Behalve het voorliggende Op weg naar de hemel heb ik van Roald Dahl in mijn boekenkasten ook nog Alle verhalen liggen. Een snelle controle leert me dat de eerste elf kortverhalen in dat laatste effectief dezelfde zijn als de elf die opgenomen werden in Op weg naar de hemel, maar goed, dan sla ik die bij latere lezing van Alle verhalen wel over. Alhoewel … misschien doe ik dat wel niet, want het moet gezegd: Dahl is een briljant verteller.
De als Noor in Wales geboren “Britse” schrijver is u mogelijk, ten onrechte, niet zo bekend als auteur voor volwassenen, maar er is toch nauwelijks kans dat u een aantal van zijn werken voor het jongere publiek niet kent: De reuzenperzik (James and the Giant Peach), Sjakie en de chocoladefabriek, en Matilda moeten toch minstens een serieuze bel doen rinkelen, ook bij het cinematofiele publiek. Hetzelfde zou kunnen gezegd worden van zijn in 1943 uitgegeven De Gremlins, maar dié Gremlins hebben geen uitstaans met de films uit 1984 en 1990.
Volwassenen, toch diegenen die al een tijdje meegaan, zouden de voor hun leeftijdscategorie bestemde verhalen van Dahl dan weer kunnen kennen van de ITV-serie Tales of the Unexpected, die uitgezonden werd tussen 1979 en 1988. In de eerste drie seizoenen daarvan kwamen vooral verfilmingen – meestal door de bijna twee meter lange schrijver zelf ingeleid – van Dahls kortverhalen aan bod. Kortverhalen uit de bundels Tales of the Unexpected (uiteraard), Someone like you (in het Nederlands uitgegeven onder de titel M’n liefje m’n duifje), en Kiss, kiss (ofte Op weg naar de hemel).
Voor wie de auteur dán nog niet kan plaatsen, geef ik graag mee dat zijn kleindochter Sophie Dahl heet (eigenlijk Sophie Holloway), ook af en toe een boek pleegt, en als model wel eens voor een schandaaltje zorgde.
Maar natuurlijk leest u mijn boekbesprekingen niét om meer te weten te komen over films, tv-series en modellen. U wil gewoon weten hoe het boek wás. Wel, schitterend! Na het lezen van De hospita, William en Mary, het titelverhaal Op weg naar de hemel, Dominees hobby, Mevrouw Bixby en de mantel van de Kolonel, Koninginnegelei, Sjorsje, Genesis en catastrofe. Een waar gebeurd verhaal, Edward de veroveraar, Varken, en De wereldkampioen, wou ik nog maar één ding: nog méér verhalen van Dahl verslinden. Zoals de achterflap aangeeft: “Als geen ander weet Dahl zijn lezer te hypnotiseren, zodat deze de meest fantastische situaties als werkelijkheid accepteert. Zijn scheppingen amuseren – vaak als sick-joke, waarbij de rillingen je over de rug lopen. Bijenhouders, predikanten, hospita’s, stropers en tot wanhoop gedreven vrouwen van middelbare leeftijd vallen aan zijn pen ten prooi, en vertonen een haast griezelige gelijkenis met mensen die wij kennen en – helaas – maar al te vaak met onszelf.
Nah ja, vergeet dat van die rillingen die over je rug lopen, we zijn intussen toch wel al wat gewoon qua griezelige toestanden (de regering Alexander De Croo of het van demissionair terug missionair geworden kabinet Rutte, bijvoorbeeld), maar elk van deze kortverhalen is zó verdomd clever dat je het meteen nog eens opnieuw zou willen lezen. Je wéét van meet af aan dat er iets ernstig mis is met de hospita uit het gelijknamige verhaal, maar Billy, haar gast, schijnt het maar niet te vatten. William uit William en Mary is een eikel en Mary een sloor (zij het dan geen minderbegoede), maar het is een genot te zien hoe Mary de leiding neemt een keer William onsterfelijk is geworden. Mevrouw Foster wordt met haar drang naar stiptheid gepest door haar man, maar terwijl hij Op weg naar de hemel is, vliegt zij naar Parijs. “Dominee” Boggis is een geniale oplichter maar in Dominees hobby eindigt het er toch maar mooi mee dat hij zichzelf dóór zijn oplichterij een enorme kloot aftrekt. Mevrouw Bixby bedriegt haar man, maar door de mantel van de Kolonel komt ze er achter dat haar man hetzelfde doet met haar en kan ze daar niet eens wat van zeggen. In Koninginnegelei wéét je zo goed als meteen dat het fout gaat lopen, maar hoé fout … dat kom je uiteindelijk niet te weten (Dahl maakte vaak gebruik van open eindes, al werden die in de serie Tales of the Unexpected vaak gesloten). Dominee Sjorsje is op z’n zachtst gezegd niet gek van vrouwen, maar eindigt als een seksmaniak. Edward de Veroveraar blijkt het niet zo te hebben voor zwerfkatten, terwijl zijn vrouw het toch wel héél erg heeft voor Ferenc (ofte Franz) Liszt. En De wereldkampioen blijkt vóór het halen van de meet zijn armen in een vreugdegebaar omhoog geworpen te hebben.
Alleen Genesis en catastrofe. Een waar gebeurd verhaal is lichtelijk teleurstellend. Ik had het definitief door toen de naam “Klara” genoemd werd en wie ook maar iéts van de geschiedenis van de 20ste eeuw afweet, zal het begrepen hebben bij de zin “En we zijn in Braunau”. Maar dat wordt dan weer goed gemaakt door Varken, een vegetarisch horrorverhaal, dat helemaal als een sprookje geconcipieerd is, maar eindigt met de zin: “Plotseling kreeg onze held ontzettende slaap, maar toch duurde het nog even voordat zijn gezonde, sterke hart de laatste druppel bloed uit zijn lichaam had weggepompt en hij het leven op deze o zo verrukkelijke aarde vaarwel zei, en het tijdelijke met het eeuwige verwisselde.”
Meer over de plot van de verschillende kortverhalen ga ik u niet vertellen (het zijn per slot van rekening kortverhalen), maar ik geef u wel nog graag een paar citaten mee om u verder kennis te laten maken met de witz en stijl van Roald Dahl:
“Hij was tot de overtuiging gekomen dat energie de eigenschap was die alle succesvolle zakenlieden gemeen hadden. De grote bazen op het hoofdkantoor gedroegen zich doorlopend ontzagwekkend energiek. Die lui waren fantastisch.” (uit De hospita)
“Hij heeft het soort gezicht dat me aanstaat, knap en benig en zonder een zweem van de gebruikelijke doktersuitdrukking. Je kent die uitdrukking wel, ze kijken bijna allemaal zo. De boodschap Ik Alleen Kan Je Redden glimt je tegemoet uit hun ogen, als een stompzinnige lichtreclame.” (uit William en Mary)
“Geen ruzie en geen kritiek, dacht ze, niet meer voortdurend vermaningen hoeven aanhoren, geen regels meer om me aan te houden, geen verbod om sigaretten te roken, geen koude, afkeurende ogen die me ‘s avonds van boven een boek gadeslaan, geen overhemden om te wassen en te strijken, geen eten meer hoeven koken; niets anders dan het kloppen van de hartlongmachine, wat trouwens best een kalmerend geluid was en zeker niet zo hard dat het boven de televisie uit te horen zou zijn. ‘Dokter,’ zei ze. ‘Ik geloof waarachtig dat ik ineens geweldig op hem gesteld begin te raken.” (uit William en Mary)
“Het kan best zijn dat meneer Foster het recht had geïrriteerd te zijn over deze dwaasheid van zijn vrouw, maar het was beslist onvergeeflijk van hem om haar ellende te vergroten door haar onnodig te laten wachten. Het staat natuurlijk niet vast dat hij dat deed, maar wanneer ze ergens naartoe zouden gaan was zijn timing zo uitgekiend – altijd net een minuut of twee te laat, begrijpt u wel – en zijn optreden zo achteloos, dat het moeilijk te geloven viel dat hij niet bezig was de ongelukkige vrouw op zijn eigen, gemene manier te kwellen.” (uit Op weg naar de hemel)
“Hoewel ik geenszins mijn eigen loftrompet wil steken, meen ik er toch aanspraak op te mogen maken dat ik in de meeste opzichten een redelijk volwassen en ontwikkeld mens ben. Ik heb tamelijk veel gereisd. Ik ben behoorlijk belezen. Ik ken Grieks en Latijn. Ik interesseer me voor de exacte wetenschappen. Ik kan het van andere mensen heel goed verdragen wanneer ze er ietwat liberale politieke denkbeelden op na houden.” (uit Sjorsje)
“Ik had de rand van de tanden stevig met mijn vingers beet en slaagde er ondanks de zuiging in me langzaam op te trekken naar het daglicht, toen de boventanden plotseling neerkwamen op mijn knokkels en er zo hard op begonnen in te hakken dat ik los moest laten. Ik gleed met mijn voeten terug in de keel, terwijl ik me als een bezetene trachtte vast te klampen aan de uitsteeksels die ik passeerde, maar alles was zo glad en glibberig dat ik nergens houvast kon krijgen. Toen ik langs de achterste kiezen gleed ving ik links een glimp op van een felle flits goud en zeven centimeter verderop zag ik boven mijn hoofd, aan de bovenkant van de keel, een ding bungelen dat op een dikke rode stalactiet leek, en dat ongetwijfeld de huig is geweest. Ik greep er met beide handen naar, maar het ding glibberde tussen mijn vingers door en ik verdween in de diepte.” (uit Sjorsje)
“‘Doe niet zo mal, Edward. Telkens als ik iets van Liszt speel raakt hij helemaal opgewonden, en dan rent hij naar het pianobankje en komt naast me zitten. Maar alléén bij Liszt, en niemand kan een poes het verschil leren tussen Liszt en Schumann. Jij kunt ze zelfs niet eens uit elkaar houden. Maar hij wel, iedere keer weer. En nog hele onbekende dignen van Liszt óók.’” (uit Edward de Veroveraar)
“‘Glosspan?’ zei de dokter. ‘Mijn god, is die ouwe dood?’ ‘Dat is ze inderdaad,’ antwoordde de jongeman. ‘Als u met me mee naar huis gaat zal ik haar opgraven en dan kunt u het zelf zien.’ ‘Hoe diep heb je haar begraven?’ vroeg de arts. ‘Anderhalf à twee meter, schat ik.’ ‘En hoe lang geleden?’ ‘O, een uur of acht.’ ‘Dan is ze dood,’ verklaarde de arts. ‘Hier heb je de akte van overlijden.’” (uit Varken)
“De jachtpartij van Victor Hazel vond elk jaar op de eerste oktober plaats en het was een zeer beroemd festijn. Heren met tere gestellen en tweedpakken, sommige van adel en andere alleen maar rijk (…)” (uit De wereldkampioen)
En, ten slotte, deze inleiding tot Mevrouw Bixby en de mantel van de Kolonel: “Amerika is voor vrouwen een land met grote mogelijkheden. Ze hebben nu al omstreeks vijfentachtig procent van de rijkdom der natie in handen. En binnenkort zullen ze alles bezitten. Echtscheiding is een lucratieve procedure geworden, eenvoudig te verkrijgen en gemakkelijk om te vergeten; en ambitieuze vrouwen kunnen deze procedure zo dikwijls volgen als ze maar willen, en hun winst door onderhandelen opjagen tot astronomische hoogten. De dood van de echtgenoot biedt eveneens aardige perspectieven, en sommige vrouwen geven de voorkeur aan deze methode. Ze weten dat ze niet lang zullen hoeven wachten, want overwerktheid en hoge bloeddruk zullen de arme ziel ongetwijfeld spoedig fataal worden, en hij zal sterven achter zijn bureau, met een flesje peppillen in de ene hand en een doosje tranquillizers in de andere.”
Met die páár stukjes moet u het doen. Het is in ieder geval meer dan er overblijft van William, Louisa’s kat, of de fazanten van Claud en Gordon. En samen met de rest van de verhalen waarvan ze onderdeel zijn, vormen ze een kluif waar je eens lekker kan voor gaan zitten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !