In het volledige besef dat alleen al de eerste drie woorden van de titel van dit boek, “De Russische Krim”, voldoende zijn om nogal wat minus habensen roodgloeiend te krijgen, maak ik ook meteen al van in de eerste zin van mijn bespreking duidelijk dat die de pot op kunnen. Lees het boek, doe zelf wat navorsingswerk, haal je kop uit je anus, en als je dan nog steeds kwaad bent, richt je dan vooral tot de auteur van het boek, Emmanuel Waegemans. Per slot van rekening weet wie pissig wordt over de woorden “De Russische Krim” wellicht méér over de geschiedenis van het schiereiland dan een – dixit de achterflap van dit vorig jaar bij Davidsfonds uitgegeven zeer vlot leesbare boekje (zo’n honderdveertig bladzijden) – “emeritus hoogleraar aan de KU Leuven, waar hij Russische literatuur en cultuur doceerde” als Emmanuel Waegemans, zelfs al publiceerde die ook “het standaardwerk Geschiedenis van de literatuur in Rusland. 1700-2000”. Zoals bekend immers praten de grootste intellectuelen altijd de mainstream media na, wat hen een ontegensprekelijk voordeel oplevert ten opzichte van de auteur van voorliggend De Russische Krim – Geschiedenis van een betwist schiereiland.
In die mainstream media mag je uiteraard nog wél verkondigen dat de Krim betwist wordt, maar dat die Russisch zou zijn, kan sowieso niet door de beugel. De heilige alliantie van Nikita Chroestjov, dode dictator van de Sovjet-Unie, die het schiereiland in 1954 “schonk” aan de Oekraïnse Socialistische Sovjetrepubliek, en acteur Vlad Zelenski, behalve de stem van Beertje Paddington ook his master’s voice van papa Biden, gaat immers qua belang boven elke feitelijkheid uit. Dat Oekraïne zelf voorafgaand aan die datum welgeteld vijf jaren als onafhankelijk land door het leven gegaan was (van 1917 tot 1922, in de vorm van twee naast elkaar bestaande republieken dan nog, die voortdurend de mat waren waaraan de Duitsers, Polen en Russen hun vuile voeten veegden), wordt daarbij volgaarne met de mantel der liefde voor beider acteerprestaties bedekt. Dat “Oekraïne” er zelfs niet aan had moeten denken een onafhankelijke koers ten opzichte van de milde schenker te gaan varen eveneens.
Maar goed, Waegemans (wiens naam u overigens eerder in mijn bespreking van Mensen achter de dijk van Filip De Pillecyn zag passeren) is zelfs nog zo mild het daar niet over te hebben. Vermelden dat er op dat zo vrijgevig weggeschonken schiereiland niet zo heel veel van de oorspronkelijke bewoners overbleven, kan overigens méér zeggen: “Na de bevrijding van de nazi’s namen de Sovjets wraak op de Krim-Tartaren die gecollaboreerd hadden met de Duitsers. Zonder onderscheid te maken tussen wie wel en wie niet gecollaboreerd had – er zaten ook heel wat Krim-Tartaren in het verzet tegen de Duitsers – werd een heel volk gedeporteerd: in mei 1944 werden zo’n 190.000 Tartaren in enkele dagen tijd afgevoerd naar Oezbekistan en andere gebieden van de Sovjet-Unie, zonder het recht om terug te keren. Van hen zijn er 27.000 gecrepeerd. Verder werden ook Bulgaren, Grieken en Armeniërs gedeporteerd. In totaal zouden 288.000 mensen gedeporteerd zijn. (…) Toen de Oekraïners de Krim overnamen, telde het schiereiland 1.200.000 inwoners, van wie 71% Russen, 22% Oekraïners, en 4% Joden en Wit-Russen samen. 96% van de naoorlogse bevolking bestond uit Oost-Slaven: van de Tartaarse Krim was dus niets overgebleven.”
Oekraïne mag dan wel bestaan, maar de entiteit die in 1954 van dictator Chroestjov de Krim cadeau kreeg, was geen onafhankelijk land (was dat zelfs nauwelijks ooit geweest), en de Krim was op geen enkele manier Oekraïens, nog los van het feit dat “zelfs binnen de juridische grenzen van de Sovjetgrondwet (van 1936) de procedure niet werd gevolgd” en toch niemand die zijn feodale fase is ontgroeid werkelijk van oordeel kan zijn dat het aan één man is, of aan een door hem geleide dictatuur, om lappen grond ter grootte van belgië van het ene “land” naar het andere te transfereren. Noch kan die het als een redelijke gedragswijze beschouwen dat een grondgebied genationaliseerd (in dit geval “geoekraïniseerd”) wordt door honderdduizenden mensen van je eigen bevolking daarheen te sturen, de terugkeer van de oorspronkelijke bewoners te verhinderen, of je voeten te vegen aan het statuut dat je het gebied zelf hebt verleend, zijnde dat van autonome regio. Toen immers de voorstanders van een hereniging met Rusland in 2014 gebruik maakten van dat in 1998 vastgelegde statuut en bijna 97 procent van de 83 procent opgedaagde kiezers voor de onafhankelijkheid van de Krim binnen de Russische Federatie stemden, wenste de regering in Kiev dat feit niet te erkennen, net zomin als de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie die wellicht ook toén al aan de zittende regering in Oekraïne dicteerden wat goed voor het land was.
Enfin, ik heb niet de bedoeling het woord te doen in plaats van de auteur. Die heeft immers véél meer te vertellen dan dat stukje moderne geschiedenis dat ik zélf ook wel kende. In zijn boek immers, schetst hij, zoals hij zelf in zijn inleiding aangeeft, “de geschiedenis van dit schiereiland en probeer[t hij] (…) uit te leggen waarom het voor de Russen zo belangrijk is en waarom het zo veel emoties oproept en waarom Rusland bereid is ervoor in oorlog te gaan”. Het staat iedereen na het lezen van die geschiedenis en die uitleg uiteraard nog steeds vrij het cadeautje van een Sovjetdictator belangrijker te vinden dan alles wat daaraan vooraf is gegaan, maar op z’n minst proberen de motieven van de “tegenpartij” te begrijpen, lijkt míj een stuk zinniger dan roepen vanaf de zijlijn dat anderen meer wapens moeten krijgen om de jeugd van die “tegenpartij” én – daden hebben hun gevolgen - van hun eigen volk, te blijven om zeep helpen.
In die geschiedenis, door Waegemans bondig maar overzichtelijk weergegeven, zien we vanaf de 8ste eeuw voor christus Kimmeriërs op het schiereiland aankomen, “door de geschiedschrijvers van de oudheid beschouwd als de eerste bewoners” en later “verdreven door de Scythen, die zich aan de kust vestigden”. Vervolgens komen er Griekse kolonisten aan, Romeinen, Goten, Turken, Boelgaren (“niet te verwarren met de Bulgaren”), Chazaren (waarvan de elite naar het jodendom overging), en dan… de Russen: “In 988 neemt de Russische vorst Vladimir na een maandenlange belegering Chersones in. Het is niet helemaal duidelijk waar precies Vladimir zich liet dopen: in Chersones (Korsoen in het Russisch) of in Kiev. De nu vaak gehoorde bewering dat hij op de Krim het christendom aannam, wordt uitgespeeld door nationalisten die hun historische aanspraak op het schiereiland kracht willen bijzetten – Chersones zou dan de wieg van het Russisch-orthodox christendom zijn.” Wat niet belet dat na de Russen ook nog de Seltsjoeken, de Mongolen (de Gouden Horde), Venetianen en Genuezen, Turken (die er in slaagden van de Zwarte Zee gedurende drie eeuwen een “binnenzee” van Turkije te maken), en geleidelijk sedentair wordende Tartaren kwamen. De strijd om de Krim werd pas “definitief” beslecht – niks is ooit definitief in de geschiedenis – toen de Porte in 1791 na de zoveelste oorlog tussen Turkije en Rusland moest erkennen dat de Krim tot Rusland behoorde.
Maar daar houdt het voor de Krim en voor Waegemans niet op, natuurlijk. In dit boekje wijdt hij een apart hoofdstuk aan De eerste jaren onder Russische heerschappij, met bijzonder veel aandacht voor de gouverneur-generaal van de provincie Tauride, zijnde “het schiereiland de Krim, de steppe ten noorden van Perekop en het schiereiland Taman”, Grigori Potjomkin. Deze minnaar van Catharina II, beter bekend als Catharina de Grote, is bij ons dan weer algemeen bekend als Potemkin, en die naam is dan weer bekend van twee dingen: Pantserkruiser Potemkin, een film uit 1925 van de hand van Sergej Eisenstein, en de zogenaamde Potemkin-dorpen. Die laatste zouden een soort van decors, inclusief acteurs, zijn geweest die de gouverneur-generaal oprichtte om Catharina bij haar bezoek aan de Krim te overtuigen dat de situatie daar beter was dan ze in werkelijkheid was, maar dat was, aldus Waegemans, onnodig, en is, aldus weerom Waegemans, onzin: “Potjomkins belangrijkste verwezenlijkingen waren de steppen bevolken, steden en zeehavens aanleggen en scheepswerven bouwen” (hij liet overigens ook “in volle oorlog met de Turken (1790) (…) de Koran uitgeven” op de Krim) en steden als Cherson waren absoluut niet van bordkarton gemaakt, maar niet iedereen was zo op de hand van Catharina als de “belgische” prins de Ligne (die naar eigen zeggen liever “onder Tartaarse edellieden vertoef[de] dan onder Vlaamse”) en bij degenen die dat wél waren, waren er nogal wat die vonden dat Potjomkin daarbij in de weg zat: “Ook de westerse pers voedde de geruchtenmolen, wat erop wijst dat hun informanten de Russische vips in Sint-Petersburg waren die ofwel afgunstig waren op Potjomkin ofwel boos omdat ze van de keizerin niet mee mochten op reis”. “(…) de gouverneur-generaal van de Krim kon grote verwezenlijkingen op zijn naam schrijven, een jaar na de reis zou blijken dat zijn vloot in staat was de Turken te verslaan, de steden die hij gebouwd heeft, staan er tot vandaag, maar toch verspreidden tijdgenoten – buitenlanders én Russen – de legende van de ‘Potemkinse dorpen’. Met de tijd is het verhaal van de Taurische reis van Catharina de Grote vergeten, maar het verhaal van de op papier getekende dorpen is gebleven. En het is een van de talrijke mythen die tot laat in de 20ste eeuw onze beeldvorming over Rusland bepaald hebben.”
Catharina de Grote zou in ieder geval nog iets anders worden: “het begin van het toerisme naar de Krim”. Daarover en over de redenen daarvoor (onder andere – uiteraard – de kusten en het weer, maar daarover heeft Waegemans het ook apart in het hoofdstuk Landschap en klimaat vooraan in het boek) handelen de – alleen door een tweetal hoofdstukken over “De” Krimoorlog, een oorlog die eindigde met zo’n 450.000 doden langs Russische kant en een blijvende “afkeer van het Westen”, onderbroken - hoofdstukken Russen ontdekken de Krim: de pioniers (“Toen Rusland in 1783 de Krim annexeerde, haalde het in feite een stuk Middellandse Zee binnen – een warme zee, schilderachtige bergen, watervallen, allemaal nieuw voor de inwoners van Rusland”), De adel op de Krim, Het Westen ontdekt de Krim (“Na de annexatie van de Krim door Rusland wekte het voormalige Turkse gebied en wat de Russen ervan gemaakt hadden de nieuwsgierigheid van westerlingen”, óndanks de lulkoek over de Potemkin-dorpen), De Russische Rivièra (Roesskaja Rivjera), en ten slotte ook de hoofdstukken over de Krim onder de Sovjet-heerschappij: De crisis 1905-1917 (met tijdens de burgeroorlog onder andere de passage van Pjotr Wrangel), De Krim onder de Sovjets en na het communisme (waarin ook de plannen van de nationaal-socialisten voor diezelfde Krim ter sprake komen), en De Krim als ‘kuuroord van heel de Sovjet-Unie’ (alleen voor Tartaren was het er niet zo heel gezond). Voor “heel de Sovjet-Unie” en de vrienden ervan overigens: “Ook beroemdheden verbleven er, onder wie Che Guevara, Indira Gandhi, dr. Benjamin Spock en de secretaris-generaal van de Italiaanse Communistische Partij, Palmiro Togliatti.” De lucht was er minstens voor Guevara en Gandhi in ieder geval gezonder dan in respectievelijk Bolivia (zie mijn bespreking van zijn Boliviaans dagboek) en India (waar Gandhi – overigens geen familie van Mahatma Gandhi, voor wiens gewelddadige einde ik u graag naar mijn bespreking van Koenraad Elsts De moord op de Mahatma verwijs - in 1984 omgebracht werd door haar eigen lijfwachten).
Dat Waegemans eindigt met een hoofdstukje gewijd aan De Krim in de literatuur en de beeldende kunst mag gezien zijn professionele achtergrond uiteraard alleen maar logisch heten. Dat daarbij Aleksandr Poesjkin – van wie in mijn boekenkasten De kapiteinsdochter, Doebrowski en een bij De Feniks verschenen bundel kortverhalen te vinden zijn – en Lev Tolstoj (met Anna Karenina, De Kozakken, De Kreuzersonate, Meester en knecht, Opstanding, Hadzji Moerat en Oorlog en vrede ook niet slecht vertegenwoordigd), Anton Tsjechov, Maksim Gorki en een aantal beeldende kunstenaars vooraf gaan, spreekt voor zich.
Als de Krim wat minder “betwist” was, zou dit boekje voor mij wel eens de aanzet kunnen zijn om er eens een vakantie door te brengen.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !