Ik heb er echt geen idee van waarom, maar ik verwar Graham Greene wel eens met Ernest Hemingway (van wie ik eerder het boek Mannen zonder vrouwen besprak). Goed, Greene stond op de shortlist voor de Nobelprijs voor Literatuur in zowel 1966 als 1967 en Hemingway in 1954, maar die laatste wón hem ook. En ze hadden allebei iets met Cuba: bij Hemingway hield dat op toen Fidel Castro daar de macht overnam (in 1959 verliet hij het eiland na daar sinds 1939 bijna permanent gewoond te hebben), bij Greene (die behept was met een zekere bewondering voor de Líder Máximo) begon het pas toen Fidel Castro al bijna aan de macht was. Maar los daarvan… Geen reden om die twee te verwarren.
Of het zou het feit moeten zijn dat er van beide auteurs vrij veel boeken werden verfilmd. Van Hemingway A Farewell to Arms, For Whom the Bell Tolls, To Have and Have Not, The Killers, The Macomber Affair, The Snows of Kilimanjaro, The Sun Also Rises, The Old Man and the Sea, en Islands in the Stream. En van Greene onder andere Stamboul Train (verfilmd als Orient Express), Brighton Rock, The End of the Affair, The Quiet American, A Gun for Sale, The Honorary Consul en een hele hoop films waarvoor hij het scenario schreef. Dat laatste was onder andere het geval met The Third Man en het is met The Third Man dat ik de eigenlijke bespreking van De tiende man (The tenth man) begin. Waarom? Omdat Greene dat in zijn inleiding óók doet:
“In 1948, toen ik aan De derde man bezig was, schijn ik volledig het bestaan vergeten te zijn van een verhaal dat De tiende man heette en dat als een tikkende tijdbom ergens in de archieven van Metro-Goldwyn-Mayer in Amerika lag. In 1983 schreef een onbekende me vanuit de Verenigde Staten met de mededeling dat een verhaal van mijn hand, De tiende man getiteld, door MGM te koop werd aangeboden aan een Amerikaanse uitgever. Ik vatte de zaak niet ernstig op. Ik meende me – abusievelijk, naar zou blijken – een ruwe schets te herinneren die ik tegen het einde van de oorlog geschreven had ingevolge een contract met mijn vriend Ben Goetz, de vertegenwoordiger van MGM in Londen. Deze schets had misschien twee getypte velletjes beslagen, zodat er geen gevaar voor publikatie leek te bestaan, te meer daar het verhaal nooit verfilmd was. (…) Toen kwam kort geleden het verbazingwekkende en onrustbarende bericht dat de heer Anthony Blond een aanzienlijke som had neergeteld voor alle boek- en feuilletonrechten op dat mysterieuze verhaal, waarbij de schrijversroyalties uiteraard aan MGM zouden worden uitgekeerd. Hij was zo hoffelijk me het typoscript toe te zenden om daarin net zoveel veranderingen aan te brengen als ik maar wilde, en het bleek geen ruwe schets van twee pagina’s te zijn maar een complete novelle van zo’n dertigduizend woorden.”
Dat kán natuurlijk allemaal een verkoopspraatje zijn, maar dat word gecombineerd met nog twee filmscenario’s die dan weer niét verfilmd zijn (toch nog niet op het moment dat De tiende man verscheen bij Bert Bakker, in 1985), wat de inleiding tot het boek toch wel lezenswaardig maakt. Over Jim Braddon en de oorlogsmisdadiger, het eerste scenario, vertel ik u niks; over Niemands schuld geef ik u graag mee dat het beslist ofwel een zeer verwarrende film was geworden ofwel een ronduit hilarische (‘t is bijna zo’n toneelstuk met mensen die telkens weer in gezelschap van de ene langs de ene deur buiten gaan om al dan niet met vermomming en in gezelschap van iemand anders langs een andere weer binnen te komen). “(…) in vereenvoudigde, zij het mijns inziens niet noodzakelijk verbeterde vorm”, dixit Greene, zou het later weer opduiken “als een roman met de titel Onze man in Havanna”. Een roman die MI5 (de Britse Security Service of Military Intelligence, Section 5) stappen deed zetten bij MI6 (de Secret Intelligence Service of Military Intelligence, Section 6) “wegens schending van officiële geheimen”. MI6, waarvoor Greene zelf gewerkt had, zag dat echter niet zitten en er kwam niks van in huis, net zoals het geen zoden aan de dijk zal zetten als ik de mensen van Bert Bakker (intussen als “fonds” ondergebracht bij Uitgeverij Prometheus) er op wijs dat het dus niét “M15” (M Vijftien) en “M16” (M Zestien) zijn, wat de vertaler (Peter Bergsma) er kennelijk wél van gemaakt heeft.
Dat gezegd zijnde, De tiende man is ook los van die inleiding zeer het lezen waard. De plot, zoals weergegeven in korte lijnen op de achterflap (geen spoiler alert dus), is deze: “In een gevangenis moet als represaillemaatregel elke tiende man worden doodgeschoten. Tien mannen trekken strootjes. Een rijke man trekt het langste strootje. Biedt al zijn geld aan aan degene die zijn plaats wil innemen. Een man gaat akkoord, omdat zo in ieder geval voor zijn familie is gezorgd, en wordt geëxecuteerd. De rijke man gaat later, als hij is vrijgelaten, in vermomming op bezoek bij de familie die nu al zijn geld en bezittingen heeft, terwijl hijzelf niets anders heeft dan zijn leven.”
‘t Is te zeggen, dat was de oorspronkelijke plot: in de uiteindelijke versie zitten er dertig man in een Franse gevangenis onder Duits bevel en moeten er dus drie geëxecuteerd worden ten gevolge van een (verzets?)actie in de stad tegen de Duitse bezetter. En “de rijke man” is heus niet de enige die probeert het toeval te snel af te zijn: de ene vindt dat de oudsten minder te verliezen hebben, de andere dat vrijgezellen voor mogen gaan. Maar als ze tot het besluit komen te loten, komt “de rijke man” wél met een ideetje om zichzelf te redden: als de burgemeester voorstelt “in alfabetische volgorde [te] trekken”, duwt hij er door dat het dan “te beginnen met de Z” moet zijn. Hij heet immers Chavel, Louis Chavel, en de berekende gok is dat zo goed als iedereen aan de beurt zal geweest zijn vóór hem en dat er dus weinig kans is dat hij nog een met een x’je gemarkeerd briefje zal in handen krijgen. Wél dus… en da’s het moment waarop hij eerst “honderdduizend franc” biedt aan wie het lot van hem wil overnemen en vervolgens “geld, land, alles, St. Jean de Brinac”.
Ene Janvier hapt toe, alles wordt netjes op papier gezet in het bijzijn van twee getuigen, en Janvier verwisselt het tijdige met het eeuwige in plaats van Louis Chavel: “Filosofen zeggen dat verleden, heden en toekomst tegelijkertijd bestaan, en zeker is dat in deze dichte duisternis menig verleden tot leven kwam: een vrachtauto reed de Boulevard Montparnasse op, een meisje bood haar mond aan om gekust te worden en een gemeenteraad koos een burgemeester: en in de gedachten van drie mannen stond de toekomst even onwrikbaar vast als hun geboorte – vijftig meter sintelpad en een bakstenen muur vol blutsen en gaten.”
Alleen weet Chavel reeds vóór het zover is dat hij de moeilijke weg heeft gekozen: “Nu zijn hysterie voorbij was, scheen het Chavel toe dat dat simpele pad in feite oneindig veel aantrekkelijker was dan de lange, duistere weg die zijn eigen voeten hadden te gaan.” Wat ook klopt: hij mag zijn naam dan wel veranderd hebben naar Jean-Louis Charlot, maar zijn vrijlatingspapieren uit de gevangenis zijn geen hulp bij het opnieuw vinden van werk en van op de straat weer advocaat worden zit er niet in. Wie vroeger voor hem boog als een knipmes, negeert hem nu bovendien. Er was duidelijk respect voor zijn geld, niet voor hem.
Dus trekt hij als bedelaar naar zijn vroegere huis in St. Jean de Brinac, dat intussen effectief in bezit is genomen, zij het enigszins halfhartig, door de zus en moeder van Janvier. De moeder denkt dat Janvier ergens in het buitenland zit en goed geld verdient en daarmee die villa voor hen gekocht heeft, de zus laat zich door “Charlot” wijsmaken dat hij een van de mannen was die met Janvier in de cel gezeten heeft en neemt hem als een soort van “klusjesman” in dienst. Zij weet echter wél dat ze het huis en het geld te danken hebben aan het feit dat Janvier zich heeft laten kopen door Chavel… en ze is noch Janvier noch Chavel daar dankbaar voor. Als ze Chavel ooit voor de loop van haar geweer krijgt, zegt ze, knalt ze hem af.
Méér dan basis genoeg dus om ook nog de volgende zestig bladzijden te voorzien van een rijke intrige: haat en liefde komen wel zéér sterk bij mekaar te liggen en dan komt er ook nog een derde hond in het spel. Wie dát is, ga ik u lekker zelf laten uitzoeken, net zoals ik u niet aan uw neus ga hangen hoe een en ander uiteindelijk afloopt, maar ik geef nog graag dit citaat mee: “De dood is geen persoonlijke aangelegenheid: het is niet maar zo dat het lichaam ophoudt met ademhalen en dat het daarmee afgelopen is – gefluister, getinkel, het kraken van een plank, water dat in een gootsteen stroomt. De dood was als een operatie die inderhaast werd uitgevoerd zonder de juiste medische begeleiding – of als een geboorte. Men verwachtte elk moment het gehuil van de pasgeborene te zullen horen, maar al wat men uiteindelijk hoorde was stilte. De kraan werd dichtgedraaid, het glas verstomde, de planken hielden op met kraken.”
Ik heb hier nóg een viertal boeken van Graham Greene in mijn kast staan (waaronder het eerder genoemde Onze man in Havanna), maar dit De tiende man was alvast een mooie kennismaking met zijn werk. En dat voor een boek waarvan de auteur zelf het bestaan was vergeten...
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !