Wie regelmatig mijn boekbesprekingen leest, weet al lang dat ik iets heb met Isaac Asimov, wat mij betreft nog steeds de “grootste” auteur van science fiction, ook al heeft ie inmiddels meer dan dertig jaar geleden in de lijfelijke zin het tijdige voor het eeuwige verwisseld. “Klassiek”, in zoverre dat woord in deze context kan gebruikt worden, is er wat science fiction betreft echter sprake van de Grote Drie. Behalve Isaac Asimov behoren daartoe dan ook Robert Heinlein en de auteur van voorliggend boek, Arthur Charles Clarke, beter bekend als Arthur C. Clarke.
Ik ga u niet het hele leven van die laatste opdissen, maar vertel er (voor de petite histoire) toch graag even bij dat hij niet alleen bekend was als auteur (hij overleed in 2008), maar ook als “uitvinder” en “futuroloog”. Zoals Asimov de eer had onder andere de drie wetten van de robotica gedefinieerd te hebben, bedacht Clarke het principe van de geostationaire communicatiesateliet (een satelliet die dus altijd boven dezelfde plek op Aarde blijft hangen) en de daarmee samenhangende mogelijkheid van een ruimtelift.
Z’n meest bekende boek, 2001: A Space Odyssey dus, was op z’n eigen manier trouwens een beetje science fiction. Maar dan omgekeerd. Terwijl de gelijknamige film van Stanley Kubrick al op 7 juli 1966 helemaal opgenomen was en – met veel vertraging – in de lente van 1968 in de bioscoop terechtkwam, verscheen het boek van Clarke pas na de film, terwijl de draft ervan al eind 1964 klaar was en de publicatie voorzien was in 1965, dus vóór de film zou verschijnen. Het idee van Kubrick was wel om eerst samen het boek te schrijven, maar uiteindelijk draaide het er op uit dat het filmscenario (samen) en het boek (Clarke), allebei op basis van Clarks in 1948 gepubliceerde kortverhaal The Sentinel, ter gelijker tijd werden geschreven, met een voortdurende feedback van het ene op het andere. Uiteindelijk ging Clarke zelfs nog zaken in het boek herschrijven op basis van rushes van de film die hij te zien kreeg. Zoals hij het zelf noemde: “a rather expensive method of literary creation, which few other authors can have enjoyed” (“een nogal dure methode van literaire schepping, die weinig andere auteurs zullen hebben kunnen genieten”). Het boek kwam uiteindelijk uit met alleen Clarke als auteur, waardoor het er volgens Clarke op leek alsof hij de film omgezet had in een boek, terwijl er toch wel verschillen tussen de film en het boek zitten, bijvoorbeeld – en dat is eigen aan het medium – dat er in het boek veel meer achtergrond gegeven wordt bij wat zich voordoet.
En er doet zich natuurlijk nogal wat voor, terwijl het enige dat ik me van de film nog herinnerde het plotseling verschijnen van een monoliet op een stukje prehistorische aarde was en het ten gevolge daarvan net iets slimmer worden van de clan mensapen die daar in de buurt woonde. Nah ja, dat en ergens een stukje over een weerbarstige computer, HAL genaamd, plus de combinatie van Der blaue Donau met beelden van een ruimtestation en Also sprach Zarathustra met een mensaap die een skelet aan het mollen is. Daartussenin zitten behalve miljoenen jaren (“Voor het eerst – en voor het laatst in drie miljoen jaar – hoorde Afrika het geluid van trommels.”) een monoliet op de maan, mensen die die ontdekken en opgraven, een “schreeuw”, een passage langs Jupiter en een tocht naar Saturnus. Wat er na de flippende computer en de aankomst bij Saturnus gebeurt, zeg ik u lekker niet, maar ik kan u sowieso wél vertellen dat 2001: een ruimte-odyssee leest als een trein. Of als een ruimteschip, dat mag u zelf beslissen.
Op 220 bladzijden tijd zet de mensheid een grote stap en zet een van de onderdelen daarvan een nog veel grotere stap. Van de prehistorie naar 2001 - een 2001 dat intussen 21 jaar achter ons zou moeten liggen, maar dat qua evolutie duidelijk een stuk voor ligt op ons 2022 -, van de Aarde naar Saturnus en… beyond, en van de “academie” van Maanwaker en zijn troep naar de lessen van David Bowman (“Het was een schouwspel dat de aandacht trok van ieder kind of van iedere mensaap. Maar net als drie miljoen jaar geleden was het slechts een zichtbare manifestatie van krachten die te subtiel waren om bewust te worden waargenomen”).
“Hun zware tanden en kiezen werden kleiner, want ze waren niet langer van levensbelang. Hun functie werd overgenomen door scherpe stenen, waarmee men wortels uit kon graven of taai vlees en plantenvezel door kon snijden of zagen, en dit had onoverzienbare gevolgen. De mensapen werden niet meer bedreigd door de hongerdood als hun tanden beschadigd of versleten waren; zelfs de primitiefste werktuigen konden het leven met vele jaren verlengen. En van hun gezicht. De snuit week terug, de massieve kaak werd lichter, toen de hoektanden kleiner werden, veranderde de vorm van bouw, de mond kon gearticuleerde geluiden voortbrengen. Een taal zou nog miljoenen jaren op zich laten wachten, maar de eerste stappen in die richting waren gezet” wordt al snel “En hoewel hij ze vaak tegen zichzelf had gekeerd, zou de mens zonder die wapens de wereld nooit veroverd hebben. Hij had er zijn hart en zijn ziel ingelegd en eeuwenlang hadden ze hem goede diensten bewezen. Maar zolang die wapens nu nog bestonden, had hij zijn leven niet meer in eigen hand.”; Maanwaker wordt al snel Heywood Floyd; een vuiststeen wordt al snel Deep Space Monitor 79. Het voor de mensapen onbenoembare ding dat in hun midden verschijnt en later weer verdwijnt, blijft echter zichzelf, al krijgt het later van hun verre nakomelingen wel een naam: Magnetische Anomalie Tycho, ofte MAT.
En toch is het ook in deze science-fictionroman weer prijs: op sommige vlakken, in principe makkelijker te “voorspellen” dan pakweg de snelheid waarmee de technologie ruimtevaart tot a totally different ballgame zal maken, slaat zo goed als elke auteur de bal mis. Bijvoorbeeld waar het het aantal mensen op Aarde betreft en de gevolgen daarvan. Clarke heeft het voor 2001 over “zes miljard mensen” en was daarmee niet eens zover af van de feiten (het waren er een goeie 200 miljoen meer), maar zegt ook dat “het gevolg was dat er in alle landen voedselgebrek heerste; zelfs de Verenigde Staten kenden vleesloze dagen en men voorspelde binnen vijftien jaar een algemene hongersnood, ondanks groots opgezette pogingen om voedsel te winnen uit de zee en synthetische levensmiddelen te ontwikkelen”. Dat klopt ook een goeie twintig jaar later nog niet, maar nu zijn onze immer welwillende regeringen, zeker in de Lage Landen, dat dan toch aan het organiseren: tegen eind dit jaar zouden er meer dan 8 miljard mensen op de wereld zijn (een groei van 33 procent op twintig jaar tijd) en dáár wordt nog steeds niets aangedaan (al hebben sommige mensen hun ideeën over mogelijke “bijwerkingen” van de covid-’vaccins’), maar wie de esbattementen van het World Economic Forum en de daaraan onderhorige regeringen in onder andere Nederland en belgië een beetje volgt, weet dat er de jongste maanden volop aangestuurd wordt op het zo ongeveer kaltstellen van vee- en varkensboerderijen én… het promoten van insecten als mensenvoedsel. Uiteraard gekruid en gebakken (meestal toch), maar de tijd dat u compassie mocht hebben met primitieve volkeren die die beestjes aten van de honger is bijna voorbij: u is hetzelfde lot beschoren, maar u zal dat, aldus het WEF, ook nog leuk vinden. Net zoals “geprint” eten, wellicht, al zat Clarke er op dat vlak dan weer niét zo ver naast: “Daarnaast werd er ook voedsel geproduceerd door middel van chemische processen en algencultures. Het groene schuim dat door honderden meters doorzichtige plastic buis circuleerde, had voor fijnproevers nauwelijks iets aantrekkelijks, maar de biochemici konden er karbonades en biefstukken van maken die alleen een expert van echte kon onderscheiden”.
Enfin, ik wil u niet vervelen met alwéér hele filosofische uiteenzettingen (wellicht heeft u daar na mijn bespreking van Voor eeuwig bewaren van Lew Kopelew wel even genoeg van), we zijn verdorie met Clarke vertrokken voor een reis die ons (hopelijk?) wat méér zal tonen van de niet-menselijke beschaving die MAT achterliet op de Maan en we hebben allemaal wel zóveel van de laatste van Blauwbaards vrouwen (zie dan weer mijn bespreking van In de burcht van Blauwbaard – Een analyse van de westerse mens en zijn kultuur van George Steiner) dat we die kans niet zouden willen missen. Curieuzeneuzen zijn we nu eenmaal allemaal.
Daarom wou ik ook graag weten of de Space Shuttle Discovery genoemd was naar het ruimteschip dat Clarke op weg laat gaan naar Saturnus, maar dat blijkt niet het geval: wellicht heeft Clarke dezelfde reflex gehad als de mensen die de naam van de Space Shuttle bedachten: hem noemen naar historische schepen (dat van James Cook tijdens zijn laatste grote reis en nog een drietal andere, waaronder dat van Robert Scott tijdens zijn expeditie van 1901-1904 naar Antarctica). En daarom wilden anderen allicht weten of HAL niet “toevallig” afgeleid was van IBM. Een klein kind kan immers zien dat het ene letterwoord bestaat uit letters die telkens één positie eerder in het alfabet zitten dan die van het andere letterwoord. Nietes, zeiden zowel IBM (dat meewerkte aan de film) als het duo Clarke-Kubrick, puur toeval, meer niet. Net zoals de voormalige voorzitter van het bedrijf HAL Communications , Bill Henry, zei dat de ‘HAL’ in hun bedrijfsnaam niets te maken heeft met die van de computer, terwijl de computer zich in de film identificeert als “operationeel geworden in de H-A-L-fabriek in Urbana Illinois op 12 januari 1992” en HAL Communications ontstond aan de universiteit van Illinois gevestigd in – echt! - Urbana. Andere verwijzingen zijn dan gelukkig weer minder “toevallig”, bijvoorbeeld die naar “Minsky en Good” - wetenschapper Marvin Minsky was namelijk als adviseur betrokken bij de film en ook het personage Victor Kaminski werd naar hem genoemd – of die naar de Britse wiskundige Alan Turing.
Nu, ook dat zijn slechts details, natuurlijk, en die geef ik u alleen maar mee omdat ik niet méér van het verhaal kwijt wil dan ik al verteld heb. Met de zeer beknopte synopsis die ik eerder al neerpende, moet u het doen. Én met de verzekering dat Clarke zich in dit boek een meester-verteller toont. Spanning alom, ook al wordt je niet voortdurend door de actie omvergeblazen, her en der een streepje humor, en een keer je zou kunnen gaan vermoeden dat de rest van het verhaal uitbollen zal worden en je de “E.T.’s” bijna vergeten bent, gaat hij pas helemaal op de gaspedaal staan. 2001: een ruimte-odyssee mag dan ook terécht een “klassieker” in het genre genoemd worden.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !