Ik zal het maar meteen ruiterlijk toegeven: al is dit boekje toch zo’n honderd bladzijden dik, meer dan een paar daarvan heb ik er niet gelezen. Niet omdat het niet boeiend is, niet omdat ik er geen zin meer in had, maar omdat ik het grootste deel van dit boekje al gelezen had in “Alleen in u – o koning – geloven wij nog” – Open brieven van de Vlaamse Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Net het feit dat ik laatstgenoemd boek vorige week besprak, was namelijk de aanleiding tot het lezen van dit Bijdragen tot de Geschiedenis der Vlaamsche IJzertragedie 1914-1918 – I. Open brieven en Vertoogschriften van de Vlaamsche Frontbeweging (1917-1918).
Of beter: het zoeken in LibraryThing naar het boek dat ik hier besprak, leerde me dat ik ook Bijdragen tot de Geschiedenis der Vlaamsche IJzertragedie 1914-1918 – I. Open brieven en Vertoogschriften van de Vlaamsche Frontbeweging (1917-1918) in mijn bezit had. Een erfenis van een helaas alweer jaren geleden overleden kameraad en een nummer I uit een serie die nooit een vervolg zou kennen. Na dit in augustus 1939 door de vzw Bedevaart naar de Graven van den IJzer uitgegeven eerste nummer kwam er nooit meer iets terecht van de nochtans ook al in het Woord vooraf aangekondigde negen volgende nummers: II. Brieven van Vlaamsche gesneuvelden; III. Individueele Vlaamsche Vertoogschriften; IV. Een geschiedenis der Vlaamsche frontblaadjes en der Vlaamsche frontpers; V. Officieele onderrichtingen in verband met den Vlaamschen strijd; VI. Personalia : vervolgingen en straffen ; boetkompanies ; Cézembre, Orne, Fresnes, Auvours ; symbolen van Vlaamsch IJzeridealisme; VII. De dertig duizend Vlaamsche gesneuvelden; VIII. Een beknopte geschiedenis van de Vlaamsche IJzertragedie; IX. Een overzicht der Heldenhulde en der IJzerbedevaarten; en X. Een definitieve, uitgebreide Geschiedenis van de Vlaamsche IJzertragedie. Het was een “voorloopig – voor allerlei wijzigingen nog vatbaar – plan”, maar daar maakte het officiële begin van de Tweede Wereldoorlog (1 september 1939) een einde an.
Van een “wetenschappelijke” aanpak kwam ook niks, wat een van de redenen was waarom de auteurs van “Alleen in u – o koning – geloven wij nog” – Open brieven van de Vlaamse Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog daar in 2017 hun werk konden van maken. Zoals ik in de bespreking dáárvan al aangaf met betrekking tot vzw IJzerwake, de Frontbeweging en de Frontpartij: dat zijn noch waren wetenschappelijke instituten, maar wel strijdverenigingen, en strijdverenigingen “hebben niet de bedoeling mensen dood te slaan met wetenschappelijke mumbo jumbo”.
De gelukkige koper/bezitter van voorliggend door geen enkele auteur opgeëist werkje zal hierin dan ook, op de eigenlijke Open Frontbrieven na, nauwelijks iets vinden dat doet denken aan “Alleen in u – o koning – geloven wij nog” – Open brieven van de Vlaamse Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog, of het moest deze vermelding in de zeer korte inleiding tot de eerste Open Frontbrief, de Open Brief aan den Koning van België, Albert I (verschenen den 11 juli 1917) zijn: “Deze brief werd bij duizenden exemplaren (op formaat 22 X 34 cm.) gepolycopieerd, natuurlijk in ‘t geheim, over het heele front verspreid”.
Wat er dan wél weer in staat, zijn fotografische weergaves van een aantal van de Open Frontbrieven, of toch van delen ervan, iets wat in het wetenschappelijke werk waarnaar ik hier al een aantal keren verwezen heb niét het geval is. Én een aantal voetnoten die in datzelfde wetenschappelijke werk evenmin aanwezig waren. Die bij de naam Ribot, bijvoorbeeld: “Toenmalig Fransch Eerste Minister”. Of bij de naam Maeterlinck: “Maurice Maeterlinck, geboren Gentenaar, verfranscht en franschschrijvend letterkundige”. Maar ook die bij een aantal citaten in het Frans die in de al eerder genoemde eerste Open Frontbrief gebruikt werden. Die worden ten behoeve van de lezer van Bijdragen tot de Geschiedenis der Vlaamsche IJzertragedie 1914-1918 – I. Open brieven en Vertoogschriften van de Vlaamsche Frontbeweging (1917-1918) niet alleen vertaald naar het Nederlands, maar ook voorzien van de auteurs van de citaten, al zijn die auteurs wel “geanonimiseerd”: “Majoor P., bij ‘t 2e linieregim.”, “Majoor D., bij ‘t 3e linieregim.”; “Kolonel bij ‘t 9e linieregim.” of, uiteraard, “Generaal B. – bevelhebber der 1e legerafdeeling”. Die laatste was wellicht ook voor de lezers uit 1939 meteen duidbaar als Louis Bernheim, maar met het voor de geest halen of te weten komen van de rest van de namen zullen ook zij al serieuze problemen ondervonden hebben.
Net zoals de Vlaamse beweging met de geleidelijke evolutie van een “zelfstandig” Vlaanderen binnen belgië, naar een “mét België als het kan” tot uiteindelijk een “zonder België omdat het moét”, een evolutie die zich in 1939 duidelijk al begon af te tekenen in de geesten van de mannen (ik vermoed dat er geen vrouwen bij waren) van de vzw Bedevaart naar de Graven van den IJzer, getuige daarvan deze passage in het Woord vooraf: “Wie deze manifesten voor het eerst leest zal ongetwijfeld zeer onder den indruk er van komen ; schrijnende levensernst, gelouterd door bestendig lijden, beginselvastheid en zielsadel te midden het wankelen van alle moreele waarden, hunkering naar rechtvaardigheid tegenover het ondermijnen van de meest heilige rechten, klare doelstelling, heroïsche doodsverachting en uiterste offergezindheid moéten hem diep ontroeren ; hij zal, wellicht op een dwaalspoor gebracht door naoorlogsche leugencampagnes ook getroffen worden door de loyale houding van de Vlaamsche frontmannen ; zij waren en bleven immers «bereid hun bloed te geven zooveel als het moest» op voorwaarde «dat dit bloed dienen zou tot de redding van ons volk en niet om nog nauwer den slavenband toe te halen» ; zij ijverden voor «een vrij Vlaanderen in een vrij België» t.t.z. dat zij de zelfbevochten bevrijding van België aanvaarden als een conditio sine qua non van een vrij Vlaanderen ; zij beschouwden «zelfbestuur als uitgangspunt van het nieuwe leven dat den Belgischen staat sterker en hechter moet maken»; zij spraken van «zelfbestuur in een hartelijken bondstaat België». Maar zij wilden de dubbele nationaliteit der bevolking van België erkend en gevrijwaard zien en zij streden voor Vlaamsche gelijkberechtiging; hun strijd ging tegen het België dat Vlaanderen wilde negeeren, kleineeren, verbasteren of vernietigen ; tegen degenen ook die hen, om hun Germaanschen oorsprong, gelijkschakelden met de Duitsche bezetters. Wie dit inziet, zal spoedig de volle tragiek van hun strijd begrijpen.”
En meteen ook waarom de Vlaamse beweging in de Tweede Wereldoorlog voor het overgrote deel een andere koers voer, zou ik daaraan durven toevoegen. Het “nieuw Vlaams verweer” waarop de vzw Bedevaart naar de Graven van den IJzer aan de vooravond van die nieuwe wereldbrand hoopte, een verweer dat, naast “bezinning”, moest voortvloeien uit het “weer blootleggen” van “de kernen van de Vlaamsche tragiek”, was er duidelijk niét op gericht nog eens de belgische kaart te spelen in de hoop deze keer wél een beloning te ontvangen. De foto van het “puinblok van Merkem”, ook nu nog te vinden in de crypte van de IJzertoren, waarmee het boek opent, het “puinblok” waarop “met bloedroode letters” de “verzuchting” van de Vlaamse IJzersoldaten geschilderd staat, mocht intussen duidelijk over twee generaties heen begrepen worden. “Hier ons bloed! Wanneer ons recht?” was alvast in het secretariaat van de vzw, daar op de Hoge Brug in Kaaskerke-Diksmuide geen vraag meer die men bereid was ad infinitum te blijven stellen.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !