vrijdag 5 september 2025

De blinde spiegel – Piet Van Aken (boekbespreking door Björn Roose)

De blinde spiegel – Piet Van Aken (boekbespreking door Björn Roose)
De hoogtewerkers
, Het hart en de klok, De nikkers, en voorliggend De blinde spiegel… evenzovele werken van Piet Van Aken (geboren in Terhagen in 1920, overleden in Antwerpen in 1984) die om onduidelijke redenen in mijn boekenkasten zijn terechtgekomen. De meeste daarvan op één datum in 2012, dus – berekende gok – waarschijnlijk gekregen van een milde schenker (Bertie? Willy?), maar met aan quasi zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door mij aangekocht. En de achterflap van De blinde spiegel lezend, zou ik dit in 1981 bij Elsevier Manteau verschenen boek in ieder geval niet nieuw gekocht hebben: “Het hoofdpersonage van De blinde spiegel, de jonge weduwnaar Isi Rommens, door zijn afkomst in het politieke bedrijf verzeild, komt na de dood van zijn vrouw in een stroomversnelling terecht waarbij seksuele en politieke ervaringen hem volkomen op drift doen slaan. Hij krijgt het voorrecht van de keuze: het spel meespelen of dwars gaan liggen en buitenspel worden gezet. Isi, die heeft meegemaakt hoe zijn vader zich met lijf en geld heeft ingezet om het plaatselijk socialisme uit te bouwen terwijl de toplui zich schaamteloos op datzelfde socialisme verrijkten, weet dat hij tot een uitstervende soort behoort, voor wie het socialisme een zaak van louter gevoel is, voor wie het prostitueren van het socialisme, zoals de politieke opportunisten beroepshalve doen, ondenkbaar en ondoenbaar is. Ten slotte wordt de bittere ervaring hem niet bespaard dat hij niet eens buitenspel moet worden gezet, maar omwille van zijn integriteit, zichzelf buiten spel moet zetten. Een liefdesroman waarin naar schijn en wezen van het in het kapitalistisch systeem geïntegreerde zogezegd ‘open’ socialisme wordt gepeild? Zoals een van de personages zegt: ‘Geen enkele leer is veilig voor het geknoei van de man die geacht wordt haar uit te dragen.’”

Heb ik tegen dat alles dan iets? Nee, behalve dat het me niet boeit. Ik heb zélf te lang ‘in de politiek’ gezeten om me, zelfs in romanvorm, nog veel te laten wijsmaken over idealisten in dat bedrijf – noch bij de socialisten noch elders, trouwens -, al helemaal niet als ik bijkomend moet geloven dat die idealisten tot de subtop zouden kunnen opklimmen en dán pas de keuze zouden moeten maken om hun idealisme te laten vallen of afgesneden te worden van een verdere bestijging van de politieke carrièreladder. Én ik heb een zekere allergie voor ‘sex sells’. Dat er al eens wat seks in een roman zit, zelfs moet zitten, kan ik begrijpen; dat je dat gaat uitspelen op de achterflap vind ik er over, zelfs al heb ik bij het lezen van die achterflap nog niks van die roman gelezen.

Ik heb echter de mening die ik vooraf over het boek gevormd had op basis van die achterflap bij lezing van het boek enigszins bijgesteld. Het hele gegeven blijft onzin en het wordt nog ergere onzin als je de op bijzonder hoog niveau gevoerde casual conversaties leest, half zatte conversaties tijdens dewelke heuse ideologische debatten onder de socialistische ‘vrienden’ worden gevoerd, maar Van Aken moet het niet zuiver van die onzin hebben, hij schrijft verre van slecht. Alleen heeft hij duidelijk wel, wat toch eigenaardig lijkt voor een schrijver van zijn generatie, een échte fixatie op seks. Wat op de achterflap staat is geen louter kwestie van verkoop: er zitten meerdere vele bladzijden lange seksscènes in dit driehonderdzeventig pagina’s tellende boek, seksscènes die in hun geheel nauwelijks iets bijdragen tot het verhaal. Bladvulling, wat mij betreft, een handelsmerk van de auteur misschien (ik heb nooit eerder iets van hem gelezen), maar zinloos in ieder geval. Literaire vluggertjes eventueel om het hoofdpersonage geen echte relatie te moeten laten uitbouwen met de twee vrouwen die twee mogelijke richtingen in zijn leven symboliseren, echte relaties die iets meer inspanningen zouden gekost hebben vanwege de schrijver. Het er laten op neerkomen dat de ene seks gebruikt als middel, zonodig als wegwerpproduct, wat dus neerkomt op wat de top van de partij doet met de ideologie van die partij, en de andere het – tsja, hoe zal ik het zeggen? – méént met die seks, kan toch niet verhullen dat beide vrouwen quasi van bij de eerste ontmoeting met het hoofdpersonage in bed duiken, wat, als die seks dan toch als symbool moet dienen, voor niet veel anders kan staan dan dat het allemaal niet zo heel veel te betekenen heeft. Als hard to get zoiets als een half uurtje uitstel betekent, is dat hard op zijn best halfzacht.

Iets genre de eindredactie van dit boek, die veel te veel fouten heeft laten staan. “Croes was een fanatiek partijman, ene van de oude soort”, klinkt half dialectisch, half Nederlands, maar in dit geheel Nederlands geschreven boek helemaal niet. Zoals het volgende helemaal niet klinkt in eender welke roman: “Croes hield van dergelijke termen, die Isi een tikje te meetingachtig in de oren klonken en die Croes bijgebleven waren uit de lektuur van marxexegeten en oude jaargangen van Het Zondagsblad en De Notenkraker, die langs onnaspeurbare wegen vanuit Nederland in de plaatselijke bondsbibliotheek beland waren en die hem geregeld het geestelijk overwicht van het Nederlands strijdbaar socialisme over het Belgische (althans het Vlaamse) deden belijden. Hij las ook liever Quack dan Avanti en Van Laer, die in hun geschiedenis van het socialisme niet boven hun provinciale beperktheid hadden kunnen uitreiken, en zelfs iemand als de hier niet eens bekende A.W. IJzerman sloeg al onze partijdenkers dood met zijn boek over Het Moderne Kapitalisme.” Kies een genre, zou ik zeggen, verwar een traktaat niet met een roman. Ik lees dat Filip De Pillecyn de eerste werken van Van Aken, wiens leraar Nederlands hij was aan het Koninklijk Atheneum van Mechelen, sterk beïnvloedde, maar die invloed was zo’n veertig jaar later kennelijk niet meer echt van tel. Nergens in, pakweg, Mensen achter de dijk, voelt De Pillecyn, die toch óók ‘sociaal geëngageerd’ was, de behoefte met zijn belezenheid te stoefen – veel meer kan ik van de hierboven geciteerde passage niet maken -, laat staan die te gebruiken als karaktertekening van zijn personages. “Doch”, om daar – ook al ter illustratie van het feit dat Van Aken in het geheel niet te vergelijken is met De Pillecyn - maar een paragraaf aan te plakken die begint met een woord dat Van Aken om de haverklap gebruikt en ook al niet echt klinkt alsof het gebakken is in een van de steenbakkerijen in de omgeving waarvan het hoofdpersonage zich dagdagelijks ophoudt, “dat was tenslotte normaal, peinsde hij; het liefdesbedrijf is een fisieke en metafisieke ervaring die het mekanisme van de ontdekking op gang brengt omdat ze op zichzelf een en al ontdekking is, vanaf het eerste verbijsterend ervaren van de verstolen puberkus, het betasten van de snaren die andermans en het eigen lichaam doen leven als een muziekinstrument.”

Nu goed, Van Aken houdt niet van ‘simpele’ zinnen, zoveel is duidelijk: “Hij trok zijn parka aan en liep door de kille, door de straatlantarens verzilverde motregen langs de voortuintjes met achter hun lage haagjes (liguster, haagbeuk, zuurbes en palm) de telkens toch weer te snel en te overdadig groeiden sierheesters (jeneverbes, vuurdoorn, hulst, sering en rhododendrons) die om de zoveel jaar dienden vervangen, de paadjes in gladstones of jurategels, die in de zomer met bloemrijen afgezoomd waren doch er nu nog winters kaal en verdoft bij lagen met hier en daar een rijtje schrale, fletsgroene narcissen.”, had best wat schraler gekund. En deze, een van de vele honderden van die lengte of langer, beslist een stuk korter: “Allengs brokkelde de stilte rondom deze intimistische geluiden af: buiten kwam de stad tot leven, het gebouw zelf ontwaakte, de verre geruchten van deuren die in het slot gesmeten werden, het lifthekken dat dichtgeslagen werd, het dof, onderaards gezoem van de liftmotor, het rinkelen van een telefoon, stemmen die als tegen de wanden van een glazen stolp aanbotsten en niet te lokaliseren waren, klonken een tijdlang afzonderlijk, flardsgewijze, tot ze naar elkaar toe bewogen en elkaar overlapten en die eigenaardige, valse stilte vormden, het ingetoomde, plechtige geroezemoes dat zo eigen is aan grote kantoorgebouwen waar de vertikale machtsstruktuur haar nevels van kruiperige vrees laat uitdrijven, en dat niet verbroken werd toen de moederlijk nerveuze Marie arriveerde en, een poos later, Vic Smits binnenwipte om goedag te zeggen en Irka te monsteren met de vrijpostigheid die het voorrecht van oudere weduwnaars is.”

En toch… heb ik eerder in deze boekbespreking geschreven dat Van Aken “verre van slecht” schrijft (of tenminste schreef). Iets waar ik bij blijf. Alleen had hij tegen zijn, uit dit boek af te leiden, natuur moeten ingaan en het meesterschap moeten zoeken in de Beschränkung van gedichten, de mooie woorden moeten dwingen in een veel strakker keurslijf, zijn wijdlopigheid moeten te lijf gaan middels de beperkingen van het medium. De blinde spiegel had, los van de inhoud, hoogstens een spiegelfragmentje mogen zijn. Nu is het poëtische helaas verloren gegaan in het prozaïsche.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !