dinsdag 2 mei 2023

Het innerlijke leven van dieren – Peter Wohlleben (boekbespreking door Björn Roose)

Het innerlijke leven van dieren – Peter Wohlleben (boekbespreking door Björn Roose)
Peter Wohlleben voorstellen hoef ik voor wie wel vaker een boekbespreking van me leest allicht niet meer te doen: u ontmoette hem immers al eerder toen ik het had over Het verborgen leven van bomen, De lange adem van bomen, Het bos – Het handboek voor elke boswandeling, en De tuin. Voor wie aan een formele voorstelling echter tóch nog behoefte zou hebben, citeer ik even van de binnenflap: “Peter Wohlleben (1964) studeerde bosbouw en werkte meer dan 20 jaar bij bosbeheer in het Rijnland. In 2006 nam hij ontslag om zijn ideeën over ecologie in de praktijk te kunnen brengen, en werd boswachter van een gebied van 1200 hectare in de Eifel. Hij schreef inmiddels meerdere boeken over het bos, dieren en natuurbehoud. Zijn boek Het verborgen leven van bomen was het bestverkochte non-fictieboek van 2015 in Duitsland, stond in de top 5 van The New York Times-bestsellerlijst en verscheen in meer dan 30 landen in vertaling. Hij woont en werkt in Hümmel, Duitsland.” Behalve voor mij dus ook geen onbekende voor de wereld en ondanks de titel van dit boek, in het Duits nog iets provocatiever Das Seelenleben der Tiere genaamd, aldus NRC Handelsblad, “geen bomenknuffelaar en al helemaal geen zweverig type”. Waarin NRC Handelsblad helemaal gelijk heeft: Wohlleben heeft een bijzonder aangename schrijfstijl, besteedt in Het innerlijke leven van dieren aandacht aan, dixit ook de ondertitel, Liefde, verdriet, empathie – een verbazingwekkend inkijkje in een verborgen wereld, maar doet dat, zoals je van een wetenschapper mag verwachten, op basis van eigen waarnemingen en die van anderen.

Op het einde van dit boek kom je dan ook bij een zestal bladzijden Noten terecht (niet het soort dat door sommige van de in dit boek voorkomende dieren gegeten wordt) waarin onder andere verwezen wordt naar bladen als Current Biology, The Journal of Neuroscience, Proceedings of the National Academy of Sciences ofte PNAS, enzovoort. Geen amateur dus. En nét het feit dat Wohlleben het behalve over de waarnemingen van anderen ook heeft over die van hemzelf, waarnemingen die uiteraard niét in “laboratoriumcondities” gedaan zijn, maar die precies daarom ook zeer herkenbaar zijn voor de lezer, maakt dit boek zo interessant om lezen. Dát en de vragen die het uitgangspunt van dit boek vormden natuurlijk: “Hanen die hun kippen voor de gek houden? Hindes die rouwen? Paarden die zich schamen? Nog maar een paar jaar geleden klonk dat allemaal nog als verbeelding, als wishful thinking van dierenliefhebbers die zich nog meer verwant wilden voelen met hun protégés. Ook mij verging het zo, want ik heb mijn hele leven al dieren om me heen. Of het nu het kuiken bij mijn ouders was dat mij als moeder had uitverkoren, of de geiten bij ons bij de houtvesterij die met hun vrolijke gemekker ons leven verrijken, of de dieren die ik tijdens mijn dagelijkse wandelingen door mijn bosdistrict tegenkom: ik vraag me altijd weer af wat er in hun hoofden omgaat. Is het echt zo, zoals de wetenschap lang beweerde, dat alleen wij mensen het volledige palet van de gevoelens tot onze beschikking hebben? Zou de schepping speciaal voor ons een bijzondere weg hebben ontwikkeld, zodat wij de enigen met een bewust, vervuld leven zijn?”

Het antwoord op die laatste twee vragen luidt vanzelfsprekend “Nee” (anders had de auteur geen boek van een goeie tweehonderdtwintig bladzijden over de kwestie kunnen afleveren ook). En wat “de wetenschap” aangaat die “lang beweerde, dat alleen wij mensen het volledige palet van de gevoelens tot onze beschikking hebben” verwijs ik graag naar mijn vólgende boekbespreking, die van De onderwerping – Een geschiedenis van de verhouding van de mens tot de natuur van Philipp Blom. Maar tot verschoning van vroegere wetenschappers – niet van tegenwoordige – kan in ieder geval worden gezegd dat ze niet wisten wat nu wel zo ongeveer iederéén zou moeten weten en wat ook door Wohlleben in zijn Voorwoord al wordt aangehaald: “(…) gelukkig heeft de natuur voor de zuinige variant gekozen. De evolutie heeft ‘slechts’ materiaal dat er al was telkens weer omgebouwd en gewijzigd, net als een computersysteem. En net als bij Windows 10, waarbij de functies van eerdere versies ook nog werken, zo functioneren de genetische programma’s van onze voorouders ook nog in ons, en in alle andere soorten waarvan de stamboom zich in de loop van miljoenen jaren van die tak heeft afgesplitst.” Wie daarover meer wil lezen, verwijs ik graag naar Het ongelooflijke toeval van ons bestaan van Alice Roberts, die in dat boek via de verschillende stadia die een menselijke foetus doorloopt de ontstaansgeschiedenis van de mens weergeeft, maar samengevat kunnen we in ieder geval zeggen dat “Plus est en vous” mogelijk nog geldig is voor de homo sapiens, maar in ieder geval zéér geldig was voor alles wat ons in de evolutie voorafging. En logischerwijze geldt dat niet alleen voor de buitenkant, maar ook voor de binnenkant. Wohlleben schrijft dan ook: “Het lijkt misschien een gewaagde bewering om te zeggen dat een varken zich net zo voelt als wij, maar de waarschijnlijkheid dat een verwonding bij hem minder erge gevoelens oproept dan bij ons is verwaarloosbaar klein. ‘Ja, hallo,’ roepen wetenschappers nu misschien, ‘maar dat is helemaal niet bewezen.’ Dat klopt en misschien zal dat ook wel nooit lukken. Dat jij je net zo voelt als ik, is ook slechts theoretisch zo. Niemand kan bij iemand anders naar binnen kijken, niemand kan bewijzen dat een speldenprik bij alle zeven miljard aardbewoners hetzelfde gevoel oproept. Maar doordat wij mensen onze gevoelens kunnen verwoorden en dat aan elkaar mee kunnen delen, hebben we kunnen constateren dat het er bij alle mensen op gevoelsniveau vergelijkbaar aan toegaat.”

De dieren missen dus enkel de spraak om ons hetzelfde duidelijk te maken. Of wij missen het verstand om hun spraak te begrijpen. Immers, zoals Wohlleben zegt in het hoofdstuk Mededelingen: “Als wij – en daar ga ik van uit – echt de intelligentste soort op deze planeet zijn, waarom heeft de wetenschap dan niet allang de omgekeerde weg bewandeld? Waarom worden proefdieren met veel moeite, het duurt jaren, gebaren geleerd, dieren wier leervermogen volgens de huidige stand van het onderzoek geringer is dan dat van ons? Zou het niet veel simpeler zijn als wijzelf eindelijk de taal van de dieren zouden beginnen te leren?” Ja maar, verstaan is nog niet alles. Nee, maar al zou het al veel meer zijn dan wij, slimme mensen, nu al kunnen, “Daarvoor zijn er tegenwoordig veel meer mogelijkheden dan slechts een paar jaar geleden; toen was het maken van geluiden op bijvoorbeeld paardenniveau niet mogelijk, omdat we niet tweetonig kunnen hinniken. Tegenwoordig kan een computer dat voor ons doen; die vertaalt onze verzoeken dan in de desbetreffende dierenwoorden.” “Jammer genoeg is mij geen enkel serieus onderzoek in die richting bekend”, voegt hij er nog aan toe, en wie ziet waarvoor zogenaamde Artificial Intelligence gebruikt wordt, van het tekenen van de volgende James Bond tot en met karamellenverzen schrijven, heeft ook niet de indruk dat er in dat gebrek aan intelligentie op korte termijn verandering gaat komen.

Het gebruik van de ogen – het zintuig waartoe de mens zich ook op andere vlakken meer en meer beperkt – is bijgevolg dan ook het enige wat ons overblijft om de andere bewoners van het dierenrijk (iedere dag een paar soorten minder) te bestuderen. En dus bekijken we – al proeven en ruiken we soms ook wel eens een en ander - met Wohlleben een dolfijn in de baai van Dingle (Ierland), vissen aan de haak, fruitvliegjes, slijmpaddestoelen (dier noch plant), varkens in megastallen, misleidende koolmezen en vreemdgaande eksters, stelende Vlaamse gaaien (in de streek waar ik woon bekend als “wuiten”, los van hun respect voor andermans eigendom), warmbloedige insecten (bijen) en koudbloedige zoogdieren (egels), tellende honden (ik heb het mijn hond Burchard ooit zien doen en ik verzeker u dat het tellen het zelfs won van zijn smaakpapillen), (t)rouwende raven, toonvaste herten, wilde katten, odd couples, in hun slaap langzaam afdalende gierzwaluwen, dwaze jagers (in zoverre ze dat niet altijd zijn), architecturaal aangelegde woelmuizen, wollige nachtvlinders, polarisatie (hun zogenaamde kompas) lezende duiven, of – we moeten ergens eindigen, al heeft Wohlleben het dan nog over veel meer - een eekhoorn die achtervolgd wordt door een havik: “Als de zon schijnt zijn het haviken die, op zoek naar een lekker hapje, doldriest tussen de stammen door vliegen. Wordt er een eekhoorn gespot, dan begint een spiraal van angst. En dat bedoel ik letterlijk. Het eekhoorntje probeert namelijk aan de vogel te ontkomen door naar de andere kant van de boomstam te verdwijnen. De havik maakt vervolgens een heel kort bochtje en achtervolgt zijn prooi. De eekhoorn gaat er pijlsnel om de stam heen vandoor en de vogel volgt hem, zodat er een razendsnelle spiraalbeweging van de twee dieren om de boom ontstaat. De behendigste van de twee wint en meestal is dat het zoogdiertje.”

Wat iedereen uiteraard leuk vindt, behalve wellicht de beestjes die vervolgens ten slachtoffer vallen aan… de eekhoorn: “Als in het voorjaar een eekhoorntje via een stam omhoog klimt, heerst er grote opwinding onder de kleine kolonie kramsvogels die in de oude dennen bij de oprit broedt. Ze fladderen snaterend en tsjakkend om de bomen heen en proberen de indringer te verjagen. Eekhoorns zijn hun doodsvijanden, die grijpen zonder ermee te zitten de ene met dons bedekte jonge vogel na de andere. Zelfs nestholen bieden de kleintjes maar beperkt bescherming, want met hun slanke pootjes, met lange, scherpe klauwen, hengelen eekhoorns de goed beschermd gewaande vogeltjes ook uit holle bomen.”

Over de morele vraag die volgt op die vaststelling, die over goed en kwaad dus, heb ik het – naast over een aantal andere zaken, uiteraard - in mijn volgende artikel voor TeKoS, dat u kan lezen in de editie van april/mei/juni. Net zoals over moederliefde en instincten (waarover Wohlleben het heeft in het hoofdstuk Moederliefde tot je erbij neervalt en Instincten – Inferieure gevoelens?), mensenliefde (die vanwege dieren, voor de duidelijkheid), pijn, (zwerm)intelligentie, list en bedrog, moed, humor, lust, trouw, namen, schaamte, spijt, medeleven, altruïsme, angst en aanpassingsvermogen (ook genetisch), high society, dromen, een “zesde zintuig”, en zelfs (zie ook de Duitse titel van dit boek) de ziel. Om maar te zeggen dat u wéér eens een goeie reden heeft om eindelijk een abonnement op dat tijdschrift te nemen. En uiteraard ook om ook dít boek van Peter Wohlleben te lezen.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !