vrijdag 9 februari 2024

Al te zoet is buurvrouws bed – Gerd de Ley (boekbespreking door Björn Roose)

Al te zoet is buurvrouws bed – Gerd de Ley (boekbespreking door Björn Roose)
Als ik een zéér dik boek aan het lezen ben, wat op het moment dat ik deze boekbespreking schrijf het geval is, lees ik er wel eens een dunnetje tussendoor. ‘t Is te zeggen: een tweede dunnetje, want in de weekends lees ik voornamelijk bundels van cursiefjes vóór, dus twee boeken tegelijkertijd ben ik altijd wel aan het lezen. Waarom dan dat derde? Niet omdat dat dikke boek gaat tegensteken, maar om de simpele reden – hoe altruïstisch van me – dat ik anders riskeer zonder boekbesprekingen te vallen en dat u dan niks meer van me te lezen krijgt. Zo ben ik. Echt.

Maar dan moet het wél het soort dunne boekje zijn dat ik quasi in een uurtje of zo kan uitlezen. Zeker niet meer dan een bladzijde of vijftig in pocketformaat dus. Zoiets als Al te zoet is buurvrouws bed van Gerd de Ley. Een verzameling citaten – veelal van anderen, al is De Ley zo vrij ook zichzelf een aantal keer te citeren – met als centraal thema “het vervormen, aanvullen, commentariëren en op zijn hoofd zetten van spreekwoorden en zegswijzen”. En wel door het gebruik van wat dan ‘aforismen’ heet, een – schrijft “aforismenverzamelaar en aforist” De Ley in zijn Inleiding – “literair genre dat algemeen aanvaarde waarheden en vooral schijnwaarheden probeert te ontwaarden en af te takelen door ze om te draaien, aan te vullen of door ze te ondermijnen met woordspelingen”. “(…) algemeen aanvaarde waarheden” zoals “spreekwoorden (…) die meestal slechts ten dele waar zijn omdat ze veralgemenen, in tegenstelling tot het aforisme dat vooral wil relativeren”.

Niks mis mee, in tegendeel, tenzij spreekwoorden u nauwelijks iets zeggen. “Het afrekenen met die geijkte uitdrukkingen en spreuken is een verschijnsel dat we de laatste jaren meer en meer tegenkomen”, schrijft de “aforismenverzamelaar” verder in zijn Inleiding nog, maar die “laatste jaren” liggen intussen meer dan veertig jaar achter ons. “In kabaret- en andere humoristische teksten is het een graag gebruikt procédé” beweert hij, maar de cabaretiers van de jaren 1970 (dit boekje dateert van 1974) zijn intussen bijna over de hele lijn vervangen door wat dan stand-up comedians heet, en die maken nog zeer zelden gebruik van dat “procédé”. Misschien niet noodzakelijk omdat ze dat niet zouden willen, maar wel omdat hun publiek het niet meer zou begrijpen. Niet omdat dat publiek achterlijk geworden is, maar omdat het geen spreekwoorden meer gebruikt. Of verstaat.

Om een of andere reden, en ik kan echt niet zeggen welke, is het contact met die soms eeuwenoude oneliners verloren gegaan. Mensen van mijn generatie, de – ik wist niet eens dat die een naam had – zogenaamde Pragmatische generatie -, hebben ze nog wel van hun ouders overgenomen, maar ze samen met Generatie X klaarblijkelijk niet meer doorgegeven aan Generatie Y en verder, of Generatie Y en verder is het pad van het individualisme dat míjn generatie al stevig aan het opwandelen was zó ver opgewandeld dat “algemeen aanvaarde waarheden” gewoon niet meer de moeite van het onthouden waard werden bevonden. Ik wil daar, bad pun intended, pragmatisch in zijn, maar het heeft desalniettemin tot gevolg dat jongere lezers werkelijk níks zullen hebben aan dit boekje. Als je het spreekwoord “Onbekend maakt onbemind” niet kent, lees je bij het aforisme “Ongesteld maakt onbemind” alleen nog iets dat je voor waar aanneemt of niet. De humor , “de dubbele bodems die uiteindelijk meer tot nadenken stemmen”, gaat geheel verloren.

Jammer, maar bon, mensen van mijn generatie en ouder lezen óók nog steeds en een boekje als dit kan eventueel een aanzet zijn om die ‘oude’ spreekwoorden terug te leren kennen. Een beetje reverse engineering, van parodie op het spreekwoord naar het spreekwoord zelf (en uiteindelijk misschien terug). Da’s per slot van rekening ook hoe ik lang geleden van Lambiorix naar Ambiorix gegaan ben en van De zingende kaars naar de Geuzen. Een makkelijker te vinden pad wellicht dan dat doorheen dit boekje. “Om de leesbaarheid te verhogen werden de alternatieve spreekwoorden lukraak gerangschikt”, schrijft De Ley in de Gebruiksaanwijzing, wat “even absurd [is] als een andere manier van klasseren, maar het (…) voordeel [biedt] dat je niet alle varianten van ‘Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht’ na elkaar hoeft te lezen”. Da’s uiteraard waar, maar de nadelen ervan zijn onoverkomelijk als je in dit boekje gericht op zoek wil gaan naar iets. Je kan het alleen maar helemáál lezen, want er is behalve geen rangschikking naar oorspronkelijk spreekwoord ook geen rangschikking naar onderwerp (in het geval van “Ongesteld maakt onbemind” zou dat bijvoorbeeld ‘vrouw’ kunnen wezen, of ‘liefde’) én geen rangschikking naar auteur. Iedere kans om dit boekje als naslagwerk te gebruiken (iets waar citatenboeken over het algemeen voor dienen), gaat daarmee verloren.

Dat je achteraan in het boekje twintig bladzijden met Auteursnota’s en bronvermelding vindt, is overigens leuk (vooral omdat ik – eerlijk is eerlijk – massa’s van de auteursnamen niet kende), maar ook dáár heb je niet zo heel veel aan. In veel gevallen zijn de aforismen “ongepubliceerd”, wat wil zeggen dat de auteurs De Ley “ter publicatie vervormde spreekwoorden op[stuurden]” die niét eerder in een tijdschrift of in boekvorm verschenen waren, en in de andere gevallen is er alléén maar vermeld in welk tijdschrift of welke krant van welke datum het citaat of de citaten te vinden is/zijn of in welk boek. Geen bladzijde, geen artikel, en als de bronnen meervoudig zijn, kom je ook nog niet te weten uit welke bron welk aforisme komt. Een aanzet misschien om de tijdschriften, kranten en boeken waaruit de citaten (zouden kunnen) komen te gaan opzoeken en in hun geheel te lezen, maar wie – je weet maar nooit – zélf naar een van de aforismen zou willen verwijzen, kan dat alleen maar door het voorliggende boek én de bladzijde waarop het staat mee te geven. En dan mogen er nog geen fouten in staan. Want ook die duiken hier en daar op. Bijvoorbeeld in het aforisme van Guy Bernaert, volgens de Auteursnota’s en bronvermelding “Vlaams kleinkunstenaar en tekstschrijver voor BRT-radio”, alwaar ‘alweer’ “alwaar” geworden is.

Enfin, laat dat alles én de platitudes van Gerd De Ley zelf, die deze platitudes dan wél brengt onder het pseudoniem Wim Triesthof, niet in de weg staan van het feit dat er hier en daar wel degelijk pareltjes in dit boekje te vinden zijn. “Wie de moeder begeert is de dochter niet weerd” (Cees Buddingh’), “Zijn ogen waren groter dan zijn buik. Een gek gezicht was dat.” (Wim Van Beers), “De barst gaat zolang ter kruik tot zij watert” (Clem Schouwenaars), of “Ooit was het huwelijk voor katholieke meisjes een conditio sine qua non” (Fons Jansen), alle te vinden in de eerste vijf bladzijden met citaten, mogen daarvan getuigen. Dat “conditio sine qua non” van de in 1991 overleden cabaretier Fons Jansen in dat rijtje op kop, overigens, al zal het ook na het opzoeken van “conditio sine qua non” voor Generatie Y en volgende wellicht een raadsel blijven waarom.

En een aantal van de in dit boekje opgenomen citaten zou je, Bond-Zonder-Naamsgewijs maar dan leuker, uiteraard gewoon moeten aan je muren hangen. “Arbeid adelt. Uit solidariteit met de proletariërs zullen wij het dus zoveel mogelijk laten” van Gaston Durnez (van wie ik eerder onder andere De lach van Chesterton besprak) of “Je pense, donc j’essuie” van Bobb Bern (pseudoniem van Bob Balthazar, dixit Schrijversgewijs “Experimentele dichter actief op de roemruchte Antwerpse avant-gardescène van de jaren 1960) zelfs aan de muren op je werk. Misschien is de citaten waarvan je vermoedt dat je die ooit nog zal willen gebruiken apart bijhouden sowieso geen slecht idee.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !