vrijdag 30 juni 2023

Portret van een man – Michael Sweerts (1618-1664) en de elegante, Brusselse portretkunst – Lara Yeager-Crasselt (boekbespreking door Björn Roose)

Portret van een man – Michael Sweerts  (1618-1664) en de elegante, Brusselse portretkunst – Lara Yeager-Crasselt (boekbespreking door Björn Roose)
Ik heb al zóveel van de boekjes uit de Phoebus Focus-serie besproken dat die besprekingen zo langzamerhand uit een mal getrokken lijken te zijn. Kan ook moeilijk anders, gezien werkelijk élk van de (tot nog toe besproken) eenentwintig deeltjes op dik glanzend papier is uitgegeven, mooi vormgegeven werd, boordevol beeldmateriaal staat, en ook tekstueel aandacht verdient. Slechts een paar van die eenentwintig deeltjes waren iéts minder op het ene of het ander vlak, maar Portret van een man, ondertitel Michael Sweerts (1618-1664) en de elegante, Brusselse portretkunst behoort zeker niet tot die paar. Tachtig bladzijden, waarvan twee met Noten, twee met Beeldrechten, twee met de eerder in de serie verschenen boekjes, en één met het Colofon, zijn bovendien zéér snel gelezen. Zeker als je weet dat het beeldmateriaal van de resterende bladzijden meer dan de helft beslaat en er verre van spaarzaam omgesprongen wordt met de witruimte.

Bij dat beeldmateriaal uiteraard – zoals gewoonlijk – een aantal (detail)afbeeldingen van het in de titel genoemde werk, maar deze keer (en da’s uitzonderlijk) niet meer dan vijf. Voor de rest: werken van Rubens (of van iemand uit zijn atelier), Theodoor Van Loon (een detail uit de Presentatie van Maria in de tempel), Louis Cousin (Venus, Apollo en de Muzen en Portret van Mario Gayassa, markies van Massanova), Frans Luyckx (of een van zijn navolgers), David II Teniers (Aartshertog Leopold Willem in zijn schilderijengalerij in Brussel en Vogelschieten in Brussel), Gaspar De Crayer (Kardinaal-infant Ferdinand te paard), Gillis van Tilborgh (Familieportret), Paulus Pontius (een portret van Theodoor Van Loon naar Antoon Van Dyck), Michaelina Wautier (aan wie in 2018 het werk uit de titel nog werd toegeschreven door kunsthistorica Katlijne Van der Stighelen - zie ook nummer XIX in de serie: Studie van een jonge vrouw), Charles Wautier (broer van voornoemde Michaelina), en zomaar even achttien andere werken van de in de spots staande schilder zelf. Ook dat is uitzonderlijk veel voor deze serie, maar het is dan ook zo dat niet alleen diens Portret van een man mag gezien worden. Ik heb het niet bijzonder voor zijn Straatscènes in Rome en schilderijen van De kunstenaar aan het werk, maar zijn portret van Joseph Deutz en de portretten van (waarschijnlijk) zijn broers Jeronimus en Jean, Jongeman en bordeelhoudster, zijn Zelfportret als schilder, plus de in dit boekje opgenomen gravures vormen in ieder geval óók mooie illustraties van zijn talent.
 
Maar, zoals eveneens gewoonlijk in deze serie, de auteur besteedt niet alleen aandacht aan de schilderijen an sich. Lara Yeager-Crasselt, dixit de achterflap “kunsthistorica die zich specialiseerde in de vroegmoderne Nederlandse kunst (…) curator en hoofd van het departement Europese schilder- en beeldhouwkunst van het Baltimore Museum of Art” en eerder auteur van de monografie Michael Sweerts (1618-1664): Shaping the Artist and the Academy in Rome and Brussels (2015), gaat ook in op de 16de eeuwse artistieke revival van Brussel, de internationale carrière van de schilder als cavaliere, de drang naar het (licht van) het zuiden van zovele schilders uit de Lage Landen, de connecties van Sweerts (altijd belangrijk die te hebben als kunstenaar), zijn Liefde voor het vaderland, de vorsten die heersten over dat “vaderland”, de Brusselse elite en de portretten die ze van zichzelf liet maken, en de tijdgenoten van de schilder. Wat toch weer een vrij goed beeld van het onderwerp, of de maker van het onderwerp schetst, al is er biografisch dan niet zoveel over hem, of minstens over zijn jongere jaren (hij werd ook maar 46 jaar oud) bekend: “Michael Sweerts werd geboren in Brussel en op 29 september 1618 gedoopt in de Sint-Niklaaskerk. Zijn ouders waren de textielhandelaar David Sweerts (overleden in 1656) en Martyken Baillel. Zijn zuster Maria (overleden in 1653) huwde met Gaspar Kimps, een linnenkoopman. Weinig andere informatie bleef bewaard over de vroege jaren van Sweerts, zijn opvoeding of zijn artistieke vorming, en we kennen uit deze periode ook geen tekeningen, prenten of schilderijen van de kunstenaar.”

Bij het lezen over het feit dat Sweerts zich in 1646 vestigde aan de Via Margutta in Rome, “in de buurt van een aantal Nederlandse, Vlaamse en Franse tijdgenoten”, moest ik meteen denken aan de banda degli uccelli, de “Italianisanten” waarover Godfried Bomans het heeft in zijn Wandelingen door Rome, al heeft Yeager-Crasselt het dan niet zoals Bomans in het bijzonder over Hendrik Koelman, en bij de reeds genoemde Liefde voor het vaderland stelde ik me ongewild de vraag of die niet in enigerlei mate financieel bepaald werd (ze uitte zich in ieder geval onder andere in het vragen naar subsidies voor een door hem in Brussel opgerichte academie), maar goed, die onderwerpen zijn er zeker minder met de haren bij gesleurd dan Het vogelschieten in Brussel waarvan de link met Sweerts er kennelijk in bestaat dat “men (…) zich goed [kan] voorstellen dat ook de man van het portret van The Phoebus Foundation zich in deze massa bevond om een glimp van het spektakel op te vangen”.

In deze Brusselse massa dus, want daarop, op het Brusselse aspect, legt Katharina Van Cauteren, “stafchef van de Kanselarij van de Phoebus Foundation”, in haar voorwoord duidelijk de nadruk: “Antwerpen is ‘t stad, en de rest is parking. Dat wisten ze ook al in de negentiende eeuw. Wanneer in het nagelnieuwe België de eigen, roemrijke kunsthistorie wordt ge(re)construeerd, gaat vrijwel alle aandacht naar de Scheldestad. Rubens, Van Dyck, Jordaens: in geen tijd worden ze uithangborden van de jonge natie – genieën, helden, Belgen! Ze krijgen standbeelden, volksfeesten en lofzangen tot hun dode oren ervan fluiten. Omdat het toch niet al Antwerpen kan zijn wat de klok slaat, transformeert Brugge van la morte tot romantisch sprookjesbeeld van de middeleeuwen. Gent heeft Klokke Roeland en het Lam Gods, meer heeft een mens niet nodig. En in Brussel… Euh… Oei… Tja… Wat met Brussel? De hoofdstad is ook in de negentiende eeuw al een probleem, of toch een artistiek.”

Niet eens omdat er geen kunstenaars geweest zijn, vooral in de zestiende en zeventiende eeuw, maar omdat “deze kunstenaars (…) door de negentiende eeuw vergeten [zijn]. Hun werken staan niet op de verlanglijstjes van verzamelaars. Als de Belgische musea al werken hebben van deze schilders, dan hangen ze die in een achterafkamertje, of in het depot.” En in dat gebrek aan interesse is pas recent verandering gekomen: “Michaelina Wautier kreeg een tentoonstelling in – o zoete ironie – Antwerpen, naar Van Alschoot en Snayers werd doctoraatsonderzoek verricht dat resulteerde in indrukwekkende publicaties. Uw dierbare voorwoordschrijfster deelde zeven jaar van haar leven met Hendrick De Clerck, met alle gevolgen vandien. En ook Michael Sweerts is eindelijk onder het stof vandaan gehaald”.

Wellicht om daar voorlopig niet opnieuw in te vergaan, in tegenstelling tot de man zelf: “Korte tijd nadat Sweerts dit portret vervaardigde, zag hij het goddelijke licht. Hij gaf zijn bezittingen weg en werd lekenbroeder. Via Amsterdam en Marseille trok hij richting Palestina. In Syrië vervaardigde hij naar verluidt nog enkele schilderijen. Maar ergens tussen Isfahan en Tabriz ontwikkelde hij buien van razernij. Hij werd zo onuitstaanbaar dat zijn medebroeders het met hem gezien hadden. In zijn eentje doolde de ridder verder tot in Goa, waar hij op zijn zesenveertigste overleed.” Aan dat einde heeft Yeager-Crasselt nauwelijks aandacht besteed, maar dat heeft Van Cauteren dan weer goed gemaakt.

Weerom een interessante uitgave van de Phoebus Foundation dus.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !