dinsdag 28 september 2021

De tuimelaar – Frans Depeuter (boekbespreking door Björn Roose)

De tuimelaar – Frans Depeuter (boekbespreking door Björn Roose)
“Doorheen een 50-tal tafereeltjes, beleefd vanuit het brokkelige bewustzijn van de gehandicapte hoofdfiguur Bert, worden we deelachtig aan diens steeds steeds pijnlijker wordende werkelijkheid. Geschreven in een direkte, nerveuze stijl, sleept dit bijwijlen cynische, maar aangrijpende verhaal de lezer mee naar het onontkoombare einde”. Althans, dixit de achterflap.

En ik wil hier graag volkomen eerlijk in zijn: ik zou een boekje waar dat op de achterflap staat nooit kopen. Zelfs niet voor een halve euro. Zelfs al is het maar een goeie vijftig bladzijden dik. Als ik me wil bezig houden met de triestige kanten van de condition humaine kijk ik wel naar het nieuws, op sociale media, en bij momenten zelfs gewoon om me heen.

Wil dat zeggen dat ik alleen “vrolijke” boeken wens te lezen? Uiteraard niet. Maar zo’n heel klein beetje “up” tussen al het “down” mag af en toe wel, of een beetje – weet ik veel –, een beetje iets anders. Ik lees per slot van rekening ook de boeken van Cyriel Buysse en ik word daar ook niet vrolijk van, maar verdorie, die mens kan wel prachtig de natuur en de seizoenen beschrijven en zijn verliezers zijn niet zo verdomd eendimensionaal. Desnoods ga je ze meer en meer haten naar het einde van het verhaal toe, maar je blijft wel lezen.

Nu, dat heb ik ook gedaan met De tuimelaar van Frans Depeuter (een boekje dat ik dus eens cadeau heb gekregen). Vijftig bladzijden tekst kan ik nog wel aan, zelfs al vind ik het langs geen kanten een “aangrijpend(…) verhaal” en doet de auteur met zijn “direkte, nerveuze stijl” er alles aan om me van bij de eerste bladzijde de deur te doen dicht trekken:

“Kopvoeters. Allemaal kopvoeters. Dikke buiken, bungelende armen. Plastic zakken die over de grond slepen. Deurtje in. Deurtje uit. En dan weer de straat over.
Dan weer stilstaan.
Dan weer bewegen. Schommelend, als dwergen. Omdat hun hoofd te plomp is.
Waterhoofd.
Dikkopjes.
(Toen, blootsvoets in de sloot, en je voeten die wegzakken in de gele modder, slurp, slurp, en kikkerdril als een kraag om je knieën, je handen een schepnet, hop, daar liggen ze, in het scheutje water dat langzaam wegsijpelt tussen je vingers, wit, doorzichtig, bijna niet.)
Het gespartel. Het gewriemel. Het gescharrel.”

Daar krijg ik dus het heen en weer van. Net zoals van het gebruiken van vreemde woorden van horen zeggen. “Djebella” bijvoorbeeld, als je djellaba bedoelt. Hoe moeilijk kan het zijn om dat even op te zoeken in het woordenboek? En had de corrector bij De Clauwaert vzw het dan ook niet door of kon het hem niet schelen dat iemand in een niet bestaand kledingsstuk rondliep?

Maar goed, ‘t is niet allemaal ach en wee wat dit boekje aangaat. De passages waarin Depeuter beschrijft hoe “professionals” en goedmenende lieden omgaan met gehandicapten zijn … hemeltergend echt. Deze bijvoorbeeld:

“Dat zelfs na het verwijderen van de bron van pijn het zenuwtrajekt naar de centra in de hersenen nog zo gevoelig blijft dat de pijn blijft.
Dat hierbij vergroeiingen van de zenuw met zijn omgeving en neuromen in het spel kunnen zijn, maar meestal overheersen de psychische faktoren.
Dat het optreden van contracturen door schrompeling van de weke delen kan voorkomen worden door aangepaste massage van een fysioterapeut.
Dat de patiënt zo snel mogelijk weer moet bewegen om te beletten dat bloedstolsels zich vastzetten aan de wand van de bloedvaten of in de hersenen dringen.
Dat de weke huid goed moet onderhouden worden door dagelijks wassen en poederen, anders krijg je haarwortelinfekties en steenpuisten en huiduitslag.
Dat je best zachte zeep gebruikt en dat de huid daarna nauwkeurig dient afgedroogd te worden, vooral ook in de plooien.
Dat de stompen zoveel mogelijk onbedekt moeten blijven om van de frisse lucht en de zonneschijn te kunnen profiteren.
Dat je vooral geduld en vertrouwen moet hebben en je moet leren aanpassen aan de nieuwe toestand.
Dat alleen volgehouden training je helpt om de depressie te boven te komen en weer tot een volwaardig lid van de maatschappij uit te groeien.
‘Als je het echt wil natuurlijk!’
Dat zei de witjas, terwijl hij op je neerkeek, en hij trok plagerig aan je oor, knikte goedkeurend en liep dan vlug de kamer uit: zijn hielen klikten op de vloer, zijn stappen schokten door je lichaam.”

Dat contrast tussen wat de “geneesheer” doet en wat hij zegt, mag er trouwens ook wezen. In tegenstelling tot “de stemmen” in het volgende en laatste citaat:

“Maar de stemmen. De fluisterende. De lispende. De stamelende. De zwijgende stemmen. Die aan je huid kleven. Die zich als weerhaken in je vastpinnen.
Dat je de moed toch niet mag opgeven.
Dat je moet blijven geloven in jezelf.
Dat sommigen er nog erger aan toen (sic) zijn dan jij.
Dat je op God moet vertrouwen.
Dat na de regen enzovoort.
Ook in je kamer. In je eenzaamheid. Als houtwormen in de muren. De knagende, vretende, zuigende stemmen. De molm.
Dat ze van je houden.
Maar dat je hun de gelegenheid moet geven om van je te houden.
Dat je ook eens moet lachen, al was het maar om hen te plezieren.
Dat je nog ziek zult worden van dat gepieker.
Dat je nog zo jong bent, en dit is het einde niet.
En zelfs in je slaap. Het slissen, het slijmen, het zalven.
Het ach en het och.
Dat je jezelf al danig kunt behelpen.
Dat je er goed uitziet.
Dat je terracottabeeldjes schattig zijn.
Dat je Henk en Isi maar weer eens moet uitnodigen.
Dat je ook dood had kunnen zijn, dat was nóg erger.
Zo, uur na uur, de kletsende, kwetsende stemmen die je ineendrukken. Tot een rolkei. Een bal gehakt.”

Dit zijn wat mij betreft dan ook de beste stukken van dit kortverhaal van de “mytisch symbolist” (aldus weerom de achterflap) Frans Depeuter (geboren in 1937 in Lichtaart en voor zover Wikipedia weet nog in leven). Maar als u ooit eens een écht goed boek wil lezen over iemand die voor de rest van zijn leven verlamd geraakt (op z’n zevenendertigste weliswaar en met al zijn, niet werkende, onderdelen nog aan zijn lijf), lees dan Man op wielen van de intussen helaas al overleden cartoonist John Callahan. Die heeft het ook nog zelf meegemaakt.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !