Eind maart 2023 besprak ik het, voor zo ver ik weet, bekendste boek
van John Steinbeck, Of Mice and Men.
Dat stond (en staat) in mijn bibliotheek in het Engels, maar bleek
hoe dan ook een parel. Hetzelfde durf ik zeggen van De parel
(ja, die pun was intended), met dat verschil dus dat
dit boekje (een goede honderdvijftig bladzijden dik en daarmee toch
zo’n dertig bladzijden dikker dan Of Mice and Men) in het
Nederlands in mijn bibliotheek te vinden is. In een editie uit
1974 van Em. Querido’s Uitgeverij B.V. dat destijds - zo
blijkt uit wat ik achterin het boekje vind - in zijn Salamander-reeks
behalve deze vertaling van The Pearl (oorspronkelijk uit 1947)
ook nog De verdoolde bus (The Wayward Bus), eveneens
uit 1947, Goede Donderdag (Sweet Thursday) uit 1954,
Wees maar eens koning (The Short Reign of Pippin IV: A
Fabrication) uit 1957, Aan een onbekende God (To a God
Unknown) uit 1933, Het beloofde land (The Pastures of
Heaven) uit 1932, De felle gloed (Burning Bright)
uit 1950, Het onrecht van de sterkste (In Dubious Battle)
uit 1936, en Wintertij van tegenzin (The Winter of Our
Discontent) uit 1961 uitgaf, een aardig serietje waarvan ik
helaas verder alleen maar Wees maar eens koning staan heb.
“Helaas”, inderdaad, want na twee zo’n voortreffelijke boekjes,
tien jaar van mekaar geschreven ook nog, durf ik er van uit te gaan
dat er in die serie nog méér pareltjes zullen te vinden zijn.
Pareltjes allicht die ook de doorgaans magere vangsten van Kino,
samen met zijn vrouw Juana en zijn baby Coyotito het hoofdpersonage
van dit boek, en zijn collega’s in waarde overstijgen. Want dat je
van parels vissen niet rijk wordt, is toch wel een basisgegeven in
dit boek. Net zoals het feit dat je niet moet hopen uit je armoede te
komen als je op zekere dag eens een bijzondere vondst, in casu De
parel uit de titel, doet. “In de stad doet nog steeds het
verhaal de ronde van de grote parel – hoe die gevonden werd en weer
verloren ging”, laat Steinbeck zijn verteller helemaal aan het
begin neerschrijven, maar die parel is uiteindelijk het minst
waardevolle dat Kino verliest. “En evenals bij alle overleveringen
die diep in de harten der mensen besloten liggen, zijn ook in dit
verhaal alle dingen goed of slecht, zwart of wit, goed of kwaad en
heeft het nergens enige tussenliggende grijze tinten”, laat
dezelfde verteller daar op volgen, maar dááraan waag ik te twijfelen.
Voor mij is De parel namelijk een verhaal dat sterk aanleunt
bij De oude man en de zee van Ernest Hemingway (die trouwens wordt beschouwd als een voorloper van Steinbeck en
wiens kortverhalen tot zijn favoriete literatuur behoorden), een
verhaal over mannelijkheid (een thema waarover ik ooit eens het
gelijknamige boek Mannelijkheid van Harvey C. Mansfield moet
herlezen), met dit verschil dat de strijd van de man hier ook
gevolgen heeft voor vrouw en kind. Een mannelijkheid die, ondanks het
feit dat ze pas later in het verhaal een als dusdanig genoemd thema
wordt, zo goed als meteen opduikt (“Toen Kino klaar was, kwam Juana
weer bij het vuur om te ontbijten. Zij hadden slechts éénmaal
gesproken, maar spreken is overbodig als het niet meer dan een
gewoonte is.”), zij het toch nog kort nadat een andere leidraad
voor het eerst is aangehaald: het Lied (met hoofdletter). “De
liederen bleven bestaan, Kino kende ze alle, maar er kwamen geen
nieuwe bij”. Alleen verdringt het ene Lied het andere soms naar de
achtergrond: “Een nieuw lied zong in zijn hoofd, het Lied van het
Kwaad, de muziek van de vijand, van hen die het gezin kwaad gezind
waren; een woeste, geheimzinnige gevaarlijke melodie, en heel in de
diepte weende klagelijk het Lied van het Gezin.” Zoals gezegd, de
verteller heeft het in zijn intro over het duidelijk onderscheid
tussen goed en kwaad, zwart en wit, en dergelijke meer, maar voor
Kino zelf zijn die dingen, zeker aanvankelijk, allemaal niet zo goed
te scheiden: “(…) zoals altijd wanneer hij met iemand van dat ras
in aanraking kwam, werd Kino door angst en zwakheid en tegelijkertijd
door een grote woede bevangen. Woede en doodsangst gingen hand in
hand (…) En terwijl Kino zijn rechterhand ophief naar de ijzeren
ring op de deur, die dienst deed als klopper, bruiste de woede in hem
omhoog, de dreunende muziek van de vijand bonsde in zijn oren en zijn
lippen sloten zich krampachtig over zijn tanden – maar zijn
linkerhand ging naar boven om zijn hoed af te nemen.”
Dat alles verandert pas een keer hij De parel heeft gevonden.
Een parel, een kanjer die het leven van zijn kind kan veranderen, het
leven van zijn vrouw en z’n eigen leven. Een parel die een toekomst
kan betekenen waarin hij niét meer moet kruipen, waarin hij die hoed
niet meer moet afnemen, waarin hij voluit een man kan zijn. Wat
uiteraard niet kan, want je kan de mannelijkheid van Hemingways Oude
man, de Mannelijkheid waarover Mansfield het in zijn boek
heeft, niet kopen. Die mannelijkheid is er, en wel op het moment dat
de biologische man ook besluit een filosofische man te zijn, omdat
dat besluit vanaf dat moment simpelweg voldragen moet worden tot het
einde: “(…) nu hij gezegd had wat de toekomst zou brengen, had
hij die toekomst meteen geschapen. Een plan is iets werkelijks en
iets wat beraamd is wordt meteen ondervonden. Een plan dat eenmaal
gemaakt is en waarvan men zich een voorstelling gevormd heeft, wordt
iets werkelijks en neemt zijn plaats in tussen alle andere
werkelijkheden – het kan nooit meer te niet gedaan worden”. “(…)
maar gemakkelijk worden bestreden”, volgt daarop, maar daar zit hem
het eigenaardige van het plan man te worden: strijd, bestreden
worden, bestrijden, is de weg die moét gevolgd worden om het doel te
bereiken. Iemand kan niet afgebracht worden van het plan man te
worden door hem te bestrijden, je kan hem daardoor alleen maar
sneller man maken. “Hij had gezegd: ‘Ik ben een man,’ en dat
betekende iets bepaalds voor Juana. Dat betekende dat hij voor de
helft krankzinnig was en voor de helft een god. Dat betekende dat
Kino zijn kracht zou meten met een berg en zijn kracht zou opwerpen
tegen de zee. Juana wist diep in haar vrouwenziel dat de berg zou
blijven staan terwijl de man erop te pletter sloeg en dat de zee
omhoog zou golven terwijl de man erin verdronk. En toch was het dit,
wat hem tot een man maakte, voor de helft krankzinnig en voor de
helft een god (…)”
En ja, Juana heeft gelijk, Kino verliest het uiteindelijk van de berg
en het “ogenblik (…) dat het essentiëel (sic) vrouwelijke, het
verstand, de voorzichtigheid en de drang tot zelfbehoud, Kino’s
manlijkheid zouden doorboren en hen allen het leven redden”, iets
waar zij op hoopt en de reden waarom zij hem, mét het kind, volgt,
komt niet. Net vóór hij verliest van de berg is hij namelijk
datgene geworden wat hij zich voorgenomen heeft te zijn, een man, Un
uomo zoals die bij Oriana Fallaci heet, “een moordende
machine”, “koud en dodelijk (…) als staal”, volledig in staat
zichzelf te behouden, maar ook volkomen bereid zijn zelfbehoud op te
geven om zijn kind en zijn vrouw te beschermen. Te laat, helaas: hij
is een man geworden, zijn vrouw nog steeds aan zijn zijde, maar hij
is tijdens de finale fase van dat proces datgene verloren wat nog
voor hem lag, smerig en armoedig weliswaar, toen hij nog géén man
was, de toekomst. Dát is de prijs die iedereen die zijn doel
bereikt, betaalt. Ook als net het niét betalen van die prijs de
aanleiding was tot het nastreven van dat doel.
Met mijn excuses voor de filosofische uitweiding, maar ook met mijn
verzekering dat dit boekje elke minuut waard is die u er aan besteedt.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !