dinsdag 19 juli 2022

2010: odyssee 2 – Arthur C. Clarke (boekbespreking door Björn Roose)

2010: odyssee 2 – Arthur C. Clarke (boekbespreking door Björn Roose)
Ik heb u – eerlijk is eerlijk – een beetje voor de gek gehouden bij mijn vorige boekbespreking. Toen ik het had over 2001: een ruimte-odyssee heb ik namelijk mijn uiterste best gedaan op geen enkele manier zelfs maar te laten doorschijnen dat er nog een vervolg kwam op die bespreking, laat staan dat ik 2001: een ruimte-odyssee had liggen in een bundel met een ander boek van dezelfde auteur, zijnde 2010: odyssee 2. Waarom? Om twee redenen: ten eerste gaat het hier wel degelijk om twee volwaardige boeken, niet om kortverhalen, en verdienen die dus eigenlijk ook een aparte bespreking; en ten tweede ben ik aan vakantie toe en probeer ik een beetje tijd te besparen om die nog enigszins te kunnen voorbereiden.

Maar nu ik uit de biecht aan het spreken ben: ik ga het voorlopig niét hebben over 2061: odyssee 3 en 3001: de finale (in het Engels 3001: The Final Odyssey). Niet omdat die laatste twee niet verfilmd zijn (2001: een ruimte-odyssee technisch gesproken ook niet, maar dat kon u al lezen in mijn bespreking daarvan), maar omdat ze niet in mijn boekenkast staan en omdat ik er ook niet meteen naar op zoek ga wegens het gevaar daarmee toch een portie broodschrijverij binnen te halen.

Enfin, over 2010: odyssee 2 ga ik u qua plot ook al niet te veel details vertellen. Het komt er op neer dan een jaar of negen na het einde van de vorige odyssee ze op Aarde wel eens willen weten hoe die afgelopen is (de lezer weet dat, maar de personages op Aarde niet) en dat ze er dus een gemengde ploeg van vrouwen en mannen, Ruski’s en cowboys op afsturen om dat eens uit te zoeken. En terwijl ze daar dan toch rondhangen, zou het leuk zijn als ze behalve de eventuele whereabouts van David Bowman ook konden achterhalen wat die bedoelde met “Het ding is hol… er komt geen eind aan… en o! Mijn God! Het is vol sterren!”. Trouwens, ‘O ja, als jullie ook nog even de Discovery (zie weerom mijn bespreking van deel 1) kunnen bergen, dan zou dat fijn zijn.’ Alleen al de inbreuk op het oude gezegde “Geen vrouwen aan boord van het schip”, levert potentieel genoeg stof op, al is dat in politiek correcte tijden als de onze uiteraard officieel niet het geval, maar Russen en Amerikanen die ook nog in een race betrokken geraken met de Chinezen is ook leuk, en dat het bergen van de Discovery eveneens inhoudt dat ze een poging mogen wagen om de neurotische computer HAL 9000 weer aan de praat te krijgen, belooft weerom spanning. En dan vertel ik u nog niks van de clue.

Ik vind het sowieso wel eens aardig het te hebben over iets anders dan louter het verhaal, dus ga ik het hebben over wat Clarke vertelt in zijn Kort woord vooraf van de schrijver. Mensen die zich de héle film 2001: A Space Odyssey nog wél voor de geest kunnen halen, zullen namelijk bij mijn bespreking van het boek al gemerkt hebben dat er een niet onbelangrijk verschil zat in het reistraject dat de Discovery aflegde in het boek ten opzichte van dat in de film: “In de roman was de bestemming van het ruimteschip”, zoals Clarke schrijft, “Iapetus (of Japetus), de raadselachtigste van de vele manen van Saturnus. Het satellietstelsel van Saturnus werd via Jupiter bereikt: Discovery naderde de reusachtige planeet door, met gebruikmaking van het kolossale zwaartekrachtveld, een ‘katapulteffect’ te bereiken en dit tijdens de tweede etappe van zijn reis nog te versnellen. Precies dezelfde manoeuvre werd in 1979 bij het ruimteonderzoek van de Voyager toegepast, toen ze de eerste gedetailleerde verkenning van de buitenste reuzen uitvoerden. Maar in de film was Stanley Kubrick zo verstandig verwarring te voorkomen door de derde confrontatie tussen mens en Monoliet te midden van de manen van Jupiter te laten plaatsvinden. Saturnus werd helemaal uit het filmscript weggelaten (...)”

Dat verschil was voor Clarke kennelijk géén probleem toen hij 2001: een ruimte-odyssee liet publiceren, maar het werd het om een of andere reden – en na lezing van het voorwoord, waarin hij wel zegt dat “waar [film en roman] (…) van elkaar verschillen, [hij] (…) gewoonlijk de filmversie gevolgd [heeft]”, maar niet waaróm – toen hij aan 2010: odyssee 2 begon. Het gevolg is dat de bemanning van de Kosmonaut Alexei Leonov niét naar Saturnus reist, maar blijft hangen rond Jupiter. En het gevolg dáárvan is drieërlei: 1) de boeken volgen niet meer echt op mekaar (het boek volgt nu op de film); 2) Clarke miste een kans om met zijn verhaal weer (zie bespreking van deel 1) een “toevallig” aanrakingspunt met de werkelijkheid te hebben: “(…) toen Voyager 1 de eerste foto’s van Japetus overseinde bleken die zowaar een groot, scherp afgetekend wit ovaal met een klein zwart stipje in het midden te onthullen. Carl Sagan stuurde me vanuit het Jet Propulsion Laboratory onmiddellijk een afdruk met de cryptische aantekening ‘Denkend aan jou…’ Ik weet niet of ik me nu opgelucht of teleurgesteld moet voelen dat Voyager 2 de kwestie nog open heeft gelaten.”; 3) Het verband dat Clarke in deel 1 legt tussen de ringen van Saturnus en de evolutie van de mensapen tot mens gaat daarmee verloren (“niemand had ooit maar even stilgestaan bij het merkwaardige toeval dat de ringen van Saturnus op hetzelfde moment waren geboren als de mens”).

En dan is er nóg zoiets. Iets wat ik eigenlijk nog vervelender vond. In 2001: een ruimte-odyssee raakt de ruimtesloep van Frank Poole, het collega-bemanningslid van David Bowman, op drift – ik vertel u lekker niet waarom –, is het Bowman meteen duidelijk dat het geen enkele zin heeft daar achteraan te gaan, en begint de laatste strijd met HAL doordat deze weigert de andere, in hybernatie (een bevroren slaaptoestand, zeg maar) verkerende, bemanningsleden wakker te laten maken. In 2010: odyssee 2 is het logisch denkvermogen van Bowman echter aan de kant geschoven, heeft die met achterlating van een op hol geslagen HAL op zijn beurt het schip verlaten met een ruimtesloep, pas naderhand bedacht dat ie zo nooit Poole kan inhalen, bij terugkomst tot de vaststelling gekomen dat HAL de poort gesloten had, en zich moeten binnenwerken via een noodluik. Ik durf aannemen dat Kubrick het niet zag zitten om Poole zomaar te laten wegdrijven en een heroïsche achtervolging beter zou beantwoorden aan wat het filmpubliek verwachtte, maar die scène vloekt met de koelte van geest die Bowman ook nadien weer aan de dag legt. Net zoals de manier waarop HAL spreekt in de scène zoals ze in 2010: odyssee 2 verteld wordt, een scène die ook nádat Bowman het schip terug binnengekomen is helemaal anders verloopt dan in 2001: een ruimte-odyssee, niet consistent is met de HAL zoals we die overal elders in beide boeken horen. En da’s niet omdat Clarke in 2001: een ruimte-odyssee nog niet bedacht had dat hij HAL een neurose zou laten krijgen, dat had hij wél. “Dave, ik zie wel dat dit je echt van streek gemaakt heeft. Ik geloof eerlijk dat je er eens kalm bij moest gaan zitten, een stresspilletje nemen en eens rustig over alles nadenken”, klinkt alsof HAL een arrogante klootzak is geworden, terwijl “Dave, ik begrijp niet waarom je mij dit aandoet. Ik ben onze opdracht helemaal toegedaan… Je vernietigt mijn verstand… Begrijp je dat niet… Ik word weer als een kind… Ik word weer niets…” klinkt zoals het bij HAL hoort: nog steeds beleefd, nog steeds in het besef dat hij niet te commanderen heeft, als een méns die beseft dat hij dement aan het worden is, als een mens van nu die zou zien dat hij terugkeert naar het niveau dat Maanwachter en zijn clan haalden vóór in 2001: een ruimte-odyssee die monoliet in hun midden verscheen.

Ik ben geneigd geweest op z’n minst 2001: A Space Odyssey, de film dus, toch eens te (her)bekijken (zoals aangegeven in mijn bespreking van het boek kan ik me van de film slechts een paar scènes herinneren), maar ik vrees dat ik me eraan zal ergeren omdat ik alle veranderingen ten kwade in wat in 2010: odyssee 2 verteld wordt over de scènes in 2001: een ruimte-odyssee tot die film zal kunnen herleiden. Van bovengenoemde zaken tot “kleinigheden” als de vermelding dat “Bowman (…) zelf naar buiten gegaan [was] om de verdachte eenheid te herstellen” terwijl Bowman in 2001: een ruimte-odyssee slechts één keer het schip verlaat en daarna nooit meer terugkeert, of het consequent herdopen van MAT (Magnetische Anomalie Tycho) naar TMA (wellicht naar het Engelse Tycho Magnetic Anomaly), al kan dat laatste ook aan het feit liggen dat 2010: odyssee 2 door een andere vertaler onder handen werd genomen en niemand de moeite nam dat even recht te zetten.

Wat dan weer niet zal voorkomen in de verfilming van 2010: odyssee 2, 2010: The Year We Make Contact (die ik al helemaal niet gezien heb) zullen allicht de lange verslagen zijn die Heywood Floyd doorstuurt naar de Aarde. Die komen eerlijk gezegd zelfs in het boek gekunsteld over, die lange beschrijvingen temidden van de actie, en vallen als kunstgreep (merk wel dat noch “gekunsteld” noch “kunstgreep” wat te maken hebben met “kunst”, maar wel alles met “kunstjes”) ook zwaar door de mand. Net zoals de schrijver als hij in hoofdstuk 51, Het grote spel, letterlijk hoofdstuk 37, Experiment, van 2001: een ruimte-odyssee overneemt. De enige verschillen tussen die hoofdstukken zijn de eerste alinea (omdat Saturnus geen rol meer mocht spelen) en het werk van de vertalers. Je voelt je er als lezer een beetje bekocht bij, zelfs al zegt de auteur in zijn Dankbetuigingen inderdaad dat hij dat hoofdstuk hergebruikt heeft.

In tegenstelling overigens tot wat geldt voor de wisseling van verteller en decor waar we vanaf deel 5 (hoofdstuk 30), Een kind van de sterren, mee te maken krijgen. Die brengt weer wat spankracht in het verhaal, dat het tot op dat moment niet kan halen van 2001: een ruimte-odyssee en dat ondanks zijn veelvoud aan personages. Wetende dat dat sterrenkind David Bowman is, of wat van hem resteert, is dat nog tekenender: op een of andere manier is hij, ondanks het feit dat hij – zoals de mensapen aan het begin van 2001: een ruimte-odyssee – beheerst wordt door de wezens achter MAT (of TMA, zoals u of de vertaler het wil) de enige handelende mens in dit boek. Alle anderen zijn, hoe druk ze daar ook mee zijn, in essentie toeschouwers, af en toe gedwongen te reageren om hun hachje te redden, óók wanneer de handelingen van Bowman voor het eerst in miljoenen jaren nieuwe handelingen van genoemde wezens initiëren.

Ik kijk dus met nogal gemengde gevoelens terug op 2010: odyssee 2. Het boek haalt bijlange na niet het niveau van 2001: een ruimte-odyssee en kan helaas ook niet als stand-alone worden gelezen, noch – zoals uitvoerig aangegeven – van de film 2001: A Space Odyssey, noch van het boek 2001: een ruimte-odyssee. En toch is het, met al zijn fouten, vanwege het verhaal (waarvan ik u, zoals gezegd, niet de clue heb meegegeven) zeker de moeite van het lezen waard. Ik houd het er dan ook op dat de conceptie van de twee boeken beter in één keer was gebeurd zodat de overtolligheden en de onderlinge tegenspraken er niet in hadden gezeten. De oefening waarin Isaac Asimov met zijn Foundation-saga volkomen geslaagd is, ondanks het feit dat de conceptie daarvan óók niet in één keer gebeurd is, heeft Arthur C. Clarke niet tot een goed einde gebracht.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !