vrijdag 28 april 2023

De stervende Maria Magdalena – Melchior de la Mars (ca. 1580-1650) en de kracht van emotie in de Contrareformatie – Lieke Wijnia (boekbespreking door Björn Roose)

De stervende Maria Magdalena – Melchior de la Mars (ca. 1580-1650) en de kracht van emotie in de Contrareformatie – Lieke Wijnia (boekbespreking door Björn Roose)
En toen viel er weer een in de bus: een editie van OKV-Magazine, zoals gebruikelijk de laatste jaren in het goede gezelschap van een editie van Phoebus Focus. Magazines bespreek ik uiterst zelden (tot nog toe één keer, zijnde het eerste nummer van Doorbraak-magazine in december 2021). We gaan het dus inderdaad voor de twintigste keer hebben over een boekje verschenen in de Phoebus Focus-serie. Ik noem de voorgaande edities al een tijdje niet meer op (op een zeker moment wordt zoiets gewoon bladvulling), maar kan wél melden dat de “achterstand” geleidelijk ingelopen wordt: De stervende Maria Magdalena – Melchior de la Mars (ca. 1580-1650) en de kracht van emotie in de Contrareformatie van Lieke Wijnia verscheen namelijk in 2021, dus zo’n twee jaar zit er nog tussen de oorspronkelijke verschijningsdatum en het gratis meesturen van de boekjes met OKV-Magazine.

Twee jaar, maar Katharina Van Cauteren, die zoals gebruikelijk het Voorwoord verzorgde, was wel al van oordeel dat ze in de “gekke tijden post-covid” gekomen waren, terwijl het toen nog meer dan een vol jaar zou duren vooraleer er terug min of meer sprake was van wat ooit een basisrecht in de Europese Unie was: de vrijheid van personenverkeer, de vrijheid om te reizen dus zonder dat je daarvoor aan bepaalde voorafgaande voorwaarden moet voldoen. Nu ja, we reizen om te leren, maar we kunnen ook lezen om te reizen en in dit geval doen we dat naar de zeventiende eeuw en zelfs – in het genoemde Voorwoord – even naar de zestiende eeuw: “Het waren zestiende-eeuwse Fransen – natuurlijk waren het Fransen – die het orgasme voor het eerst omschreven als ‘la petite mort’, de kleine dood. De ‘symptomen’, aldus de specialisten, bestonden in nerveuze rillingen, duizeligheid en een zekere mate van bewustzijnsverlies. De Fransen hadden een punt: de kleine en de grote dood vereisen en/of resulteren in een totale overgave, en in een rationeel denkvermogen dat de duimen moet leggen voor zinsvervoering. Precies deze wonderlijke mix van schijnbaar doodgaan en intens leven staat geschreven op het gezicht van de Maria Magdalena die de hoofdrol speelt in deze editie van Phoebus Focus. Lijdt ze? Geniet ze? Haar lippen zijn blauw als van iemand die het sterven proeft, maar ze heeft rode oortjes en haar mond is geopend in een kreun. De pikante dubbele bodem is geen vetzakkerij van een perverse schildersgeest. Volgens de overlevering was Maria Magdalena een prostituee. Ze zag het licht, volgde Christus en ruilde vleselijke voor geestelijke liefde. Daarmee was ze in zeventiende-eeuwse ogen een voorbeeld voor ons, arme zondaars. Maria Magdalena was ultiem menselijk, maar toont door haar voorbeeldige ommezwaai de weg richting hemelse zaligheid.”

Zoals gebruikelijk vat Katharina Van Cauteren met dat Voorwoord van haar de zaak redelijk goed samen, maar ze is ook nog zo vriendelijk het beláng van die zaak te verduidelijken en wie ben ik dan om haar die eer te ontnemen?: “Deze editie van Phoebus Focus neemt u mee op een reis die begint in het Heilig Land, maar eindigt in het zeventiende-eeuwse Gent. Want auteur Lieke Wijnia [conservator bij Museum Catharijneconvent in Utrecht, waar ze ook “lecturer” aan de Universiteit is, en tevens “fellow” aan het Centrum voor Religie en Erfgoed aan de Universiteit Groningen, noot van mij] doet méér dan de voorstelling in context plaatsen. Ze slaagt erin de toeschrijving aan Melchior de la Mars weer in ere te herstellen, en zelfs op overtuigende manier te versterken. Daarmee levert ze een belangrijke bijdrage aan de bestaande kennis over deze weinig bekende schilder en zijn oeuvre.”

Voila, boeken dicht, zou ik zeggen, ware het niet dat ik daar zélf natuurlijk ook nog wat aan toe te voegen heb. Bijvoorbeeld (ook al geen verrassing voor wie de serie, al dan niet via mijn boekbesprekingen, kent) dat er ook in deze editie weer ruim plaats gemaakt is voor foto’s: negenenveertig pagina’s van de nog geen negentig worden er mee gevuld. Vaak met details uit het besproken schilderij – meestal terecht omdat er op de pagina’s ervoor of erna over een bepaald detail gesproken wordt (bijvoorbeeld over een bloeddruppel die van een crucifix op de duim van een engel valt) -, maar op meer dan de helft van die negenenveertig pagina’s ook met ánder werk. Een Maria Magdalena van de Meester van de Magdalena van Mansi, bijvoorbeeld, of een ontmoeting tussen Maria Magdalena en Christus van een onbekende meester, of een Maria Magdalena van de Meester van de Verloren Zoon, of eentje van Gaspar De Crayer, Albrecht Dürer, Peter Paul Rubens, Bernat Martorell, of Pieter Van Mol, maar ook een paar andere werken van (of toegeschreven aan) Melchior de la Mars: Laat de kinderen tot mij komen en De verrukking van de heilige Maria Magdalena (dat laatste zeer gelijkend aan het hier besproken werk, maar zonder kruisbeeld, met een rechtop staande schedel, met een gesel die direct weer ter hand kan genomen worden, kortom “een momentopname van de dagelijkse routine in het kluizenaarsbestaan van Maria Magdalena”). Veel genot voor de ogen dus (in het bijzonder Maria Magdalena slapend in een grot van de Meester van de Verloren Zoon steekt er wat mij betreft bovenuit) in een boekje dat ook om andere redenen een genot is: het leven van Maria Magdalena, of toch de mythe rond haar, wordt weliswaar in kort bestek maar toch in zijn volledigheid weergegeven.

We krijgen dus niet alleen te lezen dat ze “de allereerste getuige van de wederopstanding” was, maar ook wat niét in het Nieuwe Testament voorkomt, zijnde dat wat in de “niet-Bijbelse of apocriefe interpretaties” geschreven staat. “Volgens deze verhalen”, schrijft Wijnia, “leeft Maria Magdalena, na een tijd van weldaad en rijkdom in jarenlange ascese. Vandaar [op het schilderij, noot van mij] haar ruwe boetekleed en lange haren. In plaats van dat zij de overleden Jezus beweent, zoals in het evangelie, is het nu de stervende Maria Magdalena zélf die betreurd wordt”. Maar dat alles natuurlijk pas nadat ze vanuit Jeruzalem in Frankrijk is terechtgekomen: “Na Jezus’ hemelvaart wordt Maria Magdalena samen met een aantal anderen, onder wie haar zus Martha en broer Lazarus, door christenvervolgers op een boot zonder stuurman gezet. Het is de bedoeling dat ze zullen omkomen, ‘maar door de hand van God kwamen ze aan in Marseille.’” Van waaruit ze vervolgens “de ongelovige Fransen, inclusief de prins en zijn vrouw, bekeert”: “Zij preekt het evangelie en verricht wonderen, waardoor mensen zich bekeren”, maar is al dat gezwoeg op den duur kennelijk toch een beetje zat en trekt zich dus terug “op een door engelenhanden bereide plaats”, die evenwel “geen waterstroom en geen gemakken van bomen of gras [kende]”, maar waar ze het dan toch nog eens dertig jaar volhield. Niet helemaal duidelijk of ze op die prachtige plaats (als heilige in Frankrijk) gestorven is of toch nog “op wonderbaarlijke wijze naar de kapel van een nabijgelegen kerk” is gestrompeld, maar goed, De la Mars heeft haar in ieder geval in gezelschap van een vijftal engelen laten sterven (Of hij ook aannam dat 22 juli, haar naamdag, haar sterfdag was valt uit het schilderij uiteraard niet af te leiden).

‘t Is te zeggen, waarschijnlijk De la Mars. Want ondanks de bewering van Van Cauteren dat Wijnia er in “slaagt (...) de toeschrijving aan Melchior de la Mars weer in ere te herstellen, en zelfs op overtuigende manier te versterken”, heeft Wijnia enige reserve ingebouwd. Op pagina 9 heet het dat De stervende Maria Magdalena “vrijwel zeker een werk van de Gentse schilder Melchior de la Mars” is. En op pagina 60 zegt ze dat “de overeenkomsten met het werk van de Gentse schilder Melchior de la Mars tot op heden de meest overtuigende [zijn]”, maar ook dat “er vandaag niet veel werken uit zijn oeuvre bekend [zijn]”. Desondanks dat is haar argumentatie (mede met beeldmateriaal), minstens voor een leek als ik, voor de rest wel voldoende overtuigend om aan te nemen dat het inderdaad om een werk van die vrij onbekende De la Mars gaat (behalve het al eerder genoemde De verrukking van de heilige Maria Magdalena is slechts één ondertekend schilderij van hem bekend, zijnde De besnijdenis, dat hij schilderde voor de Gentse Augustijnenkerk).

En ook de rest van dit boekje mag er wezen. Het kadertje getiteld Tussen extase en sterven waarin wat dieper ingegaan wordt op wat extase in religieuze zin wil zeggen, bijvoorbeeld, valt toch wel informatief te noemen, net zoals het elders – naar aanleiding van het detail van de gesel op het schilderij – genoemde gegeven dat ze in de middeleeuwen werd “ingezet als schutspatroon van bedelordes, met als bekendste de franciscanen en dominicanen”, iets wat ik niet gelezen heb in de anders bol van geselingen staande geromantiseerde biografie van Franciscus van Assisi, Troubadour en proleet – Francesco van Assisi van Armand Boni.

Of de uitleg over het geslacht der engelen in het stukje Vijf engelen en het kadertje Engel (M/V/X), duidelijk een warrige zaak die in onze “genderneutrale” tijden zeer goed zou passen: “Opvallend is ook het androgyne uiterlijk van de twee oudere engelen, vooral bij de engel vooraan, die het kruisbeeld vasthoudt. De kleding en het juweel om de hals doen denken aan vrouwenkleding, terwijl het gezicht meer ambigu is. Ook het uiterlijk van de engel daarnaast lijkt androgyn. Deze oudere engelen zijn, wat hun gender betreft, compleet anders verbeeld dan de putti, die als jongetjes zijn weergegeven en bij wie hun geslacht is bedekt.” Mannelijk mocht het kortom ook toen al alleen maar in bedekte vorm zijn.

Of, uiteraard, de aandacht die – zie ook de ondertitel – besteed wordt aan het belang van de schilderkunst tijdens de Contrareformatie: “Maria Magdalena’s lichaamshouding en haar blauwe lippen, de treurende engelen, de bebloede crucifix, de gesel: allemaal zijn het elementen die de devote beschouwers van De stervende Maria Magdalena moesten raken en hen aansporen om het voorbeeld van de heilige te volgen. Overtuigen door een aangrijpende beeldtaal: dat is waar de schilderkunst van de Contrareformatie voor stond” (nog los van het feit dat het in het schilderij “gaat om gebeurtenissen uit haar apocriefe levensbeschrijvingen die in het protestantisme niet worden erkend”). Zoals ook de Contrareformatie zelf stond voor een aantal gevolgen in de kunst: “In de literatuur ontstonden een bloeiende volksdevotie en mystieke teksten, in de muziek werd polyfonie verboden en instrumentele begeleiding beperkt en greep men ook terug naar het oudere, a capella gezongen gregoriaans.”

En dan is er, ten slotte, naast een bladzijde over de vraag of De la Mars schilderde Op bestelling of voor de vrije markt (waarop het antwoord “ook voor de vrije markt” schijnt te zijn) en drie bladzijden over de betekenis van diens Maria Magdalena in onze tijd, ook nog de band tussen Melchior de la Mars en zijn veel bekendere Italiaanse stielgenoot en “artistieke rebel” Michelangelo Merisi da Caravaggio, ofte – zoals hij beter bekend is – simpelweg Caravaggio: “In Gent is Jan Janssens (1590-ca. 1650) de bekendste vertegenwoordiger [van het zogenoemde caravaggisme in het Noorden, noot van mij]. Zijn werk wordt gekenmerkt door een naturalistische stijl, een sterke contrastwerking met licht en donker en emotionele dramatiek. Janssens werkt in 1619 en 1620 in Rome. Na zijn terugkeer in Gent verwerkt hij de invloed van Caravaggio in de vele altaarstukken en andere schilderijen met devotionele onderwerpen die hij in opdracht maakt. Lang heeft men gedacht dat hij het caravaggisme in Gentse kunstenaarskringen verspreidt. Tot het werk van De la Mars weer in de kunsthistorische aandacht komt, halfweg in de jaren 1980. Sindsdien neemt men aan dat De la Mars eerder dan Janssens in Rome is geweest en dus tot de vroegste generatie Gentse – en zelfs Vlaamse – caravaggisten mag worden gerekend, samen met Gerard Seghers (1591-1651) en Theodoor Van Loon [aan wie in dit boekje ook al een bladzijde gewijd wordt, noot van mij]”.

Samengevat: een aanbevelenswaardige editie in deze serie, dit De stervende Maria Magdalena – Melchior de la Mars (ca. 1580-1650) en de kracht van emotie in de Contrareformatie.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !