donderdag 25 september 2025

Vakanties in de hel – P.J. O’Rourke (boekbespreking door Björn Roose)

Vakanties in de hel – P.J. O’Rourke (boekbespreking door Björn Roose)
Dit boek, Vakanties in de hel, zit al sinds oktober 2016 in mijn bibliotheek en toch gaat mijn ‘geschiedenis’ ermee verder dan dat terug. Ik had het nooit, minstens niet in zijn geheel, want ik had wel hier of daar een hoofdstuk tot me genomen, eerder gelezen dan kort voor ik deze boekbespreking maakte, maar toch waren de auteur en het boek me toen ik het kocht al minstens een jaar of tien bekend. Van mijn vroegere collega Jan Huijbrechts (van wie ik eerder De botten van Bach besprak) namelijk, die P.J. O’Rourke hoog genoeg had zitten om regelmatig uit ‘s mans werk, dít boek in het bijzonder, te citeren, daarmee de lachbuien veroorzakend die ook nu ik dit boek zélf las nog terugkwamen.

“P.J. O’Rourke werd in 1947 geboren in Toledo, Ohio. Hij is ‘Chef Buitenland’ bij het maandblad Rolling Stone” vermeldt de extreem korte bio van de auteur op de achterflap, maar dat kan voor de tegenwoordige lezer (het boek, uitgegeven bij Bert Bakker, dateert uit 1990 en collega Huijbrechts citeerde dus ook in de jaren 2000 al uit een niet zo recent werk) best wel wat aanvulling gebruiken. Ten eerste is O’Rourke sinds februari 2022 dood; ten tweede schreef hij behalve dit Holidays in Hell nog eenentwintig andere boeken; ten derde was hij behalve voor Rolling Stone ook actief voor onder andere The Atlantic, The Daily Beast, The Wall Street Journal, The Weekly Standard, Playboy, en Vanity Fair; ten vierde evolueerde hij na zijn studentenjaren (hij studeerde af in de jaren 1960) van – ik citeer even uit Wikipedia dat hém dan weer min of meer citeert – “a leftist, anti-war hippie” tot “a political observer and humorist rooted in libertarian conservatism”. Van links naar rechts zou dat in de simplistische termen van de vorige eeuw geheten hebben – zelf zou ik het toen, en gedurende het eerste decennium van de huidige eeuw, óók zo genoemd hebben -, maar in ieder geval weg van zijn oorspronkelijke positie. Dat kwam zijn humor ongetwijfeld ten goede, net zoals het feit dat hij zijn carrière zo ongeveer begon bij National Lampoon, een humoristisch magazine dat de eeuwwisseling niet haalde en in onze contreien waarschijnlijk nog het bekendst is van de – lichtelijk flauwe – films à la National Lampoon’s European Vacation en National Lampoon’s Christmas Vacation (edoch niet van de films en andere producten die vanaf de eeuwwisseling zouden geproduceerd worden, want die waren het werk van een andere firma).

“Lichtelijk flauwe”, inderdaad, wat niet kan gezegd worden van de humor van O’Rourke, die niet zelden paragrafen neerschreef die bestaan uit quasi niks anders dan one-liners en die als ‘journalist’ niet alleen niet de pretentie had objectief te zijn (niémand is objectief), maar er ook eerlijk voor uitkwam dat hij het niet was (wat helaas een kwaliteit is die schijnbaar aan geen enkele moderne ‘journalist’ gegeven lijkt te zijn). O’Rourke deed namelijk aan, wat dan in de Verenigde Staten heet, ‘gonzo journalism’, ‘a style of journalism that is written without claims of objectivity, often including the reporter as part of the story using a first-person narrative’ (dixit weerom Wikipedia). ‘It is an energetic first-person participatory writing style in which the author is a protagonist, and it draws its power from a combination of social critique and self-satire.’ ‘Gonzo journalism involves an approach to accuracy that concerns the reporting of personal experiences and emotions, in contrast to traditional journalism, which favors a detached style and relies on facts or quotations that can be verified by third parties.’ ‘Use of sarcasm, humour, exaggeration, and profanity is common.’ Dat beschrijft het zo ongeveer wel (al lijkt dat ‘traditional journalism’ intussen ook nauwelijks meer te bestaan) en dat is wat O’Rourke gedaan heeft in onder andere Libanon, Zuid-Korea, Panama, Polen, de Filippijnen, El Salvador, Zuid-Afrika, Israël en aan de grens tussen de Verenigde Staten en Mexico (“Ik nam mijn vreemdelingen in Laredo gevangen. Het was helemaal niet mijn bedoeling om iemand gevangen te nemen. Ik raakte gewoon iets te opgewonden, vergat even dat ik journalist was en begon me als een gezagsgetrouwe burger te gedragen.), allemaal plaatsen die in de jaren 1980 min of meer als ‘hellen’ konden worden beschouwd (en dat nu in sommige gevallen nog steeds zijn), maar ook tijdens een weekend bij Heritage USA (een evangelistisch themapark), de America’s Cup (een zeilwedstrijd), een feestje ter gelegenheid van de 350ste verjaardag van Harvard University, een bezoek aan Epcot Center (nog een themapark), en een topontmoeting tussen Reagan en Gorbatsjov in 1987, waarbij hij over de journalisten schrijft: Misschien hadden ze gewoon ontzettend veel zin om terug naar hun kamers te gaan en Gorbatsjovs grote nieuwe bestseller, Perestroika, te lezen – je legt het niet meer weg dit boek, met z’n fabuleuze plot, knappe karakteriseringen en een verrassend einde dat ik hier niet zal verklappen”. Epcot Center,Heritage USA, de America’s Cup, zelfs Harvard University, en ook tegenwoordig nog zeldzame ontmoetingen tussen Amerikaanse en Russische presidenten zullen een beetje een ver-van-mijn-bedshow zijn voor veel Europese lezers en de toestanden in de jaren tachtig in grote delen van de wereld een beetje een lang-van-mijn-bedshow, maar op een of andere manier zijn de dingen die O’Rourke beschrijft, waaraan hij deelneemt, waarin hij zich (al dan niet straalbezopen) onderdompelt, zo universeel, zo (lijkt het toch) immer actueel dat dat niet uitmaakt. Misschien net omdát hij de zaken niet aanpakt vanuit een traditioneel journalistiek oogpunt (en al helemaal niet vanuit een modern ‘journalistiek’ oogpunt, inhoudende dat je een week nadat nieuws beginnen circuleren is op sociale media daarvan een politiek correct doorslagje maakt) en je je als lezer mogelijk op dezelfde manier zou gedragen, een idee dat in ieder geval vergemakkelijkt wordt door de humor en de zelfrelativering. En dat vanaf de aan het begin van het boek opgenomen Dankbetuiging: “De meeste feiten in dit boek heb ik aan hen [de “strontspecialisten”, de journalisten die rondhangen in oorlogsgebieden, noot van mij] te danken. (De waarheden zijn van hun, de fouten van mij.) In feite ben ik hen het hele boek verschuldigd. Wat ik de lezers in mijn verhalen vertel is niets anders dan wat leden van de pers elkaar om tien uur ‘s avonds aan de bar vertellen.” Aangevuld met, in Door het donkerste Amerika, deel II: de topontmoeting tussen Reagan & Gorbatsjov, 1987: Persoonlijk hou ik van het soort research waar je je handen omheen kunt vouwen, het soort dat je kunt heffen. Dat wil zeggen, ik stel er prijs op mijn belangrijkste research in bars te doen, waar mensen sneller de waarheid vertellen, of op z’n minst minder overtuigend liegen dan het geval is in instructies en boeken.”. En dat dan weer aangevuld met datgene waarmee de op de Dankbetuiging volgende Inleiding begint: “De laatste paar jaar ben ik werkzaam geweest als buitenlands correspondent, hoewel ‘werkzaam’ niet het goede woord is en ‘buitenlands correspondent’ is een te deftige benaming. Wat ik in werkelijkheid ben geweest is een sores-toerist [:] ik reisde af naar opstanden, stommiteiten, politieke crises, ordeverstoringen en andere menselijke dwaasheden omdat… omdat het lollig is.”

Wat dan weer verderop gevolgd wordt door: “Ik was nieuwsgierig naar de narigheid die de mens zichzelf bezorgde en die hij waarschijnlijk kon ophouden zichzelf te bezorgen voordat je met je ogen hebt geknipperd, of in elk geval voordat je de trekker hebt overgehaald. Ik wilde weten waarom het leven, dat slechts in bescheiden mate iets ellendigs zou moeten zijn, zoiets angstwekkends, walgelijks en verschrikkelijks is voor zo vele mensen op zo vele plaatsen.” Ja, O’Rourke was een humorist, een sarcast, maar geen cynicus. In sommige stukken, zoals Kerstmis in El Salvador, merk je zelfs dat de humor geleidelijk uit de paragrafen verdwijnt omdat hij té veel medeleven met de locals heeft om de daartoe benodigde afstand nog te kunnen aanhouden. Wat begint met “Dit kleine landje was sinds 1979 voortdurend in het nieuws – de spil van het een of ander, wezenlijk dittemedat. Iedere liberale huilebalk had staan schreeuwen over de doodseskaders. Iedere conservatieve bedplasser had staan gillen over de communisten. Voorzover ik kon uitmaken gingen we daar beneden de oorlog in. En ik wist niet eens hoe het er daar uitzag.” wordt al snel “Er is nog een soort verschrikking, niet zo dramatisch maar veel diepgaander. Op elk willekeurig moment is bijna de helft van de Salvadoraanse arbeidskrachten werkloos. En de meesten hiervan die wel werk hebben, ontvangen minder dan het minimumloon, wat behoorlijk minimaal is. Het jaarlijks inkomen per hoofd ligt op vijftienhonderd gulden. De armere helft van de bevolking heeft een dagelijkse calorievoeding die een derde minder bedraagt dan wat de Organisatie van Amerikaanse Staten als gezond beschouwd. Tachtig procent van hun kinderen lijdt aan ondervoeding”. Wat op zijn beurt invloed heeft op je beoordeling van de rest van de stukken. O’Rourke was dan wel niet het type ‘ruwe bolster, blanke pit’, maar z’n ruwe bolster overheerste niet alles (op z’n minst niet op basis van wat ik in dit boek gelezen heb). Zoals hij schrijft in Er helemaal uit in het weekend: Heritage USA: “Ik heb bijna de moed niet om deze mensen belachelijk te maken. Het is net als op melkkoeien jagen met een krachtig jachtgeweer met telescoopvizier.”

En dan komt het… het citeren. Tientallen passages heb ik aangeduid, evenzovele one-liners (of toch niet-veel-liners), en daar mag ik u niet tot in het oneindige mee vervelen. Veel van die one-liners ga ik dus (ooit, als het er van komt) opnemen in m’n eigen Groot Citatenboek (of toch een soortement internetversie daarvan) om me in deze bespreking vervolgens te beperken tot vijf. Nummer één: “Het boeiende van het staren in een geweerloop is hoe klein het gaatje is waar de kogel uitkomt, en dat het toch zo’n groot verschil zou zijn in je agenda”. Nummer twee: “De afgelopen jaren heb ik mijn portie autorijden in de Derde Wereld moeten doen in Mexico, Libanon, op de Filippijnen, Cyprus, in El Salvador, Afrika en Italië. (Technisch gesproken maakt Italië geen deel uit van de Derde Wereld, maar dat heeft niemand de Italianen verteld.)”. Nummer drie: Harvard is het huis der Amerikaanse ideeën; daar zijn er verscheidene van geweest en iemand moet de schuld ervan op zich nemen”. Nummer vier: “Overdracht en sancties – ik geloof dat dat de grote antwoorden zijn zoals ze in Amerika worden voorgesteld. Welnu, economische sancties smoorden voorzeker de Russische revolutie in de kiem, vouwde (sic) Ayatollah Khomeini’s Iran op als een opklapbed en bracht (sic) Tsjang Kai-sjek meteen terug aan de macht op het vasteland.” Nummer vijf: Het is niet eenvoudig het effect te beschrijven dat de eerste aanblik van een wilde neushoorn heeft op een niet erg moedige auteur uit Ohio. Het is zoiets als het meenemen van je vierjarige kind op een verrassingsbezoek aan het Mesozoïcum. Ik voelde een grenzeloze opwinding, gecombineerd met enig verlangen om te gaan huilen en onder de jeep te kruipen.”

En hetzelfde ga ik doen wat de uitgebreidere citaten betreft. Ook daarvan slechts vijf exemplaren. Nummer één: “De onzin die je hoort over marchanderen in het Oosten is, net als de meeste onzin over het Oosten, volmaakt waar. Ik was nog geen drie seconden in de winkel of de eigenaar stond al prijzen op te geven die recht zouden doen aan een onderleverancier van het Pentagon en hij wapperde alle kanten op met vettige, slecht gemaakte tapijten als iemand die een puppy zindelijk maakt met de zondagseditie van de New York Times. Dit alles begeleid door charmant gebabbel. Ik bedoel, dat neem ik aan. Sommige van de stijlbloempjes van de Levant gaan verloren in een minimale Engelse vocabulaire. ‘Good, huh? Real good, huh? Good rug! Very good!’” Nummer twee: “Hij haalde zijn schouders op. ‘De irrigatiepomp is kapot.’ We reden er langs, een klein ding dat op benzine loopt en zo groot is als een grasmaaitractortje. Ze maakten elkaar in deze dorpen af voor habbekratscorruptie, terwijl de rijkdom van de hele gemeenschap verdubbeld zou kunnen worden met één technische-school-praktijkklas-repareer-de-waterpomp-project. Als je dat begrijpt, begrijp je de hele Derde Wereld.” Nummer drie: “Er is geen geur als de geur van een dood mens. Het is een suikerachtige rotting – rottend vlees en balcorsages, een zoete, kokhalzende stank. Het gaat dwars door kleren en huid. Hoe vaak je ook doucht, hoe vaak je het arme wasmeisje in het hotel ook vraagt je kleren weer mee te nemen om ze opnieuw te wassen, de lucht keert terug als een zorg of een kwade gedachte. Het is niet eens zo’n slechte geur, niet erger dan whiskybraaksel, maar de damp van je eigen dood gaat als een schok naar een of andere oude, niet-ontwikkelde zenuwknoop, net boven de top van de rugwervel, naar het huis van alle woordeloze, gedachteloze angst.” Nummer vier: “Ik had gehoord dat de race om de Amerika Cup het meest spectaculaire sportevenement van het decennium was. Ik was er bijna ingestonken. Ik bevond me ermiddenin, op de officiële persboot, de Sea Chunder, rondstuiterend en een domme indruk makend. Ik greep de railing (sic) vast als een psychopathische wurgmoordenaar en staarde naar de horizon als een of andere idiote Achab die door zijn walvissenaas heen is. Het enige dat ik kon zien was een heleboel oceaan en natte, morsige golven. Ik keek echter, naar later bleek, de verkeerde kant op en moest naar de andere railing (sic) van de Sea Chunder klauteren en struikelen en kruipen. Ook aan die kant was een heleboel oceaan, als je ‘t mij vraagt.” En, ten slotte, zoals beloofd (al heb ik het aantal onderweg uitgebreid), nummer vijf: “Ik was erop voorbereid dat Zuid-Afrika afgrijselijk was. Maar ik was er niet op voorbereid dat het normaal was. Die onbeduidende apartheidsborden, GEEN HONDEN OF NIET-EUROPEANEN, zijn uitzonderlijk, nu bijna toeristische attracties. Er is geen rassendiscriminatie in de grote ‘internationale’ hotels of in hun restaurants of nachtclubs. Winkelwijken in het centrum zijn geïntegreerd. Je ziet evenveel zwarte mensen in regenjassen en stropdassen als in Chicago. Als ik het echt had geprobeerd dan had ik mijn maand in Zuid-Afrika kunnen doorbrengen zonder één spoortje problemen op te merken, met uitzondering van de overal aanwezige soldaten. Zuid-Afrika is afgrijselijk normaal. En hierdoor, denk ik, laaien de emoties er zo hoog over op.”

Wat dus over het Zuid-Afrika van vóór de afschaffing van de apartheid gaat. In tegenstelling tot wat O’Rourke in zijn laatste hoofdstuk, Epiloog: wat heeft de toekomst te bieden voor onze vrienden in verre landen?, schrijft over de ‘ontwikkelingslanden’ en de Verenigde Staten zelf: “Bizarre ziekten zullen blijven woekeren in de ontwikkelingslanden. Allemaal hopen we dat er eentje bij zal zijn die alleen advocaten doodt. En Derde-Wereldwaarden en esthetica zullen zich ook gaan verspreiden over de aardbol, waarbij deze een welkome onderbreking van het feminisme zullen veroorzaken en de opkomst van spuitbussenverf zullen bewerkstelligen als het belangrijkste uitdrukkingsmiddel in literatuur en beeldende kunst. Maar in de volgende kwart eeuw zal het feit dat de Verenigde Staten er deel van gaat uitmaken de meest dramatische verandering in de Derde Wereld zijn. We zijn al een aardig eind op weg. Een groot aantal van onze steden is in veel opzichten niet te onderscheiden van Beiroet. Het gedrag, de manier van kleden en het taalgebruik van onze jongeren neigen onbetwistbaar naar het onderontwikkelde. En de meesten van onze intellectuelen behoren al sinds jaar en dag tot ‘minderwaardig, wetteloos volk’. Het enige dat we nu moeten doen is nog een paar democraten kiezen.” Een toekomst waaraan hij in 2016 het zijne bijdroeg door het ‘endorsen’ van Hillary Clinton. Iets waarover hij zei dat zijn voorkeur ook de “lies and empty promises” behelsde en “She’s wrong about absolutely everything, but she’s wrong within normal parameters”, en dat dus in tegenstelling tot haar tegenkandidaat Donald Trump. Het kan verkeren, wist Bredero al, maar de dag dat je meent de ene oplichter boven de andere te moeten kiezen omdat de ene ‘normaler’ oplicht dan de andere, bén je gewoon verkeerd. Laat dat echter een opmerking in de rand blijven, zowel wat de stand van zaken in de Verenigde Staten betreft (vooral de steden zijn daar inderdaad al decennia aan het verworden tot slums), als de kwaliteit van Vakanties in de hel. Dit boek is gewoon een absolute aanrader voor wie het vast kan krijgen.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !