vrijdag 13 september 2024

De leegte – Jan Veulemans (boekbespreking door Björn Roose)

De leegte – Jan Veulemans (boekbespreking door Björn Roose)
Ik heb al bijna tien jaren het probleem niet meer aan den lijve ondervonden – in tegendeel, ik heb een aantal keren het genoegen mogen smaken door headhunters of andere recruiters weggehaald te worden bij de ene werkgever om vervolgens aan het werk te gaan bij de andere -, maar ik herinner me nog als gisteren hoe ik aan het begin van mijn ‘carrière’, halverwege de jaren 1990, zo’n negen maanden moeten zoeken heb vooraleer ik voor het eerst als werknemer aan de slag kon. Negen pijnlijke maanden, want ik was na vijf jaar op kot gezeten te hebben noodgedwongen weer fulltime bij mijn ouders gaan wonen, had toch – dacht ik – iets gestudeerd waarmee ik zo aan de slag zou kunnen (Handels- en Consulaire Wetenschappen, specialisatie Human Resources Management), zag mijn vader iedere weekdag naar zijn werk trekken, en ook mijn drie jaar jongere broer, die toch maar mooi gestopt was met ‘studeren’ voor hij zijn middelbaar onderwijs afgemaakt had, was al lang aan de slag. Ik rookte stiekem – al was dat een gewoonte die ik nauwelijks waar kon blijven maken gezien mijn zeer beperkte middelen -, was al blij dat ik wegens een sollicitatie in Verwegistan af en toe een nachtje bij kameraden in Brussel op kot kon doorbrengen (ik moest alle verplaatsingen met bus en trein doen), en voelde mij over het algemeen genomen een blok aan het been, een mislukkeling die vooral braaf moest wezen, want eigenlijk helemaal nog niks gepresteerd had.

Ik kon me dus ook totaal inleven in Hannes, hoofdpersonage van dit amper vijftig bladzijden tellende boekje, verschenen bij De Clauwaert vzw in 1984, een recent afgestudeerde jongeman die zijn leven bij een hospita heeft moeten ruilen voor een leven bij zijn ouders, de ene sollicitatiebrief na de andere schrijft (maar daarvoor hoogstens een, schijnbaar uit medelijden gegund, kansloos gesprek in ruil krijgt), en zichzelf op den duur zo’n last vindt dat hij besluit het ook maar af te maken met zijn lief (iets wat ik destijds ‘gelukkig’ niet had) en… nu ja, dat ga ik u niet aan uw neus hangen, u kan er misschien een gokje op wagen of anders zelf het boekje in handen proberen te krijgen.

Tegenwoordig is het voor veel mensen haast niet meer in te beelden dat er zoiets als een “dramatisch probleem van de werkloosheid” bestond (toch niet in die zin), maar zeker in de eerste helft van de jaren 1980, de tijd waarin dit kortverhaal zich afspeelt, was die werkloosheid structureel. Als het toenmalige Vlaams Blok in 1984 dan ook met de slogan “400.000 werklozen, waarom dan gastarbeiders?” uitpakte, had het op zijn minst met het eerste deel daarvan gelijk. En die 400.000 werklozen leken er echt te veel aan, want er waren geen massa’s oningevulde vacatures (in tegenstelling tot wat nu, naar verluidt, het geval zou zijn, al is het ook mogelijk dat die er vooral zijn omdat er weinig bereidheid bestaat ook een redelijk loon te betalen voor het invullen ervan), die vacatures waren er simpelweg niet. De moedeloosheid die al van in de eerste paragraaf naar voor komt in De leegte van Jan Veulemans is dan ook perfect begrijpelijk voor wie toén werkloos was of jaren later, zoals ik, hetzelfde scenario meemaakte (al kan dat toen aan mezelf gelegen hebben: als verkoper, vooral van mezelf, was ik niet in de wieg gelegd): “Alsof hij telkens weer hoofdpijn krijgt. Net als vroeger, toen hij aan een hoek van de keukentafel de latijnse werkwoorden of de algebraïsche formules in de hersenen probeerde te stoppen. Geen echte hoofdpijn, enkel een dreiging, een hamerbeest onder de schedel dat niet echt toesloeg, alleen maar dreigde. Telkens als hij aan een nieuwe brief begint, is de kweller meteen daar. Zonderling is dat, hij kent toch feilloos de tekst, telkens hetzelfde vriendelijk verzoek om werk, het keurig geordende curriculum vitae, de fraaie studieresultaten, de verbeten poging om zich op de arbeidsmarkt te verkopen, het kan hem niet schelen waar.” En: “Als er een antwoord komt, is het een haast even bitter moment. Hannes kent het smoesje al, zij danken hem oprecht voor de kandidatuur, er is niet dadelijk een passende plaats vrij, de sollicitatie zal met zorg bewaard worden, hij zal verder op de hoogte gehouden worden, met oprechte hoogachting.”

Ik perforeerde die brieven, stak ze in een map, stak ze in mijn kop, en besloot op een goede dag mijn stoute schoenen aan te trekken, te solliciteren voor een baan waarvoor ik eigenlijk eerst nog zes maanden opleiding op kosten van het bedrijf nodig had, een job in de toen nog door cowboys geleide en indianen bemande IT-sector, en had sjans met een klein baasje (letterlijk en figuurlijk) dat de cojones wel wist te waarderen (mijn Daffy-Duckdas evenwel een stuk minder), zag hoe hij quasi evenveel geld kon slaan uit iemand die nog nooit een letter geprogrammeerd had maar de eerste zes maanden voor een groot deel betaald zou worden via een of ander banenplan als uit een volleerd programmeur, en rolde zo het bedrijfsleven binnen (met een loopbaan tot gevolg die zich, met uitzondering van een zijsprongetje van zo’n vijftien jaar, ook quasi geheel en al rond IT zou afspelen), maar Hannes krijgt in dit boekje geen zo’n lichtpunt voor ogen. Zijn lichtpuntjes bevinden zich steeds verder in het verleden, in zijn studententijd, maar zelfs die lichtpuntjes beginnen pijn aan de ogen te doen als zij zich wél bewegen en hij niet. Sabine, zijn vriendin, dochter van een succesrijk zakenman, een boomkweker, werkt als verpleegster, zelfs een halfzachte voormalige kotgenoot vindt uiteindelijk een job, zij het dat hij daarvoor naar Rotterdam moet, maar Hannes ziet op den duur alleen nog enige hoop in een poging te berusten in zijn situatie: “Bekroning van zestien jaar schoollopen, denkt hij bitter, einde van de hoop die alsmaar dunner werd. Het heeft geen zin meer nog brieven aan bedrijven te schrijven, hij moet de waarheid durven zien, de enige troost is dat hij zich door steeds meer afgestudeerde mannen vergezeld zal zien. Wetten en overheid hebben zich om hem bekommerd, hij is tot hulpbehoevende uitgeroepen, hij is officieel onbruikbaar verklaard, hij zal geld krijgen, zijn eerste geld, zolang hij zich dagelijks komt aanmelden.” En: “Af en toe moet er in het bedrijfsleven toch iemand doodvallen, die moet vervangen worden. Af en toe gaat er toch een oudere knaap met pensioen. Niet altijd wordt er rekening gehouden met afkomst of relaties. Hij moet alleen vechten tegen de verbittering, tegen de schande van in het rijtje te staan.”

Zelf heb ik dat nooit moeten doen, in het rijtje staan, maar ik herinner me nog wel de rijen werklozen in mijn geboortedorp, aanschuivend met hun stempelkaart bij een of ander onooglijk bureautje, te kijk gezet voor iedereen die er passeerde. En ik herinner me ook dat ik zelfs het maandelijks binnenbrengen van die stempelkaart al een vernedering vond, bijna net zo’n vernedering als door mijn vader en moeder voor een gesprek naar de burgemeester gestuurd worden omdat hij me misschien aan een job kon helpen. Een job die hij me, zo herinner ik me dat toch, wellicht ook nog kon aanbieden, maar waarvoor ik feestelijk bedankte omdat ik wél nog zoveel eergevoel had niet uit de handen van een politicus te willen eten. Een blauwe politicus naar wie mijn rooie ouders me gestuurd hadden, de schande was al groot genoeg, zelfs al was ik zelf geen van beide en ben ik het ook nooit geworden. Maar niet zo’n schande als Hannes voelt bij het er onderdoor gaan van zijn vader, een gegeven dat hij aan zichzelf wijt, een schande die hem teveel wordt.

Soit, De leegte is een triest boekje, maar toenmalig personeelsdirecteur van Janssen Pharmaceutica in Beerse, Jan Veulemans (geboren in 1928 en voor zover ik weet nog steeds in leven), moet kennelijk goed gevoeld hebben met welke drama’s sommige sollicitanten aan de andere kant van de tafel worstelden.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !