Twitter is nu niet meteen een omgeving die mensen aanzet tot het lezen van boeken, maar voor wie sowieso graag en veel boeken leest, is het natuurlijk wéér een omgeving die aanzet tot het lezen van boeken. Niet dat er massaal verwezen wordt naar zelfgeschreven boekbesprekingen of dat er heel erg positief gedaan wordt over boeken en hun besprekingen (in tegendeel, doorgaans gaat het om kinderen die er zóóó’n hekel aan hebben en ouders of leraren die vanalles proberen uit te vinden om het ze dan toch maar te laten doen), maar er zit wél her en der een auteur op. En af en toe volg ik die zelfs. Als ik dan in een boekhandel binnenstap en ik zie een boek van die mensen liggen, dan wil ik dat wel eens nader bekijken en in sommige gevallen ook meenemen. Dat was een tijdje geleden het geval met Over morgen – Mijmeringen voor wie niet van gisteren is van Pieter Marechal en Rik Torfs (had ik niet moeten doen – zie deze bespreking) én voorliggend boek, Ik weet wie je bent en wat je doet – Hoe we onze privacy verliezen en wat je daaraan kunt doen van Matthias Dobbelaere-Welvaert https://ministryofprivacy.eu/.
Als ik het fifo-principe (first in first out) zou hanteren, zou ik mogelijk nooit meer aan het lezen van die boeken toekomen (“Er zijn nog duizend wachtende boeken vóór u” …). Als ik daarentegen het lifo-principe (u raadt het al: last in first out) hanteerde, zou ik nooit toekomen aan het lezen van boeken die al veel langer in mijn collectie zaten. Gelukkig dat ik dus nauwelijks principes hanteer wat betreft de volgorde waarin ik boeken lees: als een boek me op een zeker moment interesseert, dan begin ik er aan. En in tijden van alsmaar meer camera’s, apps die je door je strot geduwd worden, “sociale” media, en burgers die mekaar met graagte verklikken, interesseert een boek als dat van Matthias Dobbelaere-Welvaert me zonder meer.
Zou ook voor u het geval moeten zijn, trouwens. En ja, een mens heeft het minstens ten dele nog zelf in handen, aldus Dobbelaere-Welvaert: “Het grootste gevaar voor onze privacy komt niet van Facebook, Google of Amazon. Zelfs niet van onze overheid. Het komt van jou. En van je buurman. En je collega. En je lief. De waarheid is dat privacy onze harten niet beroert. Niet zoals de liefde, onze gezondheid, ons geld, onze reizen. Als je je zuurverdiende centen ziet opgaan aan de vele belastingen die ons land rijk is, dan voel je dat. Als je binnen een paar maanden met je blote voeten op een of ander tropisch zand rondtrappelt, dan voel je dat. Als je een stuk privacy verliest, dan voel je dat gewoonlijk … helemaal niet. Het grootste gevaar voor de privacy van onze kinderen en kleinkinderen, dat zijn wij.”
Ja, de auteur is een beetje cynisch, verre van goedgelovig. Hij denkt aan de toekomst én aan de gemeenschap. Hij is een filosoof. En dat alles ter gelijker tijd: “De mens lijkt niet of op z’n minst niet voldoende in staat te leren van de geschiedenis. Dat lijkt een mix van arrogantie (‘wij kunnen het beter’), naïviteit (‘het overkomt ons geen tweede maal’) en een natuurlijke drive tot vooruitgang en optimisme. We móéten nu eenmaal vooruit, we móéten nieuwe technologie uitvinden, onszelf elke dag ‘verbeteren’ (…) Staan we vandaag – maar evengoed de komende jaren en decennia – niet op de barricaden, dan riskeren we alles kwijt te raken. Want met het verlies van privacy, verliezen we onze ik: wie we zijn, waarover we dromen, wat onze ambities, angsten en hartstochten zijn. Privacy is meer dan je gordijnen ‘s avonds sluiten. Het is de sluier van de ziel, de beschermengel van het hart, de biechtvader van de zonden. Privacy is alles en niets tegelijk – maar het waard om er een leven lang voor te vechten.”
Ik zou Matthias Dobbelaere-Welvaert eerder ter rechter zijde situeren – of toch ter wat voor mij de rechter zijde is, want met de begrippen “rechts” en “links” wordt de jongste decennia wel zéér creatief omgegaan –, maar hij maakt ook meteen duidelijk dat behalve de commerciële sector (en daar behoren voor de duidelijkheid, voor wie het echt nog steeds niet door heeft, ook de “gratis” sociale media bij) ook politici in het algemeen onze privacy opofferen aan hún doelen: “Politici van elke strekking gebruiken hun ideologie om onze privacy beetje bij beetje te verminderen, soms bewust, soms onbewust. Afhankelijk van het rechts-linksverhaal zijn er andere gebieden waar privacy als een wisselmunt wordt opgeofferd voor het grotere doel. Dat kan veiligheid zijn, het milieu (denk aan de knips of LEZ in vele steden) of onze gezondheid.”
En als we het over veiligheid hebben, dan hebben we het de jongste jaren onvermijdelijk over terrorisme. Het aantal slachtoffers daarvan stelt, zoals Dobbelaere-Welvaert opmerkt, niks voor in vergelijking met het aantal verkeersslachtoffers, maar heeft er intussen toe geleid dat we met z’n allen geen anonieme simkaarten meer kunnen kopen en dat … terroristen daar totaal geen last van hebben: zij kopen zo’n simkaart in het buitenland, gebruiken gestolen gsm’s, of “applicaties zoals Telegram en Signal, die encryptie en anonimiteit waarborgen”. Bovendien gebruiken ze codetaal. “De enigen die de overheid met zo’n maatregel treft, je raadt het al, zijn onschuldige burgers die zich graag wat anoniemer zouden willen bewegen.” En da’s geen toeval: “Terroristische aanslagen zijn hét gedroomde instrument om de bevolking op te zadelen met beslissingen en maatregelen die er anders nooit of te nimmer zouden doorkomen. Het is in momenten van crisis, in momenten van diepe rouw, in momenten van blinde paniek, dat de aandacht voor de rechten en vrijheden van individuele burgers zodanig verslapt dat men de kans schoon ziet om allerhande onnodige en bijwijlen gevaarlijke regels in te voeren.”
Regels die behalve simkaarten bijvoorbeeld uiteraard ook “slimme” camera’s betreffen. Of ANPR-camera’s (automatische nummerplaatherkenning; intussen ingezet om te controleren of u geen “niet-essentiële verplaatsingen” doet). Of vingerafdrukken op uw identiteitskaart (waarmee meteen ieders vingerafdrukken verzameld worden, ook van degenen die nooit in aanraking met de politie gekomen zijn). Of gezichtsherkenning (je kent de filmpjes van het internet: in China hoef je je betaalkaart niet eens meer boven te halen, het systeem herkent je gezicht en haalt meteen geld van je rekening aan de kassa, hoé handig!): “Een pet, hoed, mondmasker of make-up dragen zal amper helpen tegen gezichtsherkenningstechnologie: aan 10% van het gezicht heeft de software vaak meer dan genoeg.”
En dan moest de echte terreur nog uitbreken: de door de overheid georganiseerde corona-terreur. “Wat er ook gebeurde in deze crisis, was een uitholling van onze rechten en vrijheden. Niet alleen het recht om ons vrij te bewegen, maar ook ons recht op geheimhouding. Het recht op privacy. Drones vlogen ons om de oren van de kust tot aan de Schelde, uitgerust met hittesensoren om stouteriken op te sporen. Caravanbewoners aan zee, wandelaars in een park in Brussel: allemaal werden ze er een voor een uitgepikt, terwijl een schrille elektronische stem hen toesprak: ‘Ga naar huis.’ Of er werd een heuse politie-eenheid op afgestuurd, dat kon ook.” Over de belze corona-app is Dobbelaere-Welvaert positief waar het de privacy betreft, maar “absolute garanties zijn er niet”: “de koppeling met Apple en Google [biedt] heel wat onzekerheden” en ondertussen zijn er dus al technische middelen om de “anonieme appgebruikers” op te sporen, terwijl net de anonimiteit van wie het signaal uitzendt door de app werd gegarandeerd.
Na het hoofdstuk Privacy actueel volgt een zeer uitgebreid hoofdstuk Privacy praktisch. Het stukje “en wat je daaraan kunt doen” uit de ondertitel van het boek, zeg maar. Sterke wachtwoorden, wachtwoordkluizen (LastPass, bijvoorbeeld, dat helaas onlangs betalend is geworden voor wie het wil gebruiken op “vaste” apparaten én smart phones), two-factor authentification, VPN (bijvoorbeeld NordVPN), smart speakers (niet zo smart om die te hebben), IP-camera’s (idem), Google Street View, al te “slimme” meters (die je helaas niet eens kan weigeren), het passeert allemaal de revue in het stukje Privacy bij je thuis. In het deel Privacy op de weg komt Dobbelaere-Welvaert uiteraard terug op de ANPR-camera’s en moet ie toegeven dat je nauwelijks nog anoniem op de weg kan zijn, tenzij voorlopig nog te voet, met de fiets of op een step (speedelecs hebben wél al een nummerplaat). En in Privacy op het werk en Privacy op school wijst de auteur er op dat je daar wel degelijk bepaalde rechten hebt. Wat uiteraard niet wil zeggen dat uw baas of schooldirectie daar ook rekening mee houdt. In Privacy op straat komen onder andere amateur-fotografen in beeld (bad pun intended), in Privacy op reis onder andere publieke wifi (het advies is daar sowieso, ook als het in eigen land is: “Blijf-van-publieke-wifi-af! Dat is het beste devies dat je zal lezen in deze sectie. Blijf eraf.”) en reisapps op je telefoon (“al die applicaties willen maar één ding: je data”). En dan zijn er ook nog Privacy en je geld (over privacycoins, bijvoorbeeld, maar vooral over het belang van cash kunnen betalen – iets wat met gebruikmaking van de door de overheid georganiseerde crisis rond corona alsmaar moeilijker wordt); Privacy en seks (niet dat er doorgaans camera’s in je slaapkamer staan, maar sommige mensen hebben wel de neiging hun “bezigheden” te filmen en op een of andere manier aan het internet toe te vertrouwen, én er zijn ook nog steeds mensen die niet door hebben dat Google alles weet omdat het al je zoekopdrachten bijhoudt); Privacy binnen je familie en met je partner (apps die alles bijhouden en ouders die – sharenting – alles aan het internet toevertrouwen; “slim” speelgoed); Privacy in de (e-)winkel (Wat houden web- en andere winkels allemaal bij over je?); Privacy op festivals (Wat kan een festivalorganisator allemaal niet “organiseren” op basis van die slimme armband waarmee je je drankjes betaalt?); Privacy bij je dokter en in het ziekenhuis (Wat houden die niet allemaal bij over je, waarmee hebben ze werkelijk zaken, en wie kan er nog meer aan die gegevens?); Privacy en dating (Tinder-toestanden); Privacy en sporten (“Staat het niet op Strava, Runkeeper of Runtastic, dan is het niet gebeurd” en alle mogelijke gevolgen daarvan); Privacy op terras/restaurant (reserveren via telefoon is de boodschap, én cash betalen uiteraard); en Privacy en je verzekering (“Wie gelooft dat verzekeraars er zijn voor jou, en niet in de eerste plaats voor hun eigen winstmaximalisatie, heeft toch dringend een reality check nodig.”)
Kortom, een hele hoop nuttige “weetjes” en tips. Alleen al voor dit deel, zou je dat boek moeten kopen. Maar misschien behoor je tot die mensen die zeggen “Ik heb niets te verbergen. Als je niets verkeerd doet, heb je niets te vrezen! Privacy is allang dood, Facebook weet alles. Mijn gezondheid/veiligheid heeft absolute voorrang op privacy! Privacy is voor criminelen”. Daarop antwoordt Dobbelaere-Welvaert: “Dooddoeners, stuk voor stuk. Ze blijven echter wel vlotjes meegaan, en in elke privacydiscussie die je na het lezen van dit boek voert ga je ze horen.” Vandaar dus dat hij in hoofdstuk 4, Hoe overtuig je iemand van het belang van privacy, een antwoord formuleert op al die dooddoeners. Bijvoorbeeld: “De volgende keer dat je iemand hoort zeggen dat ze ‘niks te verbergen hebben’, moet je hen er misschien even aan herinneren dat niemand over een glazen bol beschikt. Of men nu rechts of links is, homo of hetero, zwart of wit, jong of oud: we hebben allemaal wél iets te verbergen. Als het vandaag niet is, dan wel morgen.” “Privacy draait niét om het verbergen van informatie, maar om het beschermen van data en privé-informatie. (…) Privacy is een fundamenteel mensenrecht, en je hoeft aan niemand te bewijzen waarom dat niet zo zou zijn. (…) Het verlies van, of gebrek aan, privacy creëert aanzienlijke schade. Je hebt privacy hard nodig. Dat is simpelweg de realiteit. Niemand wordt graag geconfronteerd met identiteitsdiefstal (online of offline), online manipulatie (‘hoi, je wil vast wel dit kopen!’), discriminatie, stalking, enzoverder.” En zo gaat de auteur geleidelijk heel het rijtje af, daarbij ernstige kritiek op de overheid niet schuwend: “Hoe onveiliger de burger zich voelt, hoe meer leiderschap hij zoekt en hoe afhankelijker hij wordt van de overheid. De overheid, die heeft macht. En wat wil iemand met macht? Meer macht. (…) iedereen is mogelijk verdacht. En dan zeggen ze dat ik af en toe paranoïde ben. Geleerd van onze overheid dus.” Of – en geloof me, dit gaat uiteindelijk niet beperkt blijven tot China, want wordt al geleidelijk geïntroduceerd via de op komst zijnde coronapas – “Is het het waard om je burgers te behandelen als vee, met een social credit score, om absolute veiligheid te bereiken?”
Het laatste hoofdstuk is er ten slotte weer een gewijd aan praktische tips: Wat bij een privacyschending? En hoe neem je een stukje terug? In dit hoofdstuk dus het recht om vergeten te worden, het recht op inzage, het recht op bezwaar, enzovoort. Maar ook hoe om te gaan met Google, Facebook, Apple, Twitter, WhatsApp, Facebook Messenger, Waze, enzovoort. Een paar tips van de auteur: “Vervang Google Search door DuckDuckGo, Chrome door Brave, Gmail door Protonmail, Drive door Nextcloud, Calendar door Lightning Calendar, Google Translate door DeepL en Google Maps door OsmAnd.” En wat Waze, Google Maps en Apple Maps betreft: “Wil je privacy? Gebruik dan een van deze vijf alternatieven: DuckDuckGo Maps (werkt prima, want het draait op Apple’s Mapkit JS Framework), OsmAnd Maps, Sygic Maps, Where To? Of HERE WeGo (van Nokia, het ooit zo iconische bedrijf – zijn nieuwe lijn smartphones sloeg helaas niet aan.”
Ik wás al behoorlijk bezig met het versterken van m’n privacy vooraleer ik dit boek las, maar was me bijvoorbeeld niet bewust van het feit dat Waze eigendom is van Google. En ik gebruik op dit moment behalve Blogger (ook van Google) ook nog Google Maps. En ik heb ook echt wel nog een en ander bijgeleerd over hotels, ziekenhuizen, enzovoort. Ik kan dit boek dus méér dan van harte aanraden aan iedereen die zelfs maar in het minste begaan is met z’n privacy. Kopen, lezen en opvolgen!
Björn Roose