Ik ben een boekenliefhebber. Misschien een rare bekentenis voor
iemand die twee boekbesprekingen per week publiceert, maar in dit
geval wil ik even de nadruk leggen op die derde lettergreep en
vervolgens de vierde en vijfde: ‘lief’ en ‘hebber’. Ik heb
boeken lief, ik ga ze nooit mishandelen, en ik heb er een hekel aan
als anderen dat wel doen of gedaan lijken te hebben. Wat minstens op
het eerste zicht het geval lijkt met mijn exemplaar van 1000 Years
of Annoying the French van Stephen Clarke:
de achter- en voorpagina lijken wel gemarteld, iedere hoek ervan
heeft ezelsoren, de bladzijden zijn gegolfd alsof ze in de regen
hebben gelegen. Ik zou een boek in een dergelijke toestand normaal
niet meenemen, zelfs niet uit een kringwinkel, ik adopteer geen
damaged goods, maar in dit geval sprak de titel me zodanig aan
en was de uitleg op de achterpagina interessant genoeg om de klepper
van vijfhonderdveertig bladzijden toch naar de kassa te brengen, er
een euro voor te betalen en hem mee te nemen naar huis. Herstel zat
er niet meer in, maar het lezen deed ik binnen de kortste keren, en
dat laatste was bij iedere bladzijde genieten.
Ik heb immers wel méér boeken gelezen van ‘populariserende’
geschiedkundigen en behalve leesbaar zijn die boeken doorgaans hier
en daar ook wel grappig, maar Stephen Clarke verslaat op dat vlak wel
ongeveer iedere historicus waarvan ik eerder een boek heb gelezen.
Misschien omdat hij geen geschiedkundige is maar taalkundige (Engels
en Frans aan de universiteit van Oxford), zichzelf verre van serieus neemt,
en z’n carrière als auteur begonnen is met het schrijven van
sketches voor BBC Radio 4 en scenario’s voor
stripverhalen van de Amerikaanse tekenaar Gilbert Shelton.
Of misschien omdat hij simpelweg weet dat je iets ernstigs ook
(misschien zelfs beter) al lachend kan brengen en revisionisme een
bij uitstek ernstige zaak is.
‘Revisionisme’ zoals in ‘holocaustrevisionisme’?! Nee,
revisionisme zoals elke geschiedkundige (of amateur-geschiedkundige)
dat eigenlijk hoort te beoefenen (ook wat de judeocide betreft
trouwens): historisch revisionisme. Ofte, zoals zelfs Wikipedia
weet, “een nieuwe interpretatie van een historisch verslag”,
“meestal (…) het betwisten van ‘orthodoxe’ zienswijzen op
basis van nieuw of eerder genegeerd of onderbelicht bewijsmateriaal”.
In het geval van 1000 Years of Annoying the French
hoofdzakelijk onderbelicht langs één kant van het Kanaal: de
Franse. De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars, wordt
dan wel eens gezegd, maar de verliezers hebben – zo blijkt maar al
te vaak in dit boek – van die overwinnaars op dát vlak doorgaans
niet veel te leren. De waarheid is vaak het eerste slachtoffer van
een oorlog, luidt een ander gevleugeld woord, en dat komt al dichter
bij de feiten in de buurt. Met dien verstande dat ‘oorlog’ ook
mag begrepen worden als elk mogelijk conflict, elke botsing van
belangen, elke door de ene groep gevoelde behoefte om anderen te
overtuigen van zijn gelijk tegenover dat van een andere groep.
Dat die andere groep in het geval van Frankrijk vaak de Engelse
buurman zal zijn, lag en ligt voor de hand en degenen die de Fransen
al duizend jaar vervelen, degenen die niet genoemd worden in de
titel, zijn dus logischerwijs de Engelsen. ‘Logischerwijs’ ook
omdat Clarke niet alleen al jaren in Frankrijk woont (“As soon
as I heard about the possibility of a French 35-hour week, I moved to
Paris”), maar – zoals aangegeven – ook beide talen goed
beheerst, en zoals elke Engelsman waar hij ook woont in de eerste
plaats Engels is gebleven. Ook wat zijn referentiekader betreft dus,
wat dan ook meteen het enige negatieve puntje oplevert dat ik met
betrekking tot dit boek naar voren zou brengen: het kan best ridicuul
lijken dat niét-Engelstaligen proberen hun taal nog enigszins
overeind te houden tegen de overweldigende invloed van het Engels,
maar dat is het echt alleen maar in de ogen van de Engelstaligen. Het
is noch een typisch Frans fenomeen, noch een waar Engelstaligen
bewust op aansturen, maar het gaat ook echt om méér dan wat Engels
in reclameslogans. A law against English had dus niet echt
gehoeven als hoofdstuk in dit boek. Maar gezien dat hoofdstuk amper
drie bladzijden beslaat, is het hoogstens een schoonheidsvlekje, een
tâche de beauté, op de rest van het boek. Overbodig zoals de
zes bladzijden met Quotations die de Select Bibliography,
Illustration Credits en Index voorafgaan.
Mais bon, voor het overige kan ook in 2024 nog gezegd worden
dat dit boek het meer dan verdiende om bij zijn verschijnen in 2010
(en mocht het nú uitgebracht worden wat mij betreft opnieuw) in de
bestsellerlijst van Amazon UK tegelijkertijd op nummer
4 tussen de geschiedenisboeken en op nummer 1 bij de humoristische
boeken te staan. Zélfs al is het nooit in het Nederlands vertaald,
want dan heeft de lezer nog steeds de mogelijkheid het te lezen in
het… Frans. Of toch sinds dit jaar, want in januari verscheen
uiteindelijk 1000 ans de mésentente cordiale. Te vrezen valt
dat minstens een deel van de humor in die Franse vertaling verloren
zal gegaan zijn, zoals dat ook het geval zou zijn geweest in een
Nederlandse vertaling, maar wie het Engels niet echt machtig is, zal
allicht sowieso referenties als “My kingdom for a Norse”,
“Giving massacre a bad name”, “Comic failure to send
relief”, “Teenage kicks”, “Two strikes and out”
of “Cartier takes over the watch” missen. Als het een
troost mag zijn: ik denk niet dat ik meer dan een keer of vijf een
woord ben gaan opzoeken en ik lees nu ook niet precies élke dag
Engelse teksten, dus hoef je niet per se een “master” in
de Germaanse talen te zijn om het maximum uit dit boek te halen.
Een maximum dat behalve uit een hoop gelach – hardop in sommige
gevallen – ook en zeker zal bestaan uit een betere kennis van de
geschiedenis. Ik weet niet hoe dat zit in het noorden, in Nederland
dus, maar in het zuiden, in Vlaanderen, zijn we tot op vandaag niet
alleen het slachtoffer van de belgicistische geschiedschrijving à
la Henri Pirenne, maar ook van een uitgesproken francofiele kijk
op de ruimere geschiedenis van West-Europa. In zo’n ruime mate
zelfs dat pakweg de Leeuw van Waterloo door velen – uiteraard ook
langs Franstalige zijde - gezien wordt als een monument voor Napoleon
in plaats van een monument voor de overwinning op die bezetter. Een
illusie waar hoofdstuk 17, Napoleon: If Je Ruled the World – The
rise of Bonaparte: soldier, emperor, lover of Josephine and creator
of the French brothel, en hoofdstuk 18 van dit boek, Wellington
Puts the Boot in on Boney – Napoleon’s downfall at the hands (and
feet) of the Iron Duke ongetwijfeld een einde aan zullen maken.
Méér dan een ‘serieus’ geschiedenisboek dat zou doen omdat ten
eerste weinig mensen zo’n ‘serieus’ geschiedenisboek gaan
lezen, ten tweede al even weinig mensen daar veel van zullen
onthouden een keer hun examen voorbij is (laat ons wel wezen:
geschiedenisboeken worden veelal door studenten gelezen omdat ze dat
moéten), ten derde iets wat met humor verteld wordt simpelweg beter
blijft hangen. Niemand herinnert zich morgen per slot van rekening
nog wat Alexander De Croo vandaag weer uit zijn botten zal slaan,
maar velen zullen zich wel herinneren wat een cartoonist daarvan zal maken.
En dat geldt ook voor bijvoorbeeld de geschiedenis van Willem de
Veroveraar die het kanaal overstak, de Honderdjarige Oorlog,
Jeanne d’Arc, de Burgers van Calais, Mary Queen of Scots,
Frans Canada (en het restant daarvan, Québec), Champagne (de drank,
niet de streek), Tahiti, de guillotine, de Franse Revolutie, de
Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Concorde en de Chunnel,
om maar een páár van de onderwerpen te noemen die in dit boek aan
de orde komen. Zélfs los van die laatste twee geen dode
geschiedenis, zo maakt Clarke meteen al in zijn Introduction
duidelijk: “(…) go into the British Embassy in Paris, and what
do you see in the first anteroom you enter? A gigantic portrait of
the Duke of Wellington, the man who effectively ended the career of
France’s greatest general, Napoleon Bonaparte. Essentially, a
two-century-old defeat is brandished in the face of every French
visitor to Britain’s diplomatic headquarters… in France’s own
capital city.” Een ‘fout’ die de Engelsen anderzijds bereid
waren recht te zetten toen ze besloten het Engelse eindstation van de
Eurostar te verleggen van London Waterloo naar een
nieuwe terminal bij St Pancras station. “Well”, zo
besluit Clarke dit boek, “no, actually. Because St Pancras, a
Roman Christian who was executed in AD 303 for refusing to perform a
sacrifice to Roman gods, is the patron saint both of children and of
the island where his relics are supposedly to be found – Corsica.
Yes, Corsica, which is not only the birthplace of Napoleon but is
also the island whose masked independence fighters regularly take
potshots at French administrators and blow up the holiday homes of
French mainlanders. So the new London Eurostar terminal is named
after the patron saint of anti-French terrorists. But then, after
1,000 years of annoying the French, what did you expect?”
Waarmee ik Eurostargewijs van het ene eind van het boek naar
het andere gereden ben, zonder tussen Parijs en Londen zelfs maar te
stoppen in Rijsel, Kales, Ashford en Ebbsfleet, en zonder verder in
te gaan op een van die talloze stukken tekst die ik tijdens het lezen
van dit boek heb aangeduid als misschien te gebruiken in deze
boekbespreking. Waarom? Omdat “talloze” echt talloze is en ik
weet dat dan geen kat deze bespreking gaat uitlezen (wat wil zeggen
dat ik ze alleen zou tikken om mezelf een plezier te doen, wat óók
weer wat overdreven is). Omdat ik – belangrijker nog – vind dat u
dit boek echt moet lezen. En omdat ik nóg eens het hele boek ga
lezen als ik me weer laat gaan aan het overnemen van meer dan dit
laatste citaat: “Before 1066, the issue troubling the
inhabitants of what is now Britain was not ‘Will I get a decent
pension?’ or ‘How much is my house worth?’ It was more along
the lines of ‘When will a horde of axe-wielding murderers come
charging across the horizon to rape the women and steal the cattle
(or in the case of certain Viking tribes the other way round)?’ If
people didn’t starve to death because of famine or pillage, if they
managed to get the harvest in and have time to eat it, life was good.
And to give themselves a reasonable chance of enjoying this luxury,
what they needed most was a strong king. Someone who would tax them
half to death but who might just keep them alive long enough to pay
the taxes – a lot like modern governments, in fact.” Met dat
verschil uiteraard dat je tegenwoordig de helft en meer van je loon
afgeeft aan de roverheid, maar daar zelfs geen gevoél van veiligheid
aan overhoudt…
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !