dinsdag 27 februari 2024

Jurassic Park – Michael Crichton (boekbespreking door Björn Roose)

Jurassic Park – Michael Crichton (boekbespreking door Björn Roose)
Een titel waarvan zo goed als niemand zal zeggen dat hij er nog nooit van gehoord heeft, da’s wel duidelijk. De gelijknamige film is intussen dan wel al 31 jaar oud (hij dateert uit 1993 en is daarmee drie jaar jonger dan het boek), wat hem in aanmerking zou kunnen brengen om géén lichtje meer te doen branden bij iets jongere generaties, maar Steven Spielberg en zijn opvolgers slaagden er in van de titel zo ongeveer een merk te maken en dinosauriërs bleven verkopen in de bioscoop: na Jurassic Park volgden The Lost World: Jurassic Park (1997), Jurassic Park III (2001), Jurassic World (2015), Jurassic World: Fallen Kingdom (2018), en Jurassic World Dominion (2022). Alhoewel er dus even een gat viel in de serie tussen Jurassic Park III (2001) en Jurassic World (2015) kunnen filmliefhebbers sinds die laatste niet zeggen dat ze al lang niks meer gezien hebben dat afgrijselijk getrukeerd is, iets waar de boekenliefhebbers in dit geval beduidend minder last van zullen hebben.

Laat ons immers wel wezen: als de beelden die een boekenliefhebber in zijn hoofd krijgt bij het lezen van een boek getrukeerd lijken, dan kan dat alleen maar aan de fantasie van die boekenliefhebber liggen, niet aan de techniek. Zoals het feit dat zes films over bijtende, brullende, mensenetende beesten toch wel een béétje overdreven is alleen maar een probleem is als er niet telkens een (nieuw) publiek voor gevonden wordt. Iets waar Michael Crichton (overigens overleden in 2008), alhoewel samen met Spielberg schepper van de franchise, in ieder geval zijn lezers niet mee verveelde: na voorliggend Jurassic Park kwam nog wel de sequel genaamd The Lost World (die dus ook verfilmd werd), maar daarbij hield Crichton het wat het lezende publiek betreft.

Hoewel tot die laatste categorie behorend, ga ik het zelf echter bij het in 1990 verschenen Jurassic Park (binnen het boek trouwens, zeer ergerlijk, ‘vertaald’ als “Sauriërpark”) houden. Voornaamste reden daarvoor: hoewel ik nooit ook maar één van de films gezien heb, heb ik hier en daar doorheen de jaren al wel een fragmentje daarvan opgepikt, weet ik hoe de in het boek genoemde dinosaurussen er uitzien, en werd mijn fantasie door het boek in zó geringe mate uitgedaagd, dat ik me de film zo ongeveer helemaal kan inbeelden. Het boek is dan ook geschreven alsof het meteen al bedoeld was om er een film van te maken, wat ook nauwelijks mag verbazen gezien het feit dat Crichton toen al jaren bezig was met boeken schrijven waarvan films gemaakt werden: The Andromeda Strain, Dealing, Binary, The Terminal Man, The Great Train Robbery, Eaters of the Dead (beter bekend als The 13th Warrior), Congo, en Sphere gingen wat dat betreft Jurassic Park vooraf, en zouden nog gevolgd worden door Rising Sun, Disclosure, Timeline, en zijn post mortem gepubliceerde Pirate Latitudes, Micro, en Dragon Teeth (een prequel op Jurassic Park die kennelijk nog in de schuif zat) zouden nog volgen. Als die boeken óók geschreven zijn in de stijl van Jurassic Park kan de filmkijker zich het boeken lezen besparen en omgekeerd: ik heb nog nooit een boek gelezen waarin zó letterlijk en soms ‘figuurlijk’, want zelfs – pakweg – wat op computerschermen getoond wordt (tot schermdumps toe) wordt ook als tekst/illustratie weergegeven, aangegeven wordt wat er allemaal gebeurt. Áls er al gedachtengangen zijn, dan worden die uitgesproken; als er goede of kwade intenties zijn, dan worden die in je gezicht geduwd; als iemand iets doet, dan heeft ie daar niet over nagedacht; alle ‘ballast’ die het lezen van het boek interessanter zou kunnen maken dan het bekijken van de film is overboord gegooid. Wat niet wil zeggen dat het, voor wie de film niet gezien heeft, niet af en toe een beetje spannend kan zijn, maar zelfs die ene reden om dit soort boek te lezen, is er eigenlijk niet: het ís gewoon niet spannend. En dat ligt óók aan het filmische van het verhaal: letterlijk álle clichés – want er waren natuurlijk al films over enge beesten gemaakt vóór Jurassic Park – worden aangewend: een geweldige intro, rust, actie, rust, actie, verklaring van de problemen, dromers met geld, doeners zónder, advocaten die pas een ‘geweten’ krijgen als hun gewetenloosheid geld dreigt te gaan kosten, wat persoonlijk gelul, de ene close escape na de andere, de klootzakken of minstens minder goeden die sneuvelen, een explosieve ‘eindscène’, én – om maar te zeggen dat er meteen aan een serie werd gedacht – een open einde. Je hoort zelfs bijna de filmmuziek erbij.

Slechts één van de personages, de wiskundige naar wie van in het begin van het project niet geluisterd is, heeft werkelijk wat interessants te vertellen. Hij is de moraalfilosoof, hij is de intellectuele vulling van dit verhaal, zijn tussenkomsten en de Inleiding zijn eigenlijk het enige wat dit boek het lezen waard maakt. Wat die laatste betreft citeer ik graag dit: “Het einde van de twintigste eeuw is getuige geweest van een wetenschappelijke gouddorst van verbazingwekkende omvang: de onstuimige, verwoede haast om genenmanipulatie te gelde te maken. Die onderneming is zo snel voortgegaan – met zo weinig commentaar van buiten af – dat men nauwelijks inzicht heeft in de omvang en de consequenties ervan. De biotechniek belooft de grootste ommekeer in de geschiedenis van de mensheid te worden. Aan het eind van dit decennium zal deze meer invloed hebben op ons dagelijks bestaan dan atoomenergie en computers. Of in de woorden van één commentator: ‘Biotechniek zal het menselijk bestaan in al zijn aspecten ingrijpend veranderen: onze medische zorg, ons voedsel, onze gezondheid, ons amusement, ja ons lichaam. Niets zal ooit nog zijn zoals het was. Biotechniek gaat letterlijk het aanzicht van onze planeet veranderen.’ Maar de biotechnische revolutie verschilt in drie belangrijke opzichten van de voorbije natuurwetenschappelijke omwenteling. Vooreerst heeft zij een brede basis. Amerika ging het atoomtijdperk in door het werk van één enkel onderzoeksinstituut, in Los Alamos. Het ging het computertijdperk in door de prestaties van een tiental ondernemingen. Maar biotechnisch onderzoek wordt nu alleen in Amerika al verricht in meer dan tweeduizend laboratoria. Vijfhonderd bedrijven besteden per jaar vijf miljard dollar aan deze techniek. Ten tweede is veel van het onderzoek ondoordacht of lichtzinnig. Pogingen om blekere forellen te produceren die in de stroom beter zichtbaar zijn, vierkante bomen die de kap vergemakkelijken, en geurcellen die men in kan spuiten, zodat iemand altijd de lekkerste geur kan uitwasemen, lijken wel grappen, maar zijn het niet. Ja, het feit dat biotechniek toegepast kan worden op gebieden die van oudsher onderworpen waren aan modegrillen, zoals cosmetica en vrijetijdsbesteding, maakt het willekeurig gebruik van deze krachtige nieuwe techniek nog zorgwekkender. Op de derde plaats is het werk ongecontroleerd. Niemand ziet erop toe. Het wordt niet geregeld door federale wetten. Er bestaat geen consequent beleid van de overheid, in Amerika noch daarbuiten. En omdat de producten van de biotechniek uiteenlopen van drugs tot landbouwproducten en kunstmatige sneeuw, is het moeilijk tot een verstandig beleid te komen. Het meest onthutsend is wel, dat er onder de wetenschappers zelf geen waakhonden zijn. Het is opmerkelijk dat bijna elke geleerde die aan genenonderzoek doet, ook betrokken is bij het biotechniekgebeuren. Er zijn geen onpartijdige waarnemers. Iedereen heeft er belang bij.”

En er is de laatste dertig jaar niks ten gunste veranderd, zou ik daar aan toevoegen. De mRNA-‘vaccins’ zijn slechts de nieuwste, maar zeker niet minder gevaarlijke en hoe dan ook zéér ingrijpende, toevoeging aan dat verhaal. Aan dat steeds weer als rechtlijnig verkochte verhaal, een verhaal dat rechtstreeks leidt naar een soort gouden dageraad, een dageraad die in het verleden ook verkondigd werd door niet alleen nationaal-socialisten, maar ook door marxisten, en dat telkens weer op basis van… ‘wetenschappelijke’ argumenten (iets wat maar al te vaak vergeten/verzwegen wordt). Een rechtlijnigheid die er volgens de wiskundige (en dat is geen bedenksel van de auteur) simpelweg niet is: “(…) de chaos-theorie leert ons (…) dat rechtlijnigheid, die we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen op allerlei gebied, van natuurkunde tot romantechniek, gewoonweg niet bestaat. Rechtlijnigheid is een kunstmatige manier om de wereld te bekijken. Het werkelijke leven is geen reeks aaneengekoppelde gebeurtenissen, die een voor een plaatsvinden, net als kralen aan een halssnoer zitten. Het leven is in feite een reeks ontmoetingen, waarbij één gebeurtenis de daarop volgende misschien verandert, op een volkomen onvoorspelbare, zelfs vernietigende manier (…) Dat is de diepe waarheid over de opbouw van ons heelal. Maar om een of andere reden blijven we ons koppig gedragen alsof het niet zo was.”

“Om een of andere reden” zoals in “intellectuele luiheid”, ben ik dan geneigd te denken. Snelle ‘oplossingen’ zonder na te denken over gevolgen op de lange termijn. Technische ‘oplossingen’ van technische mensen. “Hebben geen intelligentie”, zegt de wiskundige over hen, “Die hebben ‘onintelligentie’, zoals ik het noem. Ze zien de directe situatie. Ze denken met oogkleppen en noemen dat ‘concentratie’. Ze zien de consequenties niet. Zo krijg je een eiland als dit. Door onintelligent denken. Omdat je niet een dier kunt maken en dan verwacht dat het zich niet als iets levends zal gedragen. Dat het niet onvoorspelbaar zal zijn. Dat het niet zal proberen te ontsnappen. Maar dat zien ze niet.” En als daar dan op gereageerd wordt met “Maar dan zouden we alle vooruitgang kwijtraken…”: “Welke vooruitgang? (…) Het aantal uren dat vrouwen aan het huishouden besteden is sinds 1930 niet verminderd, ondanks alle vooruitgang. Alle stofzuigers, afvalpersen, vuilverwerking, kreukvrije stoffen… waarom duurt het nog even lang als in 1930 om het huis schoon te krijgen? (…) Omdat er geen vooruitgang is geweest (…) Niet echt. Dertigduizend jaar geleden, toen de mensen in Lascaux grotschilderingen maakten, werkten ze twintig uur per week om zich van voedsel, kleding en onderdak te voorzien. De rest van de tijd konden ze spelen of slapen of doen waar ze zin in hadden. En ze leefden in een natuurlijke wereld, met schone lucht, schoon water, mooie bomen en zonsondergangen. Denk je eens in. Twintig uur per week. Dertigduizend jaar geleden.”

Een achteruitgang dus. En zo niet het gevolg, dan toch óndanks de alomtegenwoordige macht van de wetenschap. “‘Weet je wat er mis is met wetenschappelijke macht?’ zei Malcolm [de wiskundige, noot van mij]. ‘Het is een vorm van geërfde rijkdom. En je weet wat voor kloothommels rijk geboren mensen zijn. Dat kan niet missen. (…) De meeste soorten macht vereisen een aanzienlijk offer van degene die die macht wil hebben. Er is een leertijd, een studie die vele jaren duurt. Wat voor macht je ook wilt. Directeur van het bedrijf. Zwarte band van karate. Geestelijke goeroe. Wat je ook wilt, je moet er de tijd, de oefening, de inspanning in steken. Je moet een hoop opgeven om het te krijgen. Het moet heel belangrijk zijn voor je. En als je het eenmaal bereikt hebt, is het in je macht. Het kan niet weggegeven worden: het is in je besloten. Het is letterlijk het resultaat van je leertijd. Het interessante van dit proces is, dat tegen de tijd dat iemand het vermogen heeft verworven om met zijn blote handen te doden, hij ook zo rijp is geworden dat hij daar geen onverstandig gebruik van maakt. Dat soort macht heeft dus een ingebouwde zelfbeheersing. Het leerproces om de macht te verwerven verandert je, zodat je er geen misbruik van maakt. Maar wetenschappelijke macht is net geërfde rijkdom: verworven zonder leertijd. Je leest wat anderen gedaan hebben en je doet de volgende stap. Je kunt het al heel jong. Je kunt heel snel vorderen. Er is geen leertijd die tientallen jaren duurt. Er is geen meesterschap: oude geleerden worden genegeerd. Er is geen eerbied voor de natuur. Er is alleen een mentaliteit van vlug rijk worden, snel naam maken. Oplichten, liegen, vervalsen… het doet er niet toe. Voor jou niet en je collega’s niet. Niemand zal je bekritiseren. Niemand heeft normen. Ze proberen allemaal hetzelfde: iets groots doen, en snel. En omdat je op de schouders van reuzen kunt staan, kun je vlug iets presteren. Je weet zelfs niet precies wat je gedaan hebt, maar je hebt al een verslag gemaakt, een octrooi geregistreerd en het verkocht. En de koper heeft misschien zelfs nog minder leertijd dan jij. De koper koopt gewoon de macht, als gebruiksvoorwerp. Het komt bij de koper niet eens op dat er een leertijd nodig zou zijn.”

Ook bij die koper is het allicht allemaal geloof dat speelt. ‘Follow the science’ zoals de klimaatactivisten dan hysterisch roepen, zoals vroeger ‘Volg God’ geroepen werd door volgers van andere religies. “Het gaat om een westerse houding die vijfhonderd jaar oud is”, zegt de wiskundige daarover. “Het begon in de tijd dat Florence in Italië de belangrijkste plaats van de wereld was. Het grondidee van wetenschap – dat er een nieuwe manier was om de werkelijkheid te bekijken, dat die objectief was, dat die niet afhankelijk was van je geloof of nationaliteit, dat die rationeel was – dat idee was toen nieuw en opwindend. Het bood belofte en hoop voor de toekomst, en veegde het oude middeleeuwse stelsel van tafel, dat honderden jaren oud was. De middeleeuwse wereld van feodale politiek en religieus dogma en verfoeilijk bijgeloof viel voor de wetenschap. Maar in werkelijkheid was dat, omdat de middeleeuwse wereld niet meer werkte. Hij werkte economisch niet, intellectueel niet, en hij paste niet in de nieuwe wereld die opkwam (…) Maar nu (…) is de wetenschap het geloofsstelsel dat honderden jaren oud is. En net als vroeger het middeleeuwse stelsel, begint de wetenschap met de wereld te discorderen. Die wetenschap heeft zoveel macht gekregen, dat de praktische beperkingen ervan aan het licht komen. In hoge mate dóór de wetenschap wonen er miljarden van ons op één kleine planeet, dicht opeengepakt, in contact met elkaar. Maar de wetenschap kan ons niet helpen besluiten, wat te doen met die wereld, en hoe te leven. (…) Tegelijk is de grote intellectuele rechtvaardiging van wetenschap verdwenen. Sinds Newton en Descartes heeft de wetenschap ons uitdrukkelijk het beeld geboden van volledige beheersing. De wetenschap beweert de macht te hebben, uiteindelijk alles te beheersen door haar kennis van natuurwetten. Maar in de twintigste eeuw is die bewering definitief onderuitgehaald. Op de eerste plaats heeft Heisenbergs onzekerheidsbeginsel grenzen gesteld aan wat we over de subatomaire wereld kunnen weten. Nou ja, zeggen we. Niemand woont in een subatomaire wereld. Als we doorgaan met leven maakt dat in de praktijk niets uit. Toen stelde Gödel met zijn theorema net zulke grenzen aan de wiskunde, de formele wetenschappelijke taal. Wiskundigen dachten altijd dat hun taal een bijzondere inherente waarheid bezat die voortkwam uit de wetten van de logica. Nu weten we dat wat we ‘redeneren’ noemen, gewoon een willekeurig spel is. Het is niet bijzonder op de manier die we dachten. En nu bewijst de chaos-theorie dat onvoorspelbaarheid in ons dagelijks leven zit. Het is even alledaags als het onweer dat we niet kunnen voorspellen. En de grote visie van de wetenschap, honderden jaren oud – de droom van de totale beheersing – is dus in onze eeuw gestorven. En met haar veel van de rechtvaardiging, de reden voor de wetenschap om te doen wat ze doet. En voor ons om ernaar te luisteren. De wetenschap heeft altijd gezegd dat ze misschien niet nu, maar tenslotte wél alles zal weten. Maar nu zien we dat dat niet waar is. Het is opschepperij. Net zo dwaas en ontspoord als een kind dat van een flat springt omdat het denkt dat het kan vliegen.”

Daar heb ik eerlijk gezegd niet zo heel veel meer aan toe te voegen. Niks eigenlijk. Behalve uiteraard dat dát, dat beetje filosofie van dat ene personage (er is nog meer, maar ik ga hier uiteraard niet álles citeren), lezing van dit boek de moeite waard maakt. Geen angst mocht u het al in huis hebben en denken dat u uw centen verkeerd heeft geïnvesteerd: Jurassic Park is wél goed voor een paar uren hersenloos amusement. Een paar uren méér dan in de bioscoop natuurlijk. En misschien bent u wel een van die lezers die niet naar iets anders op zoek is in een boek. Of die alleen maar een boek leest als ie ‘s zomers op een of ander strand ligt te slurpen van een tequila. In dat geval: neem het gerust mee, een zeer hoofd zal u er beslist niet aan overhouden.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !