Het is nog maar van begin april (voor wie mijn boekbesprekingen met
vertraging leest: 2025) geleden dat ik mijn bespreking van Duin,
het eerste boek in de originele (van de hand van Frank Herbert zijnde
dus, en niet van die van zijn zoon in samenwerking met Kevin J.
Anderson) serie publiceerde, en ik heb het tweede deel, voorliggend
Duin Messias, toch al gelezen voor de maand augustus (nog
eens: van 2025) om was. Dat wil drie dingen zeggen. Ten eerste:
“even” is zeer relatief, ook als ik zoals in mijn bespreking van
Duin schrijf “Ik laat voorlopig even de genoemde vervolgverhalen liggen
waar ze liggen”. Ten tweede: ik voelde echt wel een drang om ook
dit tweede deel te lezen, want het was (noch is) zo dat ik niks
anders om lezen meer in mijn boekenkasten staan had (of heb). Ten
derde: het derde deel, waarvan ik bij mijn vorige bespreking schreef
dat ik het nog niet in mijn bezit had en niet van plan was “daar
haast mee te maken”, is intussen wél in mijn bezit en ik heb er
wél haast mee gemaakt. Ik kocht het tweedehands bij een winkeltje
gespecialiseerd in science-fictionliteratuur in Nederland,
waar ik meteen ook een ladinkje werken van J.G. Ballard op de kop tikte, omdat ik nu ook geen zin had om er zoveel voor te
betalen als voor de rest van de serie samen, maar ik kocht het wel
onmiddellijk na lezing van dit tweede deel.
Kortom, u raadt het al, ook dit tweede deel is me zeer bevallen, en het zal mogelijk geen jaar meer duren vooraleer ik volledig door de serie heen ben. Zo ongeveer aan het tempo dat de iets minder verslaafde lezer zou aanhouden dus, al is het aanhouden van enig tempo bij het na mekaar lezen van de eerste twee boeken niet nodig: Duin Messias begint met een Voorwoord waarin in nog geen anderhalve bladzijde een korte samenvatting van het eerste boek wordt gegeven, iets wat ik wat betreft dit tweede boek niét zal doen, terwijl ik dat voor het eerste wél gedaan heb. Ik geef u qua korte inhoud alleen maar – citerend uit dat Voorwoord - mee dat keizer Paul na het vestigen van zijn macht over de planeet Duin “in de twaalf daaropvolgende jaren (…) zijn rijk [schiep]. Maar nu beginnen alle vroegere machtsgroeperingen zich te verenigen in een samenzwering tegen zijn persoon en tegen de legende van Muad’Dib, zoals hij wordt genoemd.” Wie aan de macht komt, moet zich vervolgens gaan bezig houden met aan de macht blijven, al dan niet langs genetische weg, iets wat zelfs ‘Vlaamse’ politici weten, een feit waardoor onze hedendaagse politiek een ronduit afgrijselijk aantal zonen en dochters ván telt. Iets wat dan weer net wat minder makkelijk is als het volk dat je aan de macht geholpen heeft in jouw naam en behoorlijk tegen je zin een universumwijde jihad begint, en jij, je zus en zo’n beetje alles wat het voor het zeggen heeft op je planeet voortdurend zo high als een kanarie rondloopt van de in sommige gevallen wel zeer geestverruimende “specie”, maar dat zijn natuurlijk de dingen die – samen met onder andere een eigenaardig soort moeder-oversten en uit dooie mensen gemaakte nieuwe mensen (ghola) - de Duinsaga zo apart maken. Dát en, bijvoorbeeld, stukjes filosofie als deze: “Grondwetten worden de ergst denkbare tirannie (…) Ze zijn georganiseerde macht van een dergelijke orde dat het volkomen overweldigend is. De grondwet is gemobiliseerde maatschappelijke macht en hij heeft geen geweten. Hij kan de hoogsten en de laagsten verpletteren en alle waardigheid en individualiteit uitbannen. Hij heeft een onstabiel evenwichtspunt en geen beperkingen.” Of: “De ingewikkelde bewoordingen van wettelijke bepalingen ontstonden vanuit de noodzaak voor onszelf het geweld te verbergen dat wij tegen elkaar in de zin hebben. Er bestaat slechts een gradueel verschil tussen iemand van een uur van zijn leven beroven en iemand van zijn leven beroven. Je hebt hem geweld aangedaan, zijn energie verteerd. Je moordplannen kunnen verscholen worden achter ingewikkelde eufemismen, maar achter elke machtsuitoefening over een ander zit toch uiteindelijk altijd de basisgedachte: ‘Ik voed me met jouw energie.’”
En dan zijn er natuurlijk ook nog de – als ik me dat goed kan herinneren – in het eerste deel niet of nauwelijks opduikende verwijzingen naar onze eigen planeet Aarde en een tijd tussen de huidige (of toch min of meer huidige) op die planeet en de gebeurtenissen rond Duin. Een tijd waarin de “Butlers” – kennelijk een soort supercomputers die vervolgens uitgebannen werden – een belangrijke rol speelden, maar ook tijden waarin Genghis Khan nog rond liep, of Hitler (“een keizer waar je in het voorbijgaan goed op moet letten”), of iemand “een wulkschelp uit de zee van Moeder Aarde” opraapte. Dingen die je de indruk geven dat Herbert al een spoor van kruimeltjes aan het leggen is naar het volgende boek, dingen die je al naar het lezen van dat volgende boek leiden.
“Duin is een van de zeldzame SF-boeken die unaniem geprezen worden”, lees ik op de achterflap, en ik kan me in ieder geval nu al aansluiten bij de loftuitingen in zoverre die betrekking hebben op deel één en deel twee van de serie geschreven door Frank Herbert, al hoorde ik vorige week van een, flink wat jonger zijnde, andere frequente lezer dat de meningen over de serie toch gemengd zijn. Maar diezelfde lezer zei me ook dat ze vooraleer de serie aan te vatten goed wou weten waar ze moest beginnen, dus ik neem aan dat ‘de serie’ intussen ook slaat op de boeken van de zoon, een vergissing die wellicht vlug gemaakt is door lezers die zich niet verdiept hebben in de ontstaansgeschiedenis ervan (van de serie, niet van de zoon). “Sindsdien wordt Duin tot de moderne klassieken van de science fiction gerekend, op één lijn met giganten als Asimovs Foundation-trilogie”, zie ik ten slotte ook nog op de achterflap. Dat zou ik nu niet meteen doen (in de science-fictionwereld is er weinig, zo niet helemaal niets, dat tegen Asimov op kan), maar ik heb tot nog toe in ieder geval geen enkele reden waarom ik lezing zou afraden.
Björn Roose
Kortom, u raadt het al, ook dit tweede deel is me zeer bevallen, en het zal mogelijk geen jaar meer duren vooraleer ik volledig door de serie heen ben. Zo ongeveer aan het tempo dat de iets minder verslaafde lezer zou aanhouden dus, al is het aanhouden van enig tempo bij het na mekaar lezen van de eerste twee boeken niet nodig: Duin Messias begint met een Voorwoord waarin in nog geen anderhalve bladzijde een korte samenvatting van het eerste boek wordt gegeven, iets wat ik wat betreft dit tweede boek niét zal doen, terwijl ik dat voor het eerste wél gedaan heb. Ik geef u qua korte inhoud alleen maar – citerend uit dat Voorwoord - mee dat keizer Paul na het vestigen van zijn macht over de planeet Duin “in de twaalf daaropvolgende jaren (…) zijn rijk [schiep]. Maar nu beginnen alle vroegere machtsgroeperingen zich te verenigen in een samenzwering tegen zijn persoon en tegen de legende van Muad’Dib, zoals hij wordt genoemd.” Wie aan de macht komt, moet zich vervolgens gaan bezig houden met aan de macht blijven, al dan niet langs genetische weg, iets wat zelfs ‘Vlaamse’ politici weten, een feit waardoor onze hedendaagse politiek een ronduit afgrijselijk aantal zonen en dochters ván telt. Iets wat dan weer net wat minder makkelijk is als het volk dat je aan de macht geholpen heeft in jouw naam en behoorlijk tegen je zin een universumwijde jihad begint, en jij, je zus en zo’n beetje alles wat het voor het zeggen heeft op je planeet voortdurend zo high als een kanarie rondloopt van de in sommige gevallen wel zeer geestverruimende “specie”, maar dat zijn natuurlijk de dingen die – samen met onder andere een eigenaardig soort moeder-oversten en uit dooie mensen gemaakte nieuwe mensen (ghola) - de Duinsaga zo apart maken. Dát en, bijvoorbeeld, stukjes filosofie als deze: “Grondwetten worden de ergst denkbare tirannie (…) Ze zijn georganiseerde macht van een dergelijke orde dat het volkomen overweldigend is. De grondwet is gemobiliseerde maatschappelijke macht en hij heeft geen geweten. Hij kan de hoogsten en de laagsten verpletteren en alle waardigheid en individualiteit uitbannen. Hij heeft een onstabiel evenwichtspunt en geen beperkingen.” Of: “De ingewikkelde bewoordingen van wettelijke bepalingen ontstonden vanuit de noodzaak voor onszelf het geweld te verbergen dat wij tegen elkaar in de zin hebben. Er bestaat slechts een gradueel verschil tussen iemand van een uur van zijn leven beroven en iemand van zijn leven beroven. Je hebt hem geweld aangedaan, zijn energie verteerd. Je moordplannen kunnen verscholen worden achter ingewikkelde eufemismen, maar achter elke machtsuitoefening over een ander zit toch uiteindelijk altijd de basisgedachte: ‘Ik voed me met jouw energie.’”
En dan zijn er natuurlijk ook nog de – als ik me dat goed kan herinneren – in het eerste deel niet of nauwelijks opduikende verwijzingen naar onze eigen planeet Aarde en een tijd tussen de huidige (of toch min of meer huidige) op die planeet en de gebeurtenissen rond Duin. Een tijd waarin de “Butlers” – kennelijk een soort supercomputers die vervolgens uitgebannen werden – een belangrijke rol speelden, maar ook tijden waarin Genghis Khan nog rond liep, of Hitler (“een keizer waar je in het voorbijgaan goed op moet letten”), of iemand “een wulkschelp uit de zee van Moeder Aarde” opraapte. Dingen die je de indruk geven dat Herbert al een spoor van kruimeltjes aan het leggen is naar het volgende boek, dingen die je al naar het lezen van dat volgende boek leiden.
“Duin is een van de zeldzame SF-boeken die unaniem geprezen worden”, lees ik op de achterflap, en ik kan me in ieder geval nu al aansluiten bij de loftuitingen in zoverre die betrekking hebben op deel één en deel twee van de serie geschreven door Frank Herbert, al hoorde ik vorige week van een, flink wat jonger zijnde, andere frequente lezer dat de meningen over de serie toch gemengd zijn. Maar diezelfde lezer zei me ook dat ze vooraleer de serie aan te vatten goed wou weten waar ze moest beginnen, dus ik neem aan dat ‘de serie’ intussen ook slaat op de boeken van de zoon, een vergissing die wellicht vlug gemaakt is door lezers die zich niet verdiept hebben in de ontstaansgeschiedenis ervan (van de serie, niet van de zoon). “Sindsdien wordt Duin tot de moderne klassieken van de science fiction gerekend, op één lijn met giganten als Asimovs Foundation-trilogie”, zie ik ten slotte ook nog op de achterflap. Dat zou ik nu niet meteen doen (in de science-fictionwereld is er weinig, zo niet helemaal niets, dat tegen Asimov op kan), maar ik heb tot nog toe in ieder geval geen enkele reden waarom ik lezing zou afraden.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !