vrijdag 31 mei 2024

Pleurants – Matthew Reeves (boekbespreking door Björn Roose)

Pleurants – Matthew Reeves (boekbespreking door Björn Roose)
Devil and the deep blue sea behind me / Vanish in the air you’ll never find me / I will turn your face to alabaster / When you’ll find your servant is your master.” Ik ben even de volledige strofe moeten gaan opzoeken, maar dit stukje uit Wrapped around your finger van The Police speelde een paar keer door mijn hoofd bij het lezen van Pleurants van Matthew Reeves, het achtentachtig bladzijden dikke boekje dat als nummer XXVI verscheen in de reeks Phoebus Focus van The Phoebus Foundation.

Eigenaardige associatie? Niet echt gezien de ondertitel: Albasten treurfiguren voor het grafmonument van Jan van Berry (1340-1413). Nog minder eigenaardig eigenlijk als je weet dat deze treurfiguren, ondanks hun geringe grootte (nog geen veertig centimeter hoog zijn ze), een hoofdrol zijn gaan spelen in het verhaal rond het genoemde grafmonument. Die treurfiguren waren immers wel klein van formaat, maar waren met meer, raakten verdeeld over de wereld, en werden zo, ook nu ze (grotendeels) verdeeld zijn over een aantal musea, het concrete raakvlak met een monument dat niet meer als dusdanig bestaat, maar waarvan de ‘hoofdfiguur’, een liggende afbeelding, een ‘gisant’ van genaamde Jan van Berry, zich uiteraard slechts op één plek kan bevinden (en dat is niét in een van die musea). De dienaren, de betaalde treurfiguren, betaald aan hun beeldhouwers, zijn zo dus wel degelijk meesters geworden, en niet alleen gemáákt door meesters.

Net zoals Matthew Reeves zich een meester heeft getoond bij het schrijven van dit boekje. Reeves is, als de informatie nog steeds klopt die ik vind op de achterflap van dit in 2022 verschenen maar in 2024 herdrukt boekje (bij mijn weten is dit het eerste boekje in de serie waarvan ik een herdruk in mijn handen heb), “gespecialiseerd in het artistieke mecenaat van hertog Jan van Berry (1340-1416), en meer bepaald in zijn Sainte-Chapelle, het bijbehorende decoratieve programma en het grafmonument” (exact het onderwerp van dit boekje dus), “directeur van een van ‘s werelds meest toonaangevende galerieën voor Europese, middeleeuwse kunst”, - in casu Sam Fogg, al wordt de galerie niet genoemd -, “coördineert het internationale tentoonstellingsprogramma van de galerie en publiceert artikels en tentoonstellingscatalogi over diverse onderwerpen, waaronder glas-in-lood ramen, textiel, keramiek, sculptuur en paneelschilderkunst uit de late middeleeuwen”, en weet hoe een verhaal op te bouwen. In tegenstelling tot een groot aantal van de eerder in deze serie verschenen boekjes (die daarom niet minder van kwaliteit zijn), is Pleurants een netjes doorlopend verhaal, wat zélfs geldt voor de traditioneel in deze boekwerkjes opgenomen kadertjes, want die maken bijna naadloos deel uit van de tekst die ervoor en erna komt. Een verhaal dat leest als een trein, “een queeste vol vragen en ontdekkingen: wie waren deze mannen [de twee treurfiguren in bezit van The Phoebus Foundation, noot van mij], voor wie werden deze beelden gemaakt en waarom? De reis brengt ons naar het middeleeuwse Frankrijk en vertelt het verhaal van een van zijn rijkste prinsen, Jan van Berry (Jean de Berry, 1340-1416), zijn intense liefde voor de kunst, zijn nakomelingen en de merkwaardige manieren waarop beeldhouwkunst gebruikt werd om te herdenken, tot gebed aan te sporen en politieke doeleinden te dienen in een spel van dynastieke legitimatie.”

Zélfs de intro weet Reeves dus spannend te brengen en die stijl zet zich ook verder in latere hoofdstukken met bijvoorbeeld zinnen als: “Zouden we wat dichter bij hun identiteit kunnen komen door na te gaan wanneer deze beeldjes gemaakt zijn?” Of: “Omdat er geen verslagen bewaard zijn om te reconstrueren wat hun precieze aandeel was, kunnen we slechts gissen in welke staat de twee mannen het onvoltooide grafmonument aantroffen toen ze in Bourges aankwamen. We weten alleen dat tegelijk met de eerste betaling van de koning een tweede, kleinere som aan de erfgenamen van Jean de Cambrai werd betaald om de schuld te vereffenen voor zijn werk aan het grafmonument. Het is hoogst verleidelijk zich voor te stellen hoe Bobillet en De Mosselmann de deur openden van een atelier dat ruim een decennium voordien bij de dood van de eigenaar was verlaten, en hoe ze daar een groep sculpturen voor een koninklijk graf aantroffen die geduldig op hun voltooiing stonden te wachten.” Een introductie van de twee opvolgers van de oorspronkelijke beeldhouwer, Étienne Bobillet (van wie de onderzoekers niks weten) en Paul de Mosselmann (afkomstig uit Ieper en overleden in Rouen), die zowaar een beetje doet denken aan de beelden die je je voor de geest haalt bij een Indiana Jones die een geheime kamer opent.

En hoewel het beeldmateriaal op den duur enigszins saai wordt – in totaal achttien pagina’s met steeds weer afbeeldingen van dezelfde twee beeldjes, al zijn er ook wel afbeeldingen van andere beeldjes en bijvoorbeeld ook van de Très Riches Heures du Duc de Berry (inderdaad, van dáár kende u die naam) – wordt de tekst in dit boekje dat op geen enkel moment. De lezer leert over de verschillen tussen marmer (het materiaal waaruit de beelden van Jean de Cambrai gemaakt werden) en albast (het materiaal waaruit de beelden van Bobillet en De Mosselmann ontstonden), over wat een ‘Sainte-Chapelle’ dan wel mag zijn, over de hertog van Berry (“Hij had talent noch belangstelling voor politiek, maar als kunstliefhebber blonk hij uit.”), over de inhoud van de mddeleeuwse grafmonumenten (geen), over zwarte kalksteen (‘zwart marmer van Dinant’), over het ontstaan van de ‘pleurants’ (voor wie wel eens zo’n grafmonument in een kerk gezien heeft: je vindt de figuren onder de ‘gisant’ en wel rond de tombe), over de “politieke doeleinden” waarvan boven sprake, enzovoort, enzoverder. In zoverre zelfs dat ik in het gebruikelijke Voorwoord van Katharina Van Cauteren nauwelijks iets vind dat als extraatje het citeren waard is.

Al kan ik natuurlijk wel haar boodschap aan de lezer die het boekje nieuw of tweedehands zou kopen herhalen: “Ik wens u van harte veel leesplezier”.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !