dinsdag 7 mei 2024

De parel – John Steinbeck (boekbespreking door Björn Roose)

De parel – John Steinbeck (boekbespreking door Björn Roose)
Eind maart 2023 besprak ik het, voor zo ver ik weet, bekendste boek van John Steinbeck, Of Mice and Men. Dat stond (en staat) in mijn bibliotheek in het Engels, maar bleek hoe dan ook een parel. Hetzelfde durf ik zeggen van De parel (ja, die pun was intended), met dat verschil dus dat dit boekje (een goede honderdvijftig bladzijden dik en daarmee toch zo’n dertig bladzijden dikker dan Of Mice and Men) in het Nederlands in mijn bibliotheek te vinden is. In een editie uit 1974 van Em. Querido’s Uitgeverij B.V. dat destijds - zo blijkt uit wat ik achterin het boekje vind - in zijn Salamander-reeks behalve deze vertaling van The Pearl (oorspronkelijk uit 1947) ook nog De verdoolde bus (The Wayward Bus), eveneens uit 1947, Goede Donderdag (Sweet Thursday) uit 1954, Wees maar eens koning (The Short Reign of Pippin IV: A Fabrication) uit 1957, Aan een onbekende God (To a God Unknown) uit 1933, Het beloofde land (The Pastures of Heaven) uit 1932, De felle gloed (Burning Bright) uit 1950, Het onrecht van de sterkste (In Dubious Battle) uit 1936, en Wintertij van tegenzin (The Winter of Our Discontent) uit 1961 uitgaf, een aardig serietje waarvan ik helaas verder alleen maar Wees maar eens koning staan heb. “Helaas”, inderdaad, want na twee zo’n voortreffelijke boekjes, tien jaar van mekaar geschreven ook nog, durf ik er van uit te gaan dat er in die serie nog méér pareltjes zullen te vinden zijn.

Pareltjes allicht die ook de doorgaans magere vangsten van Kino, samen met zijn vrouw Juana en zijn baby Coyotito het hoofdpersonage van dit boek, en zijn collega’s in waarde overstijgen. Want dat je van parels vissen niet rijk wordt, is toch wel een basisgegeven in dit boek. Net zoals het feit dat je niet moet hopen uit je armoede te komen als je op zekere dag eens een bijzondere vondst, in casu De parel uit de titel, doet. “In de stad doet nog steeds het verhaal de ronde van de grote parel – hoe die gevonden werd en weer verloren ging”, laat Steinbeck zijn verteller helemaal aan het begin neerschrijven, maar die parel is uiteindelijk het minst waardevolle dat Kino verliest. “En evenals bij alle overleveringen die diep in de harten der mensen besloten liggen, zijn ook in dit verhaal alle dingen goed of slecht, zwart of wit, goed of kwaad en heeft het nergens enige tussenliggende grijze tinten”, laat dezelfde verteller daar op volgen, maar dááraan waag ik te twijfelen.

Voor mij is De parel namelijk een verhaal dat sterk aanleunt bij De oude man en de zee van Ernest Hemingway (die trouwens wordt beschouwd als een voorloper van Steinbeck en wiens kortverhalen tot zijn favoriete literatuur behoorden), een verhaal over mannelijkheid (een thema waarover ik ooit eens het gelijknamige boek Mannelijkheid van Harvey C. Mansfield moet herlezen), met dit verschil dat de strijd van de man hier ook gevolgen heeft voor vrouw en kind. Een mannelijkheid die, ondanks het feit dat ze pas later in het verhaal een als dusdanig genoemd thema wordt, zo goed als meteen opduikt (“Toen Kino klaar was, kwam Juana weer bij het vuur om te ontbijten. Zij hadden slechts éénmaal gesproken, maar spreken is overbodig als het niet meer dan een gewoonte is.”), zij het toch nog kort nadat een andere leidraad voor het eerst is aangehaald: het Lied (met hoofdletter). “De liederen bleven bestaan, Kino kende ze alle, maar er kwamen geen nieuwe bij”. Alleen verdringt het ene Lied het andere soms naar de achtergrond: “Een nieuw lied zong in zijn hoofd, het Lied van het Kwaad, de muziek van de vijand, van hen die het gezin kwaad gezind waren; een woeste, geheimzinnige gevaarlijke melodie, en heel in de diepte weende klagelijk het Lied van het Gezin.” Zoals gezegd, de verteller heeft het in zijn intro over het duidelijk onderscheid tussen goed en kwaad, zwart en wit, en dergelijke meer, maar voor Kino zelf zijn die dingen, zeker aanvankelijk, allemaal niet zo goed te scheiden: “(…) zoals altijd wanneer hij met iemand van dat ras in aanraking kwam, werd Kino door angst en zwakheid en tegelijkertijd door een grote woede bevangen. Woede en doodsangst gingen hand in hand (…) En terwijl Kino zijn rechterhand ophief naar de ijzeren ring op de deur, die dienst deed als klopper, bruiste de woede in hem omhoog, de dreunende muziek van de vijand bonsde in zijn oren en zijn lippen sloten zich krampachtig over zijn tanden – maar zijn linkerhand ging naar boven om zijn hoed af te nemen.”

Dat alles verandert pas een keer hij De parel heeft gevonden. Een parel, een kanjer die het leven van zijn kind kan veranderen, het leven van zijn vrouw en z’n eigen leven. Een parel die een toekomst kan betekenen waarin hij niét meer moet kruipen, waarin hij die hoed niet meer moet afnemen, waarin hij voluit een man kan zijn. Wat uiteraard niet kan, want je kan de mannelijkheid van Hemingways Oude man, de Mannelijkheid waarover Mansfield het in zijn boek heeft, niet kopen. Die mannelijkheid is er, en wel op het moment dat de biologische man ook besluit een filosofische man te zijn, omdat dat besluit vanaf dat moment simpelweg voldragen moet worden tot het einde: “(…) nu hij gezegd had wat de toekomst zou brengen, had hij die toekomst meteen geschapen. Een plan is iets werkelijks en iets wat beraamd is wordt meteen ondervonden. Een plan dat eenmaal gemaakt is en waarvan men zich een voorstelling gevormd heeft, wordt iets werkelijks en neemt zijn plaats in tussen alle andere werkelijkheden – het kan nooit meer te niet gedaan worden”. “(…) maar gemakkelijk worden bestreden”, volgt daarop, maar daar zit hem het eigenaardige van het plan man te worden: strijd, bestreden worden, bestrijden, is de weg die moét gevolgd worden om het doel te bereiken. Iemand kan niet afgebracht worden van het plan man te worden door hem te bestrijden, je kan hem daardoor alleen maar sneller man maken. “Hij had gezegd: ‘Ik ben een man,’ en dat betekende iets bepaalds voor Juana. Dat betekende dat hij voor de helft krankzinnig was en voor de helft een god. Dat betekende dat Kino zijn kracht zou meten met een berg en zijn kracht zou opwerpen tegen de zee. Juana wist diep in haar vrouwenziel dat de berg zou blijven staan terwijl de man erop te pletter sloeg en dat de zee omhoog zou golven terwijl de man erin verdronk. En toch was het dit, wat hem tot een man maakte, voor de helft krankzinnig en voor de helft een god (…)”

En ja, Juana heeft gelijk, Kino verliest het uiteindelijk van de berg en het “ogenblik (…) dat het essentiëel (sic) vrouwelijke, het verstand, de voorzichtigheid en de drang tot zelfbehoud, Kino’s manlijkheid zouden doorboren en hen allen het leven redden”, iets waar zij op hoopt en de reden waarom zij hem, mét het kind, volgt, komt niet. Net vóór hij verliest van de berg is hij namelijk datgene geworden wat hij zich voorgenomen heeft te zijn, een man, Un uomo zoals die bij Oriana Fallaci heet, “een moordende machine”, “koud en dodelijk (…) als staal”, volledig in staat zichzelf te behouden, maar ook volkomen bereid zijn zelfbehoud op te geven om zijn kind en zijn vrouw te beschermen. Te laat, helaas: hij is een man geworden, zijn vrouw nog steeds aan zijn zijde, maar hij is tijdens de finale fase van dat proces datgene verloren wat nog voor hem lag, smerig en armoedig weliswaar, toen hij nog géén man was, de toekomst. Dát is de prijs die iedereen die zijn doel bereikt, betaalt. Ook als net het niét betalen van die prijs de aanleiding was tot het nastreven van dat doel.

Met mijn excuses voor de filosofische uitweiding, maar ook met mijn verzekering dat dit boekje elke minuut waard is die u er aan besteedt.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !