dinsdag 13 juni 2023

Heer der vliegen – William Golding (boekbespreking door Björn Roose)

Heer der vliegen – William Golding (boekbespreking door Björn Roose)
Veel korter dan de auteur van de achterflap van het boek kan ik Heer der vliegen, mogelijk beter bekend onder z’n Engelse titel Lord of the Flies, wellicht niet samenvatten, dus laat ik het woord even aan die auteur: “Een groepje jongens komt door omstandigheden op een onbewoond eiland terecht, waar ze voorlopig ook niet meer vanaf kunnen. Het zijn eigenlijk keurige jongens, welopgevoed, maar als ze eenmaal op zichzelf zijn aangewezen, zonder leiding en zonder enige gegeven orde, blijken er dubieuze krachten in hen op te komen die ze niet kunnen bedwingen, en binnen de kortste keren vervallen ze tot beestachtig gedrag en staan ze elkaar barbaars naar het leven…”

Nu ben ik niet zo’n televisiekijker, laat staan een filmliefhebber, maar ik durf aannemen dat wie dat wél is bovenstaande niet echt verbazingwekkend zou vinden als filmscenario. De uitkomst kan nog richting horror of richting pure spanning gaan, maar de gouden stranden, blauwe zeeën, dreigende muziek en mekaar de kop inslaande jongeren ziet u wellicht al vóór u. Wie ofwel de filmversie uit 1963 ofwel die uit 1990 gezien heeft, zal dat beeld kunnen bevestigen of tegenspreken, maar zélfs als dat beeld door de kijker bevestigd wordt, zou ik durven zeggen dat het afbreuk doet aan het werk van auteur William Golding. Ten eerste omdat dat werk dateert uit 1954, toen lezers nog verre van gewoon waren aan horror of zelfs dit soort verhalen. Ten tweede omdat er veel kan verteld worden, maar niet dat je de Nobelprijs Literatuur voor niks krijgt (een neuzelende zanger uitgezonderd misschien). Ten derde omdat wie het boek met enige aandacht leest, al snel door heeft dat het alleen maar aan de oppervlakte over een groepje jongens gestrand op een onbewoond eiland gaat.

Golding kreeg die Nobelprijs Literatuur in 1983 dan ook “voor zijn romans die, met de luciditeit van realistisch verhalende kunst en de diversiteit en universaliteit van mythen, de menselijke conditie in de hedendaagse wereld verlichten”. Lord of the flies, oorspronkelijk overigens Strangers from within getiteld, zijn debuutroman (hij werd alleen voorafgegaan door een twintig jaar eerder gepubliceerde gedichtenbundel), was uiteraard slechts één van die romans – al was het dan meteen ook zijn succesvolste -, maar de uitleg van het Nobelprijscomité had ook voor die roman an sich kunnen gelden: “realistisch verhalende kunst”, inderdaad, maar ook “de diversiteit en universaliteit van mythen”, en “de menselijke conditie in de hedendaagse wereld”. Een “menselijke conditie” die, in tegenstelling tot wat uit de lezing van de achterflap zou kunnen blijken, verre van eenzijdig is, overigens.

Het mag dan ook verbazing wekken dat Rutger Bregman, auteur van De meeste mensen deugen, het boek als – dixit Wikipedia - “niet realistisch” omschrijft en het verhaal tegenover een “echte situatie” zet “waar kinderen alleen op een onbewoond eiland belandden” en “zich niet als beesten [bleken] te gedragen maar goed samen te werken”. Golding laat namelijk geenszins uitschijnen dat de kinderen over het algemeen niet goed zouden (willen) samenwerken (in zoverre ze daar, gezien hun in een aantal gevallen zeer jonge leeftijd, toe in staat moeten worden geacht) of zich in meerderheid zouden gedragen als “beesten” (alsof beesten van dezelfde soort mekaar voortdurend naar het leven staan, trouwens). In tegendeel, hij laat zien dat ze wel degelijk kunnen samenwerken, dat ze een neiging tot het verlenen en eisen van inspraak hebben, en mekaar liever helpen dan kwetsen. Golding is zich echter óók bewust van het feit dat één rotte appel een hele mand kan aansteken, dat mensen geneigd zijn het zélf denken achterwege te laten als ze van iemand de indruk krijgen dat die ook wel voor hen kan denken, en dat het ook (misschien vooral) voor “leiders” bijzonder moeilijk is rechtsomkeer te maken op het pad dat ze zijn ingeslagen. Je kan dan wel volhouden dat “de meeste mensen deugen”, maar het zijn niet “de meeste mensen” die het meest invloed hebben. Het zijn niet “de meeste mensen” die een oorlog beginnen, het zijn niet “de meeste mensen” die besluiten dat een van de partijen ten allen prijze (en vooral ten koste van vele van “de meeste mensen”) moet winnen, het zijn niet “de meeste mensen” die weigeren mee te stappen in het verhaal van de haviken, en het zijn zeker niet “de meeste mensen” die die haviken zullen stoppen. Wie denkt van wél, moet er dringend de geschiedenis van – vooral, maar niet alleen – de twintigste eeuw en onze intussen alweer meer dan twintig jaar gaande zijnde eenentwintigste eeuw eens op nalezen.

Ik ben dus niet zeker of Bregman naar zo’n ‘bekend’ verhaal verwijst om het zijne te promoten, of misschien een van de films gezien heeft (zoals gezegd: ik niet), maar zijn (tegen)stelling getuigt niet van een grondige lezing, of op z’n minst een goed begrip, van Heer der vliegen. Ralph, Biggie, de tweeling Sam en Eric, Jack Merridew, Simon, om maar een paar van de belangrijkste personages te noemen, zijn niet onder één noemer te vangen, niet onderling inwisselbaar, niet allemaal in hetzelfde bedje ziek. Sterker nog, je kan niet eens beweren dat de ene ‘deugt’ en de andere niet. De ene keer doen ze wat - voor de buiten de feiten staande toeschouwer (want vanuit die positie is het natuurlijk makkelijk om een oordeel te vellen) - ‘goed’ is, de andere keer doen ze ‘kwaad’. Ze deugen en deugen niet. Ze zijn gewoon menselijk en niks menselijks blijkt hen vreemd.

Trouwens, ja, voor hetzelfde geld hadden ze allemaal ‘gedeugd’, maar dan waren ze – in het voor een boek meest interessante scenario – mekaar misschien tóch nog te lijf gegaan (in een poging om om het meest te deugen, pakweg, zoals katholieken en protestanten dat onder leiding van hun óók al zo deugende leiders zo uitgebreid in de Europese geschiedenis hebben gedaan) of was er helemaal niks geweest om over te schrijven. In tegenstelling tot The Coral Island, een boek van R.M. Ballantyne waarnaar een paar keer impliciet en expliciet verwezen wordt door de personages en de auteur, is Heer der vliegen dan ook geen slaapverwekkend jeugdboek, maar een als een trein lezend boek voor volwassenen óver volwassenen die alleen maar vermomd zijn als kinderen. Vervang in de achterflaptekst één woord, “jongens”, door een ander, “mensen”, vervang een paar woorden in het boek door weer een paar andere, en u weet dat dit boek over ‘grote’ mensen gaat.

Goed, ik ga niet ingaan op de details van het verhaal, op de karaktertrekken van de verschillende personages, op de ontwikkeling van de verhaallijnen, laat staan op hoe dit allemaal afloopt (‘goed’ is in ieder geval niet het woord dat bij me opkomt), want dit verhaal – in de uitgave van De Morgen daterend van 2002 een goeie tweehonderd bladzijden op pocketformaat lang – leest als een trein en verdient ook zonder verdere voorkennis gelezen te worden, maar ik wil aan wat ik hiervóór schreef nog wel toevoegen dat het ook werkelijk ‘literair’ goed geschreven is en zich bijvoorbeeld in de allereerste paragraaf al meteen zeer filmisch toont (weliswaar niet in die mate dat Fitzcarraldo van Werner Herzog dat is – zie mijn bespreking daarvan -, maar dat is dan ook een filmscenario): “De jongen met het blonde haar liet zich zakken langs de laatste meter rots en begon zich een weg te banen naar de lagune. Al had hij zijn schooltrui uitgetrokken, die nu aan zijn hand over de grond sleepte, zijn grijze overhemd kleefde aan zijn huid en zijn haar lag tegen zijn voorhoofd geplakt. Het lange in de wildernis uitgeschoren litteken omgaf hem als een stoombad. Hij klauterde ingespannen dwars over klimplanten en afgeknapte stammen, toen een vogel, een flits van rood en geel, omhoogschoot met een kreet als van een heks; en een andere kreet volgde daarop als een echo. ‘Hé!’ klonk het, ‘wacht eens even!’ Aan de rand van het litteken raakte het kreupelhout in opschudding, en een menigte regendruppels viel kletterend omlaag. ‘Wacht eens even,’ zei de stem, ‘ik zit vast.’ De blonde jongen bleef staan en trok zijn kousen op met een werktuiglijke sjorbeweging die de wildernis een ogenblik veranderde in een Engels graafschap.” Je ziet het toch meteen voor je? Net zoals de scène waarin de eerder genoemde ‘rotte appel’ opduikt: “Vanuit het deel van het strand waar het flonkerende waas lag kwam iets donkers aanschuifelen. Ralph zag het ‘t eerst, en keek zo doordringend dat zijn getuur alle ogen die kant op trok. Toen overschreed het wezen de grens tussen luchtspiegeling en ondubbelzinnig zand, en konden zij zien dat het donkere niet alleen schaduw was maar merendeels kleren. Het wezen was een groep jongens die min of meer in de maat marcheerden in twee evenwijdige gelederen, en die buitenissig waren uitgedost. Broeken, overhemden en verschillende andere kledingstukken droegen zij in hun handen; maar iedere jongen had een petje op met een zilveren insigne. Hun lichamen waren van keel tot enkel verborgen onder zwarte mantels met een lang zilveren kruis op de linkerborst en elke nek was getooid met een kraag als de manchet van een ham. De tropische hitte, de afdaling, het zoeken naar voedsel, en nu deze moeizame mars over het laaiende strand hadden hun het aanzien gegeven van pas gewassen pruimen. De jongen die hen aanvoerde ging op dezelfde manier gekleed; alleen was het insigne op zijn pet van goud. Toen zijn peloton op een meter of tien van het plateau gekomen was, schreeuwde hij een bevel; ze hielden halt, hijgend, zwetend, zwaaiend in het felle licht. De jongen zelf kwam naar voren, wipte met fladderende mantel het plateau op en tuurde in wat voor hem een bijna volledige duisternis was.”

Met dat turen in de duisternis laat ik u, voor wat deze boekbespreking betreft, aan uw lot over. Het is geen duisternis zoals die ook fysiek aanwezig is in Joseph Conrads Hart der duisternis (zie mijn bespreking hier), een duisternis die van de omgeving lijkt over te slaan op de mensen die er in rondlopen, maar een duisternis die uiteindelijk van de mensen die er in rondlopen over zal slaan naar de omgeving. “Het was een groot vuur en het tromgeroffel dat hij zover achter zich dacht te hebben gelaten was nogal dichtbij. Kon een vuur niet een galopperend paard inhalen?”, vraagt Ralph zich op een zeker moment af. Kan een duisternis die door mensen op hun omgeving overgedragen wordt niet als een groot vuur iedereen in die omgeving opslokken? ‘Deugers’ zowel als ‘niet-deugers’? Is Heer der vliegen werkelijk “niet realistisch”? Ik zou dat in ieder geval niet durven stellen. Zoals William Munny in Unforgiven al zei: “We all have it coming”.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !