“Magda van den Akker (Lembeek, 1943) is licentiate Politieke en
Sociale Wetenschappen en licentiate Oosterse Filosofie en
Geschiedenis, afdeling Sinologie”, lees ik op de achterflap van het
in 1990 bij De Clauwaert in Leuven verschenen boekje Het
echte goud. Gevolgd door “Zij werkt mee aan de programma’s
van de Instructieve Omroep van de BRT en is freelance publiciste. Zij
debuteerde dit jaar met de fel opgemerkte roman Het China van
Gaspar”. En hield het daar zo’n beetje bij, zou ik aanvullen,
ware het niet dat er nadien toch nog één boek van haar hand
verscheen, Nordeste, gewijd aan de gelijknamige
noord-oostelijke regio van Brazilië, waarvoor de Japanse kunstenares
Junko Yamada de illustraties verzorgde, maar waarover ik u ook niet
meer weet te vertellen dan dat: geen publicatiedatum gevonden en
verder ook niets over Van den Akker zelf.
We zullen het dus moeten doen met wat we weten over haar als kind. Als
“het Kind”, want zo heeft ze zichzelf (of het moest tóch een
ander zijn) genoemd in dit boekje met zo’n negentig bladzijden
tekst in groot formaat letters en met witruimtes waarin je kan
ronddwalen. Witruimtes en indrukwekkende hoofdstuktitels waarvan je
aanvankelijk hoopt dat ze ironiserend bedoeld zijn, maar na wat lezen
tot de conclusie komt dat ze dat naar alle waarschijnlijkheid niét
zijn, want daarvoor is Van den Akker te serieus. Achter titels als
Hoofdstuk I - Over risico en engagement en over vuur dat niet van
de strijd alleen is en Hoofdstuk II – Over de absurditeit
van hard werken en over de genegenheid als hoogste goed schuilen
“telkens negen fragmenten [waarin] Magda van den Akker
beschouwingen en herinneringen op[roept]”, luidt het dan
ook op de achterflap van dit “merkwaardig opgebouwd en fijn
geschreven werk dat na lectuur lange tijd bijblijft”, dit “prachtig
kleinood in uw literatuurbibliotheek”.
Waarbij “merkwaardig” me in alle eerlijkheid eerder van toepassing lijkt
dan “prachtig”, want het enige bijzondere aan dit boekje is die
mengelmoes van nabijheid – Van den Akker weet de ‘onnozelheid’
van het kind redelijk goed te vatten – en afstand, waarbij ze het
dus niet over ‘ik’ heeft maar over “het Kind”. Wat
me dan weer vooral een trucje lijkt om deze fragmentarische
jeugdherinneringen een literaire allure te geven.
Maar los daarvan valt het me op met hoeveel van die herinneringen die
van mij raakvlakken hebben. Goed, “het Kind” vond – zo vertelde
men haar later – een granaat in haar wiegje en ik vond een doos
hagelpatronen in de slaapzak waarmee ik op Chiro-kamp
vertrokken was, maar enige onvoorzichtigheid vanwege de omgeving
hadden we dan toch wel gemeenschappelijk. En bij ons was het een
plastic ‘zwembad’ (dat zo ongeveer anderhalve meter in doorsnee
moet geweest zijn) waarin in de zomer het water uren stond op te
warmen in de tuin, terwijl het bij haar een ‘badkuip’ was waarin
het buurmeisje (een kind nog) poedelnaakt badderde, maar de tijd
lijkt even onbevangen geweest te zijn. En bij Van den Akker in de
huiskamer hing “een reproductie van Jan Steen”, terwijl bij ons
in ‘de living’ (een plaats waarvan alleen maar gebruik gemaakt
werd als er belangrijke visite was en later zelfs dat niet meer: toen
ging de belangrijke visite net zoals de onbelangrijke gezellig in de
eetkamer zitten) Het Angelus van Millet hing. En bij ons in de
straat woonde, voor zover ik me kan herinneren, ook alleen maar
“werkvolk”, maar daarin zat, zoals bij Van den akker “minstens
evenveel variëteit (...) als in een hele villawijk met dokters,
advokaten en hoogleraren”. En we hadden ook “familie uit Holland”
die af en toe kwam logeren, al kan ik me niet meer voorstellen wat de
exacte familiale band was (alleen dat een van de zonen de nogal
eigenaardige voornaam Ashwin droeg, weet ik nog). En bij ons werden
ook nog varkens aan huis geslacht waarbij het beest een dreun met een
houten hamer kreeg alvorens de keel overgesneden te worden: “Eerst
werd het varken helemaal geschroeid (...) Daarna veranderde het beest
voor de ogen van de kinderen langzaam in spek, hespen, koteletten...
die de slachter, om de pret te vergroten, telkens met een zware plons
in de grote badkuip gooide.” En ergens in de buurt was er een
tuinder die patatten rooide zonder machine en ‘s avonds het
loof verbrandde. En bij mijn nonkel thuis, bij verschillende
nonkels zelfs, zaten er nog kanaries in kooitjes (en vinken in een
geblindeerd kot, waarmee hij ‘s zondags naar de
vinkenzetting trok). En toen mijn moeder, die enorm sukkelde met haar
rug (en later met borstkanker) in het ziekenhuis terechtkwam, werd
ons huishouden veranderd in een organisatie, in een machine die goed
draaide, maar waarin de warmte wat wegviel (mijn vader werkte in drie
‘ploegen’, dus voor veel geknuffel was er al niet echt ruimte).
En in plaats van Poolse vrienden hadden mijn ouders Hongaarse vrienden...
Wat natuurlijk niet álles weergeeft wat Magda van den Akker in dit
boekje beschrijft noch uniek was voor een doorsnee Vlaams
arbeidersgezin, maar wat me desalniettemin opviel. Om één reden:
Van den Akker werd geboren in 1943 en ik pas in 1972. Met bijna
dertig jaar verschil dus en toch zonder dat er essentiële dingen
veranderd leken. Omdat Handzame in West-Vlaanderen een kwarteeuw
achterkwam op Lembeek in Vlaams-Brabant? Mogelijk. Omdat mijn ouders
in een straat buiten het dorp woonden, een straat die dus
noodzakelijkerwijs wat achterliep op de kern van de gemeente?
Mogelijk, maar alleen al omdat die straat voornamelijk bestond uit
nieuwbouwhuizen van allemaal jonge mensen niet waarschijnlijk. Omdat
‘de tijd’ tussen die jaren stil bleef staan? Misschien,
waarschijnlijk, maar niet echt. ‘De tijd’ bleef toen niet stiller
staan dan in de eeuwen daarvoor. ‘De tijd’, de wereld eigenlijk,
ging simpelweg pas aan het rollen ergens vanaf het begin van de jaren
1980. Vanaf toen werd alles zó snel anders dat de wereld waarin hele
generaties geleefd hadden voor volgende generaties iets uit een oude
film werd. En dat herinneringen aan die tijd me ook zonder dat ik dit
soort boekjes lees spontaan voor de geest beginnen te komen, ligt
misschien aan het feit dat ik intussen zelf meer dan een halve eeuw
oud ben. Iets ouder dan Van den Akker was toen ze dit boekje schreef.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !