Wie mijn boekbesprekingen al langer volgt, weet dat het om de twee maanden weer zover is: bespreking van een boekje uit de Phoebus Focus-reeks van The Phoebus Foundation. Om de twee maanden valt hier immers ook een nieuwe editie van OKV-magazine, het tijdschrift van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, in de bus, en sinds een paar jaar gaat dat telkens weer vergezeld van een eerder verschenen nummer uit genoemde reeks. Inmiddels zijn we op die manier al aan nummer XV in de serie toegekomen, Een zeeman en een vrouw in omhelzing – Peter Paul Rubens (1577-1640) en de moderne schilderkunst.
Voor de behandeling van dat onderwerp is Nils Büttner, dixit Katharina Van Cauteren in haar voor de vaste lezers van mijn besprekingen al klassieke Voorwoord, “een van de grote Rubenskenners van vandaag”, aangetrokken. De achterflap is wat uitvoeriger over diens achtergrond: “Nils Büttner (1967) is hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Staatliche Akademie der Bildenden Künste in Stuttgart. Hij is ook lid van het Centrum Rubenianum vzw en van de redactieraad van het Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, de oeuvrecatalogus van Peter Paul Rubens. Hij specialiseerde zich in de omvangrijke kunstproductie en de brede culturele context ervan in het Duitsland en de Nederlanden van de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw. Zijn indrukwekkende lijst van publicaties vormt een aaneenschakeling van belangrijke meesters uit de kunstcanon. Zo schreef hij onder meer over Jheronimus Bosch, Peter Paul Rubens, Johannes Vermeer en Rembrandt.”
Een opmerking die ik maakte naar aanleiding van nummer XI in de serie, Mondeken toe – Quinten Massijs (ca. 1465-1530) en de zot in de zestiende eeuw met als auteur de Amerikaan Larry Silver, moet ik hier in ieder geval niét maken: geen twijfel aan dat Nils Büttner dit boekje niet in het Nederlands geschreven heeft, deze keer staat er een vertaler vermeld in het Colofon: Merel Leene, zelf auteur van een aantal kinderboeken en wat het vertalen van Nils Büttner betreft niet aan haar eersteling toe met dit Een zeeman en een vrouw in omhelzing – Peter Paul Rubens (1577-1640) en de moderne schilderkunst. Voor Meulenhoff vertaalde ze in 2016 zijn oorspronkelijk in 2012 verschenen Hieronymus Bosch (in het Nederlands uitgegeven als Jeroen Bosch – De schilder van visioenen en nachtmerries).
Andere opmerkingen blijven natuurlijk wél geldig: ook dit vijftiende deel van de Phoebus Focus-serie is weer van een mooie omslag voorzien, gedrukt op dik glanzend papier en bijna overladen met afbeeldingen. Behalve afbeeldingen van het bewuste schilderij, Een zeeman en een vrouw in omhelzing dus, goed voor 9 bladzijden van de 80, zijn er verder nog een hele reeks andere van werken van Rubens (een Portret van keizer Servius Sulpicius Galba, een pentekening van Een paard en een ruiter met tulband, een Zelfportret, een Ontwerp voor een plafondstuk in de Antwerpse jezuïetenkerk: heilige Margaretha, een Portret van aartshertog Albrecht van Oostenrijk, een Hoofdstudie van de heilige Catharina van Alexandrië, een Studie van een oude vrouw, en Liefdestuin), goed voor 11 bladzijden, en een hele serie afbeeldingen van werken gemaakt in zijn atelier en daarbuiten door anderen: Diana en haar nimfen op jacht, Hoofd van een bebaarde man in harnas, Vrouw die een koperen schotel laat zien (onbekende meester), Portret van de infante Isabella Clara Eugenia als clarisse (Antoon Van Dyck), De geliefden (toegeschreven aan Titiaan), Ein Schiffman auβ Seelandt (Hans Weigel), Een jonge vrouw bedriegt haar oudere echtgenoot (Crispijn I De Passe naar Jacques Bellange), Een jonge vrouw kiest een minnaar van haar eigen leeftijd in plaats van een rijke oude man (idem dito), Aqua (Crispijn I De Passe naar Maarten De Vos), Phlegmaticus (Pieter I De Jode, eveneens naar Maarten De Vos), Man met een zwaan en kruik en een fluitspeler (“van de toen pas vijftienjarige Willem Pietersz. Buytewech”), De visverkoper en zijn kraam (Frans Snijders en Cornelis De Vos), Mercurius draagt Psyche naar de Olympus (Bartholomeus Spranger), Studie van een oude vrouw, mogelijk Barbara Wolschaten of Elizabeth Nuyts (Jacob Jordaens), en een aantal portretten van – daar komen we nog op terug – “ongelijke geliefden” (Quinten Metsys en een navolger, Lucas I Cranach, en Hendrick Goltzius), alles samen goed voor nog eens 26 bladzijden. Reken daarbij 3 bladzijden Noten, 1 bladzijde vermelding van Beeldrechten, 1 bladzijde met eerder in de serie verschenen titels, 1 bladzijde Colofon, en een viertal blanco bladzijden, en u weet dat deze uitgave op het reeds genoemde Voorwoord na amper 22 bladzijden tekst van de auteur zelve bevat. Als ik even niet té streng ben wat de telling betreft van het aantal kwart bladzijden, halve bladzijden en driekwart bladzijden, dan kom ik aan het einde van de rit aan niet meer dan 17 bladzijden tekst van Nils Büttner. Ik ga niet tegenspreken dat er ook werk is gaan zitten in de voetnoten en dergelijke, maar 17 bladzijden op klein formaat (de boekjes in deze serie verschijnen op A5-formaat) is qua leesvoer toch wel een mager beestje. Ik zou het zelfs geen essay durven noemen.
En dan hebben we het nog niet gehad over de inhoudelijke kant van de tekst. Als ik u zeg dat geen van de afbeeldingen van het werk nog wat toevoegt aan de volledige afbeelding op pagina 6 en 7 (geen intrigerende details, geen diepere lagen van het schilderij, nada), dan zal u allicht ook doorhebben dat de auteur er vrij rap over uitgesproken is. Een halve bladzijde over een Bijzonder schilderij van een unieke meester, een kleine halve bladzijde onder de titel Storen we? Of: wat we zien, anderhalve bladzijde over dit schilderij als Getuige van Rubens’ artistieke meesterschap, en dan nog een bladzijde die onder de titel Food for thought min of meer helemaal over Een zeeman en een vrouw in omhelzing en de voormalige eigenaar ervan Guillielmus Van Hamme gaat, en je bent rond. In de andere dertienenhalve bladzijde van zijn hand heeft Büttner het over het materiaal waarop Rubens dit schilderij gemaakt heeft (paneel), over de roem en connecties van de schilder, over andere werken van zijn hand, over catalogi, “moderne” schilderkunst (in die zin dat gewone mensen het onderwerp van het werk waren), al dan niet dronken zeemannen, en koppels bestaande uit een vrouw van jonge leeftijd en een man van oude (wat dan “ongelijke liefde” heet te zijn).
Niet oninteressant, dat niet, maar zoals gezegd nogal een mager beestje. Een uitleg over “genreschilderkunst”, “historiestuk”, “landschap”, “stilleven”, en “tronies” op driekwart bladzijde begint al snel op een korte inleiding tot de schilderkunst in een schoolboekje voor het eerste jaar middelbaar te lijken. Dat relaties tussen oude mannen en jonge vrouwen niet sinds gisteren tot vettige vertelsels leiden, weten we al langer. Dat zeemannen, vroeger toch, de naam hadden stevig te kunnen zuipen, óók. Daar een paar bladzijden over doorgaan, heeft dan ook meer weg van papierverspilling dan van waardevolle informatie. Dat een lid van de redactieraad van het Corpus Rubenianum Ludwig Burchard een halve bladzijde uittrekt om het te hebben over die Ludwig Burchard en zijn al in 1938 aangekondigde maar nog steeds niet afgewerkt zijnde Rubens-catalogus, ruikt meer dan een béétje naar reclame voor de eigen zaak.
Goed aan dit boekje is dat het een werk van Rubens onder de aandacht brengt dat ik wél mag lijden. Ik heb het namelijk niet zo voor al z’n heiligen en portretten, en deze zeeman en een vrouw in omhelzing zijn beslist, zoals Büttner aangeeft, “bijzonder te noemen”. Voor de rest behoort het helaas niet tot de betere nummers in de serie.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !