U heeft nog nooit van Rita Geys gehoord, zegt u? Het zij u vergeven,
ik had dat ook niet voor ik dit boekje toevallig tegenkwam. Veel
heeft de in 1953 geboren Antwerpse niet geschreven: Alison…
Alison…, haar in 1982 verschenen debuutroman, die haar meteen
een prijs opleverde, werd twee jaar later gevolgd door voorliggend
Anders, waarna er tot 1991 niets meer kwam. In dat jaar
verscheen dan de gedichtenbundel (niet meteen een genre dat door het
grote publiek gelezen wordt) Een vinger in het oog, en nog
eens tweeëntwintig jaar later (in 2013 dus) een volgende
gedichtenbundel De schaduw van de tijd. Aan dit tempo en
gezien Geys intussen toch ook al 71 is, zou het al zeer moeten
meevallen dat er nog ooit iets anders van haar gepubliceerd wordt, al
moet gezegd worden dat ze in de jaren 1990 ook nog een aantal
vertalingen verzorgde en doorheen haar carrière als journaliste
achtereenvolgens redactrice en vervolgens eindredactrice bij De
Standaard en De Standaard der Letteren was en vanaf het
eind van de jaren 1990 ook eindredactrice bij Tertio, een
christelijk weekblad dat ontstond in reactie op het ook officieel
afstand nemen van de christelijke Vlaamsgezindheid van De
Standaard toen deze onder leiding van Peter Vandermeersch het
AVV-VVK weghaalde van de voorpagina (waarmee overigens alleen maar de
symboliek aangepast werd aan de inhoud).
Enfin,
da’s niet echt van belang voor dit boekje, tenzij dan in de zin dat
het hoofdpersonage, Ellen Taelmans, óók journaliste is, zij het bij
een niet nader genoemde krant. Een beroepsbezigheid waar we verder in
dit een goeie zestig bladzijden dikke bij De Clauwaert vzw
uitgegeven boekje niet veel meer over vernemen, behalve dat die
beroepsbezigheid druk-druk-druk is, week- en weekenddagen, en dat het
hoofdpersonage ‘overwerkt’ raakt. Of zoiets.
Of zoiets, inderdaad. Want de eigenlijke oorzaak van de toestand waarin
Ellen Taelmans verzeild, een geestelijke toestand voor de
duidelijkheid, wordt nooit echt… duidelijk. En ik ga ter zake ook
niet proberen een en ander te verduidelijken, want dan kan u dit
boekje wel overslaan. Onduidelijkheid is immers – ‘duidelijk’
ging ik schrijven, maar dat heb ik al gebruikt – overduidelijk waar
Rita Geys naar gestreefd heeft en wel omdat het in het hoofd van
Ellen Taelmans ook allemaal (hèhè) warrig is. En warrig blijft.
“Je est un autre”,
citeert ze Rimbaud aan het begin van dit boekje en alleen al de
wisseling van standpunt – en toch weer niet – tussen Ellen
Taelmans en de ik-verteller (óók Ellen Taelmans) verklaart waarom,
maar of de ik-verteller nu last heeft van schizofrenie of van
“black-out”, “geheugenverlies”, “amnesie (wat hetzelfde is
maar geleerder klinkt)”, of “gewoonweg: mist”, toenemende
“mist” zelfs, wordt niet helder (en dat lag allicht ook niet in
de bedoeling van Geys). De ‘schizofrenie’ en de “mist” lijken
aan mekaar gekoppeld, is in ieder geval de conclusie van het
hoofdpersonage, wiens monoloog of enorm lang dagboekfragment, met
voortdurende sprongen vooruit en achteruit in de tijd totdat je als
lezer zélf niet meer weet ‘waar’ je bent, dit hele boekje
eigenlijk is. Een monoloog waarin ze de stand van zaken probeert
samen te vatten om uiteindelijk… nee, dat zeg ik niet. Want ook dát
geeft te veel weg.
Misschien maar gewoon de tekst op de achterflap dan?: “In “Anders” denkt
de ik-persoon, een journaliste, tijdens een slapeloze nacht na over
haar reizen van de voorbije week, waarop ze telkens haar geliefde, de
Amsterdamse universiteitsassistent Willem, ontmoet, onder meer op
Zaventem, in Berlijn, Cleveland en Kent (Ohio). Maar hoe ze zich ook
inspant, de precieze details van sommige van die reizen kan Ellen
zich niet meer herinneren. Komt dit doordat ze te veel heeft gereisd
binnen een te klein tijdsbestek, of omdat sommige reizen onmiskenbaar
parallellen vertonen met andere reizen die ze vroeger heeft gemaakt?
Ellen weet het niet. En dit niet-weten maakt van haar relaas meteen
ook een psychologische zoektocht. De zoektocht van Ellen naar
zichzelf en naar de waarheid, want: hoe gedroomd is de werkelijkheid,
hoe werkelijk de droom?” Een achterflaptekst die er lichtelijk
naast zit, volgens mij, maar goed, dan heeft u tenminste wat meer
meegekregen over de inhoud. Een inhoud die behalve over de “mist”
ook over de typisch bij verliefden opduikende symptomen gaat,
trouwens, symptomen waarover bijvoorbeeld Alain de Botton het ook had
in zijn Proeven van liefde.
De vraag waarmee je als lezer dan ook boven alles blijft zitten is
deze: is de verwarring bij het ik-personage ontstaan door haar
verliefdheid of kruisen beide fenomenen ‘gewoon’ mekaars pad?
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !