vrijdag 3 september 2021

Oranje zwartboek – De ontluisterende geschiedenis van onze koninklijke familie – Gerard Aalders (boekbespreking door Björn Roose)

Oranje zwartboek – De ontluisterende geschiedenis van onze koninklijke familie – Gerard Aalders (boekbespreking door Björn Roose)
Mensen die mij iets beter kennen of ook wel eens tussen de regels lezen, weten dat ik geen bijzonder hoge pet op heb van belgië. Niet omdat het land slecht geleid wordt (dat is al vele jaren zo, maar dat geldt ook voor andere landen), niet omdat er van alles mis mee is (ook dat is al vele jaren zo en ook dat geldt voor andere landen), maar omdat het een historische fout is, een geografische miskleun, het knutselwerk van een blinde randdebiel, en omdat het geen enkele zin heeft het koetswerk op te blinken als het chassis met kauwgum aan mekaar geplakt is.

Ik geloof ook niet dat je die fout oplost door ze in stukken op te delen en vervolgens met die stukken, maar nog steeds à la belge, aan de slag te gaan. Als er iets is wat Vlaamse politici immers al jaren bewijzen, is het wel dat ze hoogstens van hetzelfde niveau zijn als hun Waalse evenknieën. Over “Brussel” heb ik het niet eens: dat is een historische fout binnen de historische fout, een geografische miskleun binnen de geografische miskleun, het knutselwerk van een blinde randdebiel opgeleid door een andere blinde randdebiel. Over de Oostkantons evenmin: da’s kabouterland, met duur betaalde grote smurfen, en politiek gezien het meest belgische wat er is. Ieder “parlementslid” in het Duitstalig gedeelte van belgië weet dat het in Duitsland, waar de enige alternatieve toekomst voor dit gebied ligt, niet verder dan een of andere gemeenteraad zou komen, en heeft er dan ook alle belang bij niet al te veel tegen Waalse schenen aan te schoppen en rustig verder aan de geldpijp van de Rat der Deutschsprachigen Gemeinschaft te lurken. Ik heb bijzonder veel sympathie voor de inwoners van de Oostkantons, maar 25 “volksvertegenwoordigers” voor 78.000 inwoners is méér dan van de pot gerukt.

Vind ik dan dat we het met spuug aan mekaar hangende zaakje dan maar willens nillens moeten behouden? Uiteraard niet. Eerstens ben ik met de jaren meer en meer teruggekeerd naar de inzichten die ik als jongeman al had – ik ben een staatkundige anarchist, het subsidiariteitsbeginsel is interessant maar werkt de verkeerde richting uit –, tweedens is er natuurlijk (en dan leg ik de nadruk op het deel “natuur” in dat woord) ook nog een mogelijkheid naast voorthobbelen mét de belze constructie en voorthobbelen áls de belze constructie: de Nederlanden. Nederland heet niet voor niets in het Engels nog steeds The Netherlands, meervoud dus en in die meervoudigheid, in de diversiteit maar toch gebondenheid van de Nederlanden, zit voor mij – ook als staatkundig anarchist – dan ook de toekomst. Dit is niet echt de plaats om daar dieper op in te gaan, maar ik ben dus in hart en ziel een Nederlander. Geen Groot-Nederlander, geen Heel-Nederlander, gewoon een Nederlander, een inwoner van de Nederlanden wiens voorouders van vele generaties ver ook inwoners van de Nederlanden waren. Dat er een grens ligt tussen Clinge en De Klinge stoort mij méér dan dat er geen grens ligt tussen Herne en Edingen … zélfs al steek ik dan die grens over om aan gene zijde dingen te kunnen doen die ik hier niet kan (in deze tijden bijvoorbeeld mondmaskerloos winkelen) of steken er omgekeerd mensen de grens over om aan deze zijde dingen te doen die daar niet kunnen (niet helemáál blut terugkeren van de benzinepomp, bijvoorbeeld).

Ik neem dan ook persoonlijk maar één ding kwalijk aan de familie waarover Oranje zwartboek – De ontluisterende geschiedenis van onze koninklijke familie handelt: dat ze zich tot twee keer toe het zuiden heeft laten afnemen. Eigenaardig genoeg is dat echter net een van de weinige dingen die auteur Gerard Aalders de Oranjes niét kwalijk neemt. Maar dat compenseert hij ruimschoots door ze voor de rest zo ongeveer álles ten kwade te duiden: regeren en niet regeren, een handtekening zetten en geen handtekening zetten, geld uitgeven en geen geld uitgeven, achter de vrouwen aanlopen en achter de mannen aanlopen, niks van economie afweten en er veel van afweten, Duitser zijn en geen Duitser zijn, weglopen en blijven zitten, tot een bepaalde familie behoren en niét tot die bepaalde familie behoren …

Wat de leden van het Nederlandse koningshuis ook doen of laten, voor Aalders is het duidelijk nooit goed. Omdat hij werkelijk tegen álles is? Uiteraard niet. Hij zet simpelweg alles wat het Nederlandse koningshuis aangaat aan de negatieve kant van de balans omdat hij van oordeel is dat dat koningshuis geen plaats heeft in het staatsbestel. En daar heeft ie gelijk in: het Nederlandse koningshuis heeft geen plaats in een democratisch staatsbestel. Maar dat geldt voor álle koningshuizen, en ook voor álle partijpolitici, voor mediaconcentraties, voor lobbyorganisaties en zelfs voor ons, gewone luitjes. En dáár heeft Aalders het niet over: hij heeft het over bepaalde “daden” van andere koningshuizen als ze “positief” afsteken tegenover “daden” of gebrek aan daden van het Nederlandse; hij heeft het over partijpolitici als het koningshuis dienend of datzelfde koningshuis stokken in de wielen stekend; hij heeft het over de pers als de roeptoeter van het koningshuis of als die van de republikeinen; hij heeft het over lobbyorganisaties als verstrekkers van hand-en-spandiensten aan het koningshuis; en hij heeft het over gewone luitjes als de willoze slachtoffers van die partijpolitici, die pers, die lobbyorganisaties en hun eigen dommigheid in het algemeen. Zelden een auteur gelezen met méér last van tunnelvisie dan deze. Zelden ook een auteur gelezen die van in de eerste bladzijden van zijn boek vaststelt dat een (bad pun intended) boekje open doen over het gekozen onderwerp volkomen zinloos is en dat dan tóch doet en wel zo’n 370 bladzijden lang …

Zelf ben ik van oordeel dat koningen, keizers, verlichte dictators, dat soort lieden op zekere momenten in de geschiedenis (verleden of toekomst) en op zekere plaatsen in de ruimte die Aarde heet hun nut hadden of nog kunnen hebben. Ik voeg daar aan toe dat ik zulks niét vindt van het huidige Nederlandse koningshuis, van de dito belze poppenkast, van Kim Jong Un, van Joe Biden, van Alexander De Croo, enzovoort. Maar ik weet ook dat, of dat soort lieden nu tijdelijk hun nut hebben of niet, ze altijd zakken geld kosten, kampen met een overdadig libido, er alles aan zullen doen om zich heilig te laten verklaren (en altijd mensen zullen vinden om ze daarbij te helpen), én … op langere termijn sowieso onnuttig zijn. En ik ben er van overtuigd dat de mééste mensen dat weten. Alleen kiézen ze bij “gevoelig” liggende onderwerpen als koningshuizen door de band genomen voor het uitschakelen van minstens een deel van hun ratio, waardoor dit soort boeken volkomen nutteloos worden. Wie al aan de kant van de auteur stond vóór hij het boek las, staat daar ongetwijfeld nog steeds ná het lezen van het boek. Wie niét aan de kant van de auteur staat, zal niet eens dat boek ter hand nemen. Zelfs als de auteur niks nieuws te vertellen heeft.

Ik heb me, kortom, redelijk hard geërgerd aan dit boek en ga hier niet al te veel woorden vuil maken aan details eruit. Niet omdat ik niet hier en daar wat gelezen heb dat ik nog niet wist over de stadhouders Willem de Zwijger, Maurits van Oranje, Willem II tot en met V, en vervolgens de koningen en koninginnen Willem I tot en met III, Wilhelmina, Juliana, Beatrix en Willem-Alexander, maar omdat het naar mijn aanvoelen geen nut heeft daarover uit te wijden. Ik twijfel er niet aan dat wie wat meer wil leren over de Nederlandse geschiedenis een en ander kan opsteken uit dit boek, maar er zijn allicht ook minder eenzijdige bronnen te vinden.

Ja, ik zou het kunnen hebben over de doodgelopen bloedlijn, over de overgang van stadshouderschap naar koningschap, over de landing op het strand van Scheveningen (waarvan de zogezegde landing van Leopold I op het strand van De Panne een doorslagje was), over het langdurige (en achteraf gezien absoluut zinloze) touwtrekken tussen regering en parlement enerzijds en koningen anderzijds, over het gepingel en gesjacher, over het vermengen van eigenbelang en staatsbelang (wat voor een liberaal toch sowieso hetzelfde is), over de omgangsvormen in de kolonies, over de minnaressen en buitenechtelijke kinderen, over de charmeoffensieven, over het verzamelen en verkwanselen van kunstwerken, over een pers die steeds weer héél erg koopbaar blijkt, over chantage en rechtszaken, over de politieke sympathieën en de zaken van prins Bernhard, over de capaciteiten van Willem-Alexander als watermanager en wc-potwerper, over Máxima en minima, over de Piet Hein, over de olijfboomgaard van Trix, over totaal uit de hand lopende en heel erg over departementen verspreide begrotingen, over belastingconstructies … maar ik laat het liever aan u over of u zich daar in wil verdiepen en daartoe dit boek wil lezen.

Ik eindig deze boekbespreking graag met een aantal losse opmerkingen.

Ten eerste: het gebruik van kadertjes met daarin teksten als (hoofdletters inbegrepen) “Paleispersoneel klapte uit de school over seksuele escapades WILLEM II” is wel héél erg goedkoop inspelen op de sensatiezucht van de lezers.

Ten tweede: een uitspraak als “Het is met goede reden dat gekozen staatshoofden in onze tijd maar een beperkt aantal jaren mogen aanblijven. De kans op vriendjespolitiek en gevoeligheid voor zowel het verlenen van gunsten als voor omkoopbaarheid door eigen daden (of die van nauw betrokkenen) neemt in de loop der jaren alleen maar toe.” is toch wel bijzonder naïef. De kans dat je het tot gekozen staatshoofd schopt zónder “vriendjespolitiek en gevoeligheid voor zowel het verlenen van gunsten als voor omkoopbaarheid door eigen daden” is namelijk nihil. Gekozen staatshoofden zijn zelfs al rot voor ze hun rotte stiel beginnen uit te oefenen, wat bij een monarch niet noodzakelijk het geval is.

Ten derde: een “royal” heeft objectief gezien meer redenen om een scheve schaats te rijden dan een ander staatshoofd. Zijn/haar huwelijk is namelijk vooral een kwestie van staatsraison. Dat kan niet gezegd worden van gekozen staatshoofden (waarvan er, als je “verkiezingen” door een parlement en andere “verkozenen” niet meerekent, eigenlijk sowieso weinig zijn), terwijl die er door de band genomen verre van een zediger moraal op nahouden.

Ten vierde: ja, koningen en tutti quanti zijn meestal veel leper dan ze intelligent zijn en die lepigheid blijkt meestal ook veel makkelijker geërfd te worden dan eventuele intelligentie, maar dat is niet anders bij politici en ook die lijken maar al te vaak hun vader, moeder of andere familieleden op te volgen. Ik ken de Nederlandse politiek niet zo goed wat dat betreft, maar wie even gaat rondsnuffelen in de belze politiek weet dat er eerder sprake is van een aristocratie dan van een meritocratie.

Ten vijfde: ja, Wilhelmina heeft de Tweede Wereldoorlog vooral met haar mond gevochten en deed in Londen niet veel meer dan praatjes verkopen voor de radio. Maar dat was niet meer en niet minder dan wat een de Gaulle deed voor Frankrijk en voor zover ik weet zelfs meer dan pakweg de “gekozen” belze regering. Machthebbers, al dan niet would be, hebben niet de neiging ter plaatse te blijven als ze riskeren er hun hachje bij in te schieten. En machthebbers halen ook liever een ander over de wapens ter hand te nemen dan daar zelf een handje bij toe te steken.

Ten zesde … er zaten – eerlijk is eerlijk – ook leuke anekdotes in het boek. Bijvoorbeeld die waarin Wilhelmina in een gesprek met A. den Doolaard het heeft over een uitgever die het lef gehad heeft een aantal verzen uit het Geuzenliedboek te vertalen naar het Duits, “de taal van die man”, “waarmee ze natuurlijk Adolf Hitler bedoelde”. Waarop A. den Doolaard antwoordde dat het Duits niet alleen de taal van Hitler “maar ook van Goethe en Schiller, Kant en Schopenhauer, Hölderlin en Kleist” was. Een opsomming die hij afbrak, “want ik zag in haar ogen dat die laatste namen haar niets zeiden”. Leuk omdat het bevestigt dat koningen en koninginnen niet zo heel erg belezen zijn. Maar laat ons wel wezen, hoeveel werken van Goethe, Schiller, Kant, Schopenhauer, Hölderlin of Kleist zou Gerard Aalders gelezen hebben? Hoeveel heeft u er gelezen? Hoeveel heb ik er gelezen? In het Duits dan nog? Ik durf u wat mezelf betreft antwoorden dat ik met uitzondering van een aantal gedichten van Goethe niks van de heren in kwestie in het Duits gelezen heb en dat ik ook met de werken van Kant en Schopenhauer slechts beperkt, en in het Nederlands, bekend ben. Wellicht had ik bij die opsomming van A. den Doolaard dus niet intelligenter gekeken dan Wilhelmina ...

Hoe dan ook, dat maakt allemaal niets uit: “de verering en aanhankelijkheid bleven onverminderd groot. Het gros van de bevolking kijkt ‘hoe ze het doen’. Als ze het ‘goed doen’, bedoelt men te zeggen dat de koning een goede indruk maakt. Meer is niet nodig en meer verlangt de aanhang ook niet. De mythevorming rond het Koninklijk Huis heeft nooit iets met de werkelijkheid van doen gehad. De aanhang van Oranje is blind voor feiten, maar staat open voor sprookjes”, aldus de auteur in zijn Conclusie.

Koekendozenromantiek, zoals ze dat vroeger noemden, maar zelfs als die romantiek grotendeels voorbij is, worden er nog Story’s en dergelijke meer mee gevuld. Geen serieuze journalistiek, geen ernstig werk, maar net zoals dit Oranje zwartboek – De ontluisterende geschiedenis van onze koninklijke familie zonde van het papier. Ik begrijp dat schrijven over de verfoeide koninklijke familie een interessante bijverdienste vormt voor Gerard Aalders (die behalve dit boek over diezelfde familie ook al Het instituut, Bernhard – Alles was anders, Wilhelmina – Mythe, fictie en werkelijkheid, en nog een vijftal andere werken schreef), maar daarmee is dan ook het belangrijkste over dit boek gezegd.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !