Om maar te beginnen met iets negatiefs, het enige negatieve dat ik te zeggen heb over dit boek: als u het koopt, koop het dan niét in de paperback versie, eerste druk augustus 1983, van Meulenhoff science fiction & fantasy. Die versie is kennelijk zó goed gelijmd dat het boek helemaal uiteengevallen was vooraleer ik het tot halverwege gelezen had…
Maar goed, dat zegt niks over Het einde van Eeuwigheid, noch over Isaac Asimov, want die laatste heeft met dit boek mogelijk niet z’n “beste roman na de Foundation-trilogie” (dixit de achterflap van het met spuug aan mekaar hangende boek) afgeleverd – ik zou het niet weten, want ik heb ze niet allemaal gelezen en Asimov heeft gewoon véél goeie boeken geschreven –, maar in ieder geval wel een dat leest als een trein, je in spanning houdt tot de laatste zin, en uitgebreid op een thema ingaat dat ondanks ruime aandacht ervoor in een aantal films (bijvoorbeeld de Back to the Future-serie) niks van z’n belang is kwijtgespeeld: tijdreizen.
Asimov heeft het er ook over in het hoofdstuk Tijdreizen in het eerder besproken Goud en noemt daarbij onder andere The End of Eternity ofte Het einde van Eeuwigheid en waar dat z’n ‘technische’ inspiratie vond: “Het eerste echte tijdreisverhaal was The Time Machine van H.G. Wells, uitgegeven in 1895. Wells is waarschijnlijk de beste science-fictionschrijver aller tijden. Hij legt zorgvuldig de achterliggende techniek uit. Er zijn vier dimensies nodig om een object te plaatsen: het bevindt zich ergens op de noord-zuid-as, ergens op de oost-west-as, ergens op de verticale as en ergens op de tijdas. Het bevindt zich niet alleen ergens in de driedimensionale ruimte, maar ook op een bepaald punt in de tijd (…) Aangezien tijdsduur even goed een dimensie is als hoogte, breedte en dikte, en omdat we naar wens naar het noorden, het zuiden, het oosten, het westen en (zij het alleen door te springen) omhoog en omlaag kunnen reizen, waarom zouden we dan niet naar gisteren en morgen kunnen reizen, wanneer we daarvoor een apparaat hebben gebouwd? Denk erom, dat was 1895 en Wells’ analyse bezat in die tijd een zekere mate van rechtvaardiging. Maar in 1905 kwam Einsteins relativiteitstheorie en het werd duidelijk dat tijd weliswaar een dimensie is, maar zich anders gedraagt dan de drie ruimtelijke dimensies en niet als zodanig kan worden beschouwd. En toch was Wells’ argumentatie zo innemend en de plots die erdoor mogelijk werden gemaakt zo aanlokkelijk, dat science-fictionschrijvers in de regel voorbijgaan aan Einstein en Wells aanhouden. Ik doe het zelf in The End of Eternity.” Meer nog, hij is zo slim om zijn personages zelfs de vraag te laten stellen hoe die vier dimensies in lijn kunnen gebracht worden zodat je niet eender waar uitkomt in een welbepaalde tijd.
Zoals hij z’n personages ook de vraag laat stellen naar én proefondervindelijk laat uitzoeken hoe het nu eigenlijk zit met die fameuze tijdparadox. “Het klassieke voorbeeld is”, zo schrijft hij in Goud, “Wat gebeurt er als je teruggaat naar het verleden en je grootvader vermoordt toen hij nog klein was? In dat geval is de moordenaar nooit geboren, dus wie heeft het jongetje dan vermoord?” Dat is ook exact het voorbeeld dat hij – uit “bepaalde vormen van escapistische literatuur” – aanhaalt als een van de personages in Het einde van Eeuwigheid vraagt aan hoofdpersonage Andrew Harlan hoe mensen in onze tijd dachten over tijdreizen. “Maar”, vervolgt hij in Goud, “zulke drastische stappen zijn helemaal niet nodig. Wat gebeurt er als je teruggaat en een van de kleine dingen verandert waardoor je vader en moeder elkaar ontmoetten, of verliefd werden nadat ze elkaar hadden ontmoet, of trouwden nadat ze op elkaar verliefd waren geworden? Stel dat je hen alleen maar stoort op hét cruciale moment waarop jij zou worden verwekt, zodat het pas de volgende avond gebeurt? Of misschien slechts vijf minuten later dan oorspronkelijk had moeten gebeuren, zodat een andere spermatozoa de eicel bevrucht, in plaats van degene die het had moeten doen. Dat zou ook al betekenen dat de persoon die de daad uitvoert, nooit zou bestaan? Dus wie zou de daad dan uitvoeren? Als je naar het verleden teruggaat zou in feit (sic) álles wat je doet grote veranderingen kunnen aanbrengen in wat erna gebeurt, misschien zelfs in alles wat erna gebeurt. De paradoxen die erop volgen zijn zo complex en hopeloos, de vernietiging van elk redelijk concept van causaliteit is zo gigantisch, dat de eenvoudigste manier die overblijft om te ontsnappen aan de irrationele chaos, is ervan uit te gaan dat echt tijdreizen onmogelijk is en dat altijd zal blijven.” George Michael zong ooit “Take me back in time / Maybe I can forget / Turn a different corner / And we never would have met”, maar het gevolg van dat inslaan van een andere straat zou met andere woorden net zo goed een atoomoorlog kunnen zijn en daarom kán tijdreizen simpelweg niet.
Tenzij, en daar zit de grote vondst van Asimov, degene die riskeert paradoxen te scheppen … buiten de tijd staat. En dat is precies waar Andrew Harlan en zijn collega “Eeuwigers” staan. “Eeuwigheid” is hier namelijk, als u me een zwakke poging om het met mijn eigen woorden te omschrijven wil vergeven, een soort metrostelsel waarbinnen je van de ene eeuw naar de andere kan reizen (en terug uiteraard), maar dat zich niet binnen die eeuwen bevindt. Vanuit de zelfgekozen haltes doen de tijdreizigers, beschermd door een soort mobiel, hen alleen omvattend mini-metrostelseltje (“een nimbus van fysitijd – om zo te zeggen, een wasem van Eeuwigheid”), uitstapjes in de tijd (“fysitijd” genoemd). Die uitstapjes doen ze in eerste orde om waar te nemen, in tweede orde om waar gewenst in te grijpen.
Dat waarnemen, het analyseren van de waarnemingen en het met een soort enorme computer berekenen van waarschijnlijkheden en veranderende waarschijnlijkheden ten gevolge van een bepaalde ingreep, is wat niet alleen de kans op tijdparadoxen moet beperken tot het minimum, maar ook het leven door de eeuwen heen zo aangenaam mogelijk moet maken. Via een “Minimaal Noodzakelijke Verandering” zo dicht mogelijk het gewenste resultaat benaderen zonder onvoorziene en ongewenste randeffecten in het tijdperk waarin ingegrepen wordt en alle eeuwen “optijds” daarvan is wat de “onzichtbare hand” van de “Eeuwigers” probeert te bereiken.
Op zich eigenlijk al stof genoeg om een dik boek mee te vullen, maar dat is pas het begin van het verhaal en van de filosofie erachter. Het lijkt me geen goed idee dat ik die filosofie ga uiteenzetten, maar ik geef u graag een paar elementen mee die daarin een rol spelen:
1) “Eeuwigers” mogen nooit meer naar hun “honktijd” terug omdat dat simpelweg niet eens meer mogelijk is. Door de veranderingen die zij en hun collega’s doorvoeren bestaat die “honktijd” immers niet meer zoals ze die gekend hebben en mogelijk zouden zij, of beter hun “analoog” niet eens meer bestaan in die “honktijd” (nog los van het feit dat de “Eeuwigers”, zelfs de “Rekenaars” onder hen, er verre van zeker van zijn wat de risico’s zouden zijn als je jezelf tegen het lijf zou lopen);
2) Ruimtevaart komt steeds weer tot ontwikkeling en wordt telkens, al dan niet als bijkomend maar als onbelangrijk beschouwd effect, weer verwijderd uit de tijd. Dat het niet onbelangrijk ís, kan u afleiden uit het feit dat a) ik dit noem, b) de auteur het een aantal keer noemt, en c) diezelfde auteur een groot deel van zijn werken heeft besteed aan precies het reizen naar en tussen de sterren;
3) Kerntechnologie ondergaat hetzelfde lot als ruimtevaart: “Er ging geen fysijaar voorbij of ergens in Tijd koerste de kerntechnologie te dicht op het gevaar af en moest bijgestuurd worden”. Een voor het grootste deel door atoomoorlogen onleefbaar geworden planeet Aarde is trouwens een regelmatig terugkomend gegeven in de andere verhalen van Asimov, maar niet hier;
4) Vrouwen zijn een zwakke plek in “Eeuwigheid”. Ze blijken door alle eeuwen heen minder misbaar dan mannen, ze kunnen dus niet zomaar weggehaald worden uit hun tijd en overgebracht naar “Eeuwigheid”. Daar zijn er dan ook weinig en als ze er zijn lijken ze ongeluk te brengen voor wie aan boord van het schip is. Noÿs, het object van Andrew Harlans verliefdheid, vormt daarop geen uitzondering en is de concrete aanleiding voor de actie;
5) Onze tijd, de “primitieve”, de “curieuze, verdorven eeuwen die niet alleen voor het begin van Eeuwigheid in de 27e lagen, maar zelfs nog voor de uitvinding van het Tijdveld zelf in de 24e” speelt een cruciale rol in de opleiding van het hoofdpersonage en uiteindelijk ook in de afloop van het verhaal. In principe is die tijd ook onveranderlijk. Zoals Andrew Harlan aan “jonkie” Cooper uitlegt: “Wát iemand van ons ook doet, die blijft precies zoals hij altijd geweest is. Columbus en New York, Mussolini en Bonn, ze bestaan allemaal. Dat de woke-brigade zou proberen een aantal van die bestaande dingen op z’n minst à la 1984 uit ons collectief geheugen te wissen, had Asimov niet voorzien;
6) Binnen “Tijd” is niemand zich bewust van de “onzichtbare hand” van “Eeuwigheid”. Ja, soms groeit er enig besef dat er hulp is, maar dat besef beperkt zich tot de wetenschap dat er ook tussen de ene eeuw en de andere (ruil)handel gedreven kan worden. Áls de “Eeuwigers” die zelf opzetten, ten minste. Voor de rest brengt een ingreep van de “Eeuwigers” steeds een nieuwe, even echte werkelijkheid voor iedereen “optijds” van de verandering;
7) De mogelijkheden, niet de invloed, van de “Eeuwigers” beperkt zich tot “benedentijds” de 70,000ste eeuw. Bij de 150,000ste houdt alles op en om een of andere reden kunnen ze vanaf metrostation 70,000 niet meer “Tijd” in. Al die eeuwen daartussen worden aangeduid als de “Verborgen eeuwen”, maar de “Eeuwigers” hebben er geen flauw benul van waarom dat zo is en proberen zich er ook niet in te verdiepen. Niet onlogisch: hun macht houdt immers daar op;
8) En ten slotte het feit dat “Eeuwigheid” ook een product is van “Tijd”. “Eeuwigheid” is er niet altijd geweest. “Eeuwigheid” is geen “Oneindigheid”. En zelfs als “Eeuwigheid” als fenomeen een zeer goed bewaard geheim is, kan “Eeuwigheid” dus tenietgedaan worden. Met uiteraard weer een massa paradoxen tot gevolg.
Waarmee ik u nog géén antwoord gegeven heb op de vraag of iemand “Eeuwigheid” bewust zou willen om zeep helpen en waarom dan wel. Ik ga daar niet op antwoorden aan de hand van Het einde van Eeuwigheid, maar met een citaat uit Goethes Egmont: “Es dreht sich immer um den einen Punkt: ich soll leben, wie ich nicht leben mag. Dass ich fröhlich bin, die Sachen leicht nehme, rasch lebe, das ist mein Glück; und ich vertausch es nicht gegen die Sicherheit eines Totengewölbes. Ich habe nun zu der spanischen Lebensart nicht einen Blutstropfen in meinen Adern; nicht Lust, meine Schritte nach der neuen Hofkadenz zu mustern.”
En daarmee sluit ik deze bespreking af. Ach nee, ook nog dit: lezen, dat einde van Eeuwigheid!
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !