vrijdag 17 oktober 2025

Mijn naam is Roelant – Gerard Vanter (boekbespreking door Björn Roose)

Mijn naam is Roelant – Gerard Vanter (boekbespreking door Björn Roose)
Ik had nog nooit gehoord van Gerard Vanter tot ik dit boek las. En toen ik las van wie dat een pseudoniem was, stond ik helemaal verbaasd. Tot ik me realiseerde dat er een juniorversie en een seniorversie van die schrijver was. Gerard Vanter was namelijk, net zoals G. Revers, Gerard van Woensel, Rinko Wiersma, George van Buuren, Oom Jaap, Ru Vahé én De Uitgeefster een nom de plume van Gerard van het Reve. Edoch niet de Gerard (van het) Reve van – onder andere, maar ik noem voor het gemak maar zijn bekendste werk – De avonden, maar zijn vader, die van, weerom onder andere, Zo lacht Moskou! Vrolijke schetsen uit het Sowjetleven en – nadat hij door kreeg dat het allemaal niet zo vrolijk was - Mijn rode jaren. Herinneringen van een ex-bolsjewiek.

Mijn naam is Roelant gaat echter uiteraard, ondanks het feit dat de sociale strijd er het middelpunt van is, niet over de Sovjet-Unie, maar over – wat de échte Gentenaren al door hadden – Gent. Zijnde het Gent van 1539-1540, toen de stad in opstand kwam tegen de aldaar geboren keizer Karel V, wat na de voorspelbare overwinning van de keizer leidde tot de onthoofding van vijfentwintig mensen, de vernedering van een aantal anderen door ze met een strop om de hals door de stad te laten trekken, het slopen van grote delen van de Sint-Baafsabdij en aangelanden om er het zogenaamde Spanjaardenkasteel te bouwen (“een onbedwingbaar fort”, “een dwingburcht, die Gent duurzaam in onderworpenheid zou houden”, waar de graven Egmont en Hoorn nog geen twintig jaar later gevangen zouden zitten alvorens ze te Brussel werden onthoofd), het bezetten van de hele stad door huurlingen en aanverwanten, de versterking van het centrale gezag in handen van de keizer en het feitelijk afschaffen van de stedelijke autonomie van Gent, en – veel later, te weten vanaf 1973 – de jaarlijkse rondgang van de Stroppendragers.

Over die laatste heeft Gerard Vanter het voor de duidelijkheid niet, maar hij is er in dit bij Elsevier in 1957 uitgegeven, driehonderdvijftig bladzijden tellende boek wél in geslaagd een historische roman te creëren die de gebeurtenissen vanaf het prille begin van de opstand tot een aantal weken na de genoemde vernedering volgt in de persoon van Gilles de Wilde, een meester van het weversgilde, die zo’n beetje de aanzet tot die opstand is en ook als enige van de bekende opstandelingen weet te ontsnappen (waarna hij terechtkomt in Troyes, een stad die ik deze zomer bezocht en waarover ik het ook al had in mijn bespreking van Katharen, feit en fictie van John van Schaik, iets wat wellicht bewust zo georganiseerd is door de auteur, want de wevers – les tisserands– worden wel vaker, ook geestelijk, in verband gebracht met de katharen, en die laatsten dan weer met Chrétien de Troyes en de stad zelf).

Echt? Is er eentje weten te ontsnappen? Misschien wel, maar het blijft een roman, al is die dan ten dele gebaseerd op het Cort verhael van de principaelste gheschiedenissen ghebeurt binnen de stadt van Ghendt in het jaer 1539 ende 1540, een ‘cort verhael’ waaruit aan het begin van ieder hoofdstuk een citaat te vinden is met daarin (dikwijls toch) de kern van de feiten in dat hoofdstuk. Dat is in ieder geval minstens wat Gerard Vanter de lezer probeert wijs te maken, want ik vind zelfs op het internet nergens een verwijzing naar dit ‘cort verhael’ terug. Maar dat doet er ook niet echt toe, want Vanter is goed geïnformeerd en niet alleen over het verloop van de – bij momenten toch zeer knullig en zeker niet rechtlijnig verlopende – opstand (“Wat ze betreurden was hun te geringe kracht, hun tekort aan daadkracht, hun onvermogen om datgene door te zetten wat ze ook nu nog steeds als hun rechtmatig doel beschouwden”), maar ook over het reilen en zeilen van de gilden, het weversambacht, de organisatie van een laatmiddeleeuwse/vroegmoderne stad (in Gent liep dat – zoals overal, neem ik aan – een beetje door elkaar), in zoverre zelfs dat hij met die algemenere kennis af en toe een beetje te koop loopt, wat nu ook weer niet hoefde. Reinaert de Vos, Adriaan Brouwer, Erasmus én Niccolò Macchiavelli aan de oren bij dit verhaal slepen, leek de schrijver misschien een kwestie van ‘kaderen’, maar het draagt niks bij aan het verhaal zelf. Net zomin als pakweg het “met gewijzigde klank en met gans andere inhoud” ‘citeren’ van het lied Ic arm schaep aen gheen groen heyde.

Soit, als min of meer geschiedkundig werk is Mijn naam is Roelant een interessant boek en Vanter is er in geslaagd door een ‘held’ centraal te stellen de lezer ook doorheen de hele geschiedenis mee te nemen. Maar hij kon beslist zélf wat minder hindernissen voor de leesbaarheid opgeworpen hebben.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !