Als ik een zéér dik boek aan het lezen ben, wat op het moment dat
ik deze boekbespreking schrijf het geval is, lees ik er wel eens een
dunnetje tussendoor. ‘t Is te zeggen: een tweede dunnetje, want in
de weekends lees ik voornamelijk bundels van cursiefjes vóór, dus
twee boeken tegelijkertijd ben ik altijd wel aan het lezen. Waarom
dan dat derde? Niet omdat dat dikke boek gaat tegensteken, maar om de
simpele reden – hoe altruïstisch van me – dat ik anders riskeer
zonder boekbesprekingen te vallen en dat u dan niks meer van me te
lezen krijgt. Zo ben ik. Echt.
Maar dan moet het wél het soort dunne boekje zijn dat ik quasi in een
uurtje of zo kan uitlezen. Zeker niet meer dan een bladzijde of
vijftig in pocketformaat dus. Zoiets als Al te zoet is buurvrouws
bed van Gerd de Ley. Een verzameling citaten – veelal van
anderen, al is De Ley zo vrij ook zichzelf een aantal keer te citeren
– met als centraal thema “het vervormen, aanvullen,
commentariëren en op zijn hoofd zetten van spreekwoorden en
zegswijzen”. En wel door het gebruik van wat dan ‘aforismen’
heet, een – schrijft “aforismenverzamelaar en aforist” De Ley
in zijn Inleiding – “literair genre dat algemeen aanvaarde
waarheden en vooral schijnwaarheden probeert te ontwaarden en
af te takelen door ze om te draaien, aan te vullen of door ze te
ondermijnen met woordspelingen”. “(…) algemeen aanvaarde
waarheden” zoals “spreekwoorden (…) die meestal slechts ten
dele waar zijn omdat ze veralgemenen, in tegenstelling tot het
aforisme dat vooral wil relativeren”.
Niks mis mee, in tegendeel, tenzij spreekwoorden u nauwelijks iets zeggen.
“Het afrekenen met die geijkte uitdrukkingen en spreuken is een
verschijnsel dat we de laatste jaren meer en meer tegenkomen”,
schrijft de “aforismenverzamelaar” verder in zijn Inleiding
nog, maar die “laatste jaren” liggen intussen meer dan veertig
jaar achter ons. “In kabaret- en andere humoristische teksten is
het een graag gebruikt procédé” beweert hij, maar de cabaretiers
van de jaren 1970 (dit boekje dateert van 1974) zijn intussen bijna
over de hele lijn vervangen door wat dan stand-up comedians
heet, en die maken nog zeer zelden gebruik van dat “procédé”.
Misschien niet noodzakelijk omdat ze dat niet zouden willen, maar wel
omdat hun publiek het niet meer zou begrijpen. Niet omdat dat publiek
achterlijk geworden is, maar omdat het geen spreekwoorden meer
gebruikt. Of verstaat.
Om een of andere reden, en ik kan echt niet zeggen welke, is het contact
met die soms eeuwenoude oneliners verloren gegaan. Mensen van
mijn generatie, de – ik wist niet eens dat die een naam had –
zogenaamde Pragmatische generatie -, hebben ze nog wel van hun ouders overgenomen, maar ze samen met
Generatie X klaarblijkelijk niet meer doorgegeven aan
Generatie Y en verder, of Generatie Y en verder is het
pad van het individualisme dat míjn generatie al stevig aan het
opwandelen was zó ver opgewandeld dat “algemeen aanvaarde
waarheden” gewoon niet meer de moeite van het onthouden waard
werden bevonden. Ik wil daar, bad pun intended, pragmatisch in
zijn, maar het heeft desalniettemin tot gevolg dat jongere lezers
werkelijk níks zullen hebben aan dit boekje. Als je het spreekwoord
“Onbekend maakt onbemind” niet kent, lees je bij het aforisme
“Ongesteld maakt onbemind” alleen nog iets dat je voor waar
aanneemt of niet. De humor , “de dubbele bodems die uiteindelijk
meer tot nadenken stemmen”, gaat geheel verloren.
Jammer,
maar bon, mensen van mijn generatie en ouder lezen óók nog
steeds en een boekje als dit kan eventueel een aanzet zijn om die
‘oude’ spreekwoorden terug te leren kennen. Een beetje reverse
engineering, van parodie op het spreekwoord naar het spreekwoord
zelf (en uiteindelijk misschien terug). Da’s per slot van rekening
ook hoe ik lang geleden van Lambiorix naar Ambiorix gegaan ben
en van De zingende kaars naar de Geuzen. Een makkelijker te
vinden pad wellicht dan dat doorheen dit boekje. “Om de
leesbaarheid te verhogen werden de alternatieve spreekwoorden lukraak
gerangschikt”, schrijft De Ley in de Gebruiksaanwijzing, wat
“even absurd [is] als een andere manier van klasseren, maar het (…)
voordeel [biedt] dat je niet alle varianten van ‘Beter één vogel
in de hand dan tien in de lucht’ na elkaar hoeft te lezen”. Da’s
uiteraard waar, maar de nadelen ervan zijn onoverkomelijk als je in
dit boekje gericht op zoek wil gaan naar iets. Je kan het alleen maar
helemáál lezen, want er is behalve geen rangschikking naar
oorspronkelijk spreekwoord ook geen rangschikking naar onderwerp (in
het geval van “Ongesteld maakt onbemind” zou dat bijvoorbeeld
‘vrouw’ kunnen wezen, of ‘liefde’) én geen rangschikking
naar auteur. Iedere kans om dit boekje als naslagwerk te gebruiken
(iets waar citatenboeken over het algemeen voor dienen), gaat daarmee verloren.
Dat je achteraan in het boekje twintig bladzijden met Auteursnota’s
en bronvermelding vindt, is overigens leuk (vooral omdat ik –
eerlijk is eerlijk – massa’s van de auteursnamen niet kende),
maar ook dáár heb je niet zo heel veel aan. In veel gevallen zijn
de aforismen “ongepubliceerd”, wat wil zeggen dat de auteurs De
Ley “ter publicatie vervormde spreekwoorden op[stuurden]” die
niét eerder in een tijdschrift of in boekvorm verschenen waren, en
in de andere gevallen is er alléén maar vermeld in welk tijdschrift
of welke krant van welke datum het citaat of de citaten te vinden
is/zijn of in welk boek. Geen bladzijde, geen artikel, en als de
bronnen meervoudig zijn, kom je ook nog niet te weten uit welke bron
welk aforisme komt. Een aanzet misschien om de tijdschriften, kranten
en boeken waaruit de citaten (zouden kunnen) komen te gaan opzoeken
en in hun geheel te lezen, maar wie – je weet maar nooit – zélf
naar een van de aforismen zou willen verwijzen, kan dat alleen maar
door het voorliggende boek én de bladzijde waarop het staat mee te
geven. En dan mogen er nog geen fouten in staan. Want ook die duiken
hier en daar op. Bijvoorbeeld in het aforisme van Guy Bernaert,
volgens de Auteursnota’s en bronvermelding “Vlaams
kleinkunstenaar en tekstschrijver voor BRT-radio”, alwaar ‘alweer’
“alwaar” geworden is.
Enfin, laat dat alles én de platitudes van Gerd De Ley zelf, die deze
platitudes dan wél brengt onder het pseudoniem Wim Triesthof, niet
in de weg staan van het feit dat er hier en daar wel degelijk
pareltjes in dit boekje te vinden zijn. “Wie de moeder begeert is
de dochter niet weerd” (Cees Buddingh’),
“Zijn ogen waren groter dan zijn buik. Een gek gezicht was dat.”
(Wim Van Beers), “De barst gaat zolang ter kruik tot zij watert”
(Clem Schouwenaars), of “Ooit was het huwelijk voor katholieke
meisjes een conditio sine qua non” (Fons Jansen), alle te vinden in
de eerste vijf bladzijden met citaten, mogen daarvan getuigen. Dat
“conditio sine qua non” van de in 1991 overleden cabaretier Fons Jansen in dat rijtje op kop, overigens, al zal het ook na het opzoeken van
“conditio sine qua non” voor Generatie Y en volgende
wellicht een raadsel blijven waarom.
En een aantal van de in dit boekje opgenomen citaten zou je,
Bond-Zonder-Naamsgewijs maar dan leuker, uiteraard gewoon moeten aan je muren hangen. “Arbeid
adelt. Uit solidariteit met de proletariërs zullen wij het dus
zoveel mogelijk laten” van Gaston Durnez (van wie ik eerder onder
andere De lach van Chesterton besprak) of “Je pense, donc j’essuie” van Bobb Bern (pseudoniem
van Bob Balthazar, dixit Schrijversgewijs “Experimentele dichter actief op de roemruchte Antwerpse
avant-gardescène van de jaren 1960) zelfs aan de muren op je werk.
Misschien is de citaten waarvan je vermoedt dat je die ooit nog zal
willen gebruiken apart bijhouden sowieso geen slecht idee.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !