevoegen. Korte zinnen, dus in principe de goedkeuring wegdragend van het grootste deel van de moderne lezers (iets wat míj niet verhindert gewoon verder spaghetti te produceren), maar helaas zonder een saus ertussen die die korte zinnen voldoende aan mekaar doet blijven hangen. Opsommingen van ‘weetjes’ zonder met lijstjes te werken, van Polen naar Italië en van Italië naar Ierland springen in drie opeenvolgende zinnen zonder een poging te doen datgene wat beschreven wordt in elk van die zinnen aan mekaar te knopen met meer dan de titel van het hoofdstuk en zonder de lezer de kans te geven even op het voorgeschotelde te kauwen. Aan het einde van dit boek heb je duizenden feiten en feitjes verwerkt (ik ga ook geen enkele poging doen er een aantal op te sommen), maar het effect ervan is datgene wat de uitgestalde voorwerpen in het Museum of English Rural Life in Reading op Joyce hadden toen hij dat in april 2022 bezocht: “Voorwerpen: meteen bij de ingang is daarvan doelbewust een grote verzameling uitgestald, zorgvuldig gekozen om aan zo veel mogelijk verschillende smaken tegemoet te komen. Het aantal voorwerpen waar je langsloopt is overweldigend, zeker voor zo’n klein museum, en het benevelt je blik en daarmee je hoofd, je kunt niets meer onderscheiden. Dit valt niet te bevatten en uiteindelijk geef ik het maar op. De wil tot tentoonstellen ondermijnt hier zichzelf en uiteindelijk zie je in de vitrines meer je eigen spiegelbeeld dan het verleden dat tot je spreekt. De ogen worden vermoeid, evenals de benen, en de rug, van het buigen om de vele beschrijvingen bij de voorwerpen te lezen.”

Té veel op te weinig bladzijden (toch nog zo’n vierhonderd overigens, op vrij dun papier), té veel museologisch gebrabbel ertussen, té veel van de hak op de tak, té weinig structuur, enfin, heel veel dat vermag het leesplezier om zeep te helpen, terwijl er in dit boek, vertaald door Rob Kuitenbrouwer en Frank Lekens (die zelfs de eer hebben gekregen op de voorflap van dit dit jaar bij De Arbeiderspers, sinds 2014 een onderdeel van Singel Uitgeverijen, verschenen boek vermeld te worden, iets wat toch zelden het geval is met vertalers), toch ook écht wel interessante dingen te lezen zijn. Correcte stellingnames ook: “Boeren hebben bijna altijd de meest ondankbare rol in de samenleving, want ze staan onder aan het maatschappelijke bouwwerk, terwijl zij degenen zijn die de hele boel overeind houden”, bijvoorbeeld. Of: “Hoe is dit allemaal zo gekomen? Wat zit er achter deze vloek? Het antwoord ligt voor een groot deel in het denken over tijd. In de loop van de geschiedenis, en in ieder geval sinds de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw, moest een circulair tijdsbegrip plaatsmaken voor een opvatting van tijd als lineair, onomkeerbaar, de zogenaamde pijl van de tijd. De tijd van het boerenleven bleef er een van de oude kringloop, maar de boeren moesten zich steeds meer staande zien te houden in de nieuwe tijd.” Plus een massa verwijzingen naar andere boeken en werken die wellicht – hoop ik als potentiële lezer/kijker dan – meer gefocust zijn: de fotoreeks Exiles van Josef Koudelka, het door Peter Hall verfilmde boek Akenfield van Ronald Blythe, Le Bal de célibataires van Pierre Bourdieu, Cristo si è fermato a Eboli van Carlo Levi, Fontamara van Ignazio Silone, Le cheval d’orgueil (door Joyce verkeerdelijk Le cheval de l’orgueil genoemd) van de Bretoen Pierre-Jakez Hélias, La vie d’un simple van Émile Guillaumin, de tv-documentaire The Last Peasants van Angus Macqueen, het enorme digitale (en gratis raadpleegbare) volksmuziekarchief van Alan Lomax, de World Library of Folk and Primitive Music, soit, zelfs voor wie geen aantekeningen maakt bínnen het boek zijn er tal van mooie, wellicht ook voor ‘leken’ leesbare werken te vinden tussen de enorme reeks aan essays, scripties en wetenschappelijke werken die Joyce meegeeft in de Noten. En dat nog los, natuurlijk, van het feit dat ook verwijzingen naar, bijvoorbeeld, boginki (Poolse watergeesten), ‘het goede volkje’ (de Ierse en Schotse elfen – “Volgens Yeats waren de Ierse een stuk leuker dan de Schotse”), wisselkinderen, dialectische uitdrukkingen, rituelen (“het is onzin om te denken dat de toverspreuk voor het afsmeken van goede moedermelk zuiver magie is en het bidden van de rozenkrans zuiver religie”), enzovoort, ook al evenzovele aanleidingen kunnen vormen om je te gaan verdiepen in weer andere literatuur.

Zoals je je zou kunnen verdiepen in de gevolgen van het op de lijst van UNESCO-Werelderfgoed en dergelijke terechtkomen van materiële of ‘immateriële’ zaken: “(…) in Šumiac subsidieert de overheid nu het maaien van het gras op de hoogste hellingen, gras dat vroeger als hooi werd geoogst. Met een helikopter wordt gecontroleerd of de hellingen inderdaad gemaaid worden. Maar met het hooi wordt niets meer gedaan. De oude houten gebouwen staan er nog, maar er wonen niet veel mensen meer in, het zijn relieken geworden, zogenaamd ‘erfgoed’.” Of in de in vroeger tijden toch ambivalentere rol van ‘de’ duivel, tijden waarin nog niet geheel vergeten was dat die ook de lichtbrenger was: “In dat deel van Engeland was de duivel nog springlevend, de ‘Owd Lad’ of ‘Old’ Un’ zoals hij werd genoemd, ‘de ouwe’. Hij wekte angst en ontzag, maar men ging met hem om als met een oude bekende. Hij was meer een persoon dan een principe, iemand die je op een pad of in het veld kon tegenkomen en met wie je dan een praatje kon maken (een beetje zoals de God van de Oost-Europese volksbijbel). Hij was iemand die niet alleen het kwaad, maar soms ook wijze inzichten verspreidde.” Of in de afgrond van onwetendheid die je nog steeds voor je hebt als je (zoals in mijn geval) na het lezen van toch wel vrij veel boeken nog steeds nauwelijks iéts weet over de feiten die in die ene paragraaf worden aangeduid: “De Duitse Boerenoorlog van 1524 tot 1525 was de grootste volksopstand in Europa voor de Franse Revolutie, die zelf ook deels een boerenopstand was. In Duitsland ging het om een echte oorlog, een echte revolte, die honderdduizenden mensen het leven kostte. In wat wel de laatste grote boerenopstand in Europa is genoemd, de opstand van 1907 in Roemenië, werden tegen de elfduizend plattelanders door Roemeense troepen en politiemensen vermoord, terwijl onder de autoriteiten en de grootgrondbezitters nauwelijks slachtoffers vielen. Maar de Basmatsji-opstand, die al in het tsaristische Rusland begon en tot na de revolutie van 1917 voortduurde, kostte alleen al in de oblast Semiretsje in 1916 naar schatting veertigduizend mensenlevens. Bij de Tambov-opstand van 1920-1921 vielen zelfs bijna een kwart miljoen doden, in de gevechten zelf en bij de executies en in de concentratiekampen nadat de opstand was neergeslagen. Die boerenbeweging werd door de Sovjetautoriteiten later voorgesteld als een vorm van anarchistisch banditisme, het werk van ontevreden rijke boeren (‘koelakken’).”

Ik hou dus, samengevat, een gemengd gevoel over aan het lezen van dit boek: enerzijds kon het qua structuur, qua lijn allemaal een stuk beter, anderzijds zitten er heel veel aanknopingspunten naar andere literatuur en heel veel werkelijk interessante ‘weetjes’ in en komt Joyce ook effectief aandraven met doorzichten, die dan helaas weer verdrinken in een woordensoep. Alsof ie een bewuste keuze heeft gemaakt niet de kortaangebondenheid van zijn boerende voorvaderen te gebruiken, maar de langdradigheid van zijn professorale stiel. Jammer allemaal, vooral omdat dit niet het soort boek is waaruit je af en toe een stukje leest.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !