dinsdag 7 september 2021

Cleese over het leven (Life and how to survive it) – Robin Skynner & John Cleese (boekbespreking door Björn Roose)

Cleese over het leven (Life and how to survive it) – Robin Skynner & John Cleese (boekbespreking door Björn Roose)
“De komiek John Cleese, bekend van Monty Python en Fawlty Towers, ging jaren geleden naar zijn psychiater, Robin Skinner. Dat bezoek veranderde zijn leven. Nu willen Cleese en Skynner ook úw leven veranderen. (…) Cleese en Skynner wijzen u de weg in het leven van alle dag, in het gezin, op de werkplek en in de samenleving. De boodschap is zo spits geformuleerd en geestig ‘verpakt’ dat dit boek een meeslepende leeservaring is.”, aldus de tekst op de achterflap van dit in 1993 in Nederlandse vertaling bij Kosmos-Z&K Uitgevers verschenen, zo’n 440 bladzijden dikke, boek.

En, toegegeven, Cleese over het leven las voor mij inderdaad als een trein. Er komt, ondanks het feit dat een van de auteurs dus een psychiater is, weinig psychiatrische mumbo jumbo aan te pas, en de vraaggesprek-vorm waarin het gegoten is, maakt een en ander makkelijk verteerbaar (al komt die vorm af en toe wel enigszins gekunsteld over); de cartoons zijn een beetje aan de flauwe kant maar ook niet zo flauw dat ze de zaak versjteren. Alleen is “meeslepend” duidelijk niet hetzelfde als indringend: ik schrijf deze boekbespreking zo’n twee maanden nadat ik het werk gelezen heb en kan niet zeggen dat ik me er, zonder het weer open te slaan, nog veel van herinner. Met wat sjans heb ik een en ander, zoals dat dan heet, geïnternaliseerd, maar ik zou daar geen geld op inzetten.

Ja, ik weet nog dat ik mezelf, zoals Cleese, bij het lezen van wat dat allemaal inhield psychologisch tot de middenmotertjes rekende (daar zit nu eenmaal de absolute meerderheid van ons), dat “verbetering” volgens de heren in essentie niet voor iedereen hetzelfde zal betekenen (wegens een verschillende basis om van te starten), en dat ik nogal vaak dacht “tsja, dat is redelijk, maar bijzonder is het toch echt niet”. Dat zou eigenlijk ook niet mogen, dat je iets leest in zo’n boek dat je wel héél bijzonder vindt. Het gaat per slot van rekening “over het leven” en leven doet onze soort al ettelijke duizenden jaren zónder psychologen. Wellicht niet altijd even geestelijk gezond, en het ene moment al wat beter dan het andere, maar tóch … zonder dat er veel over gepsychologiseerd wordt.

Dat ga ik dus in deze bespreking ook niet doen. Maar ik gooi er wel graag een paar leuke citaten tegenaan (niemand leest een boek met John Cleese als co-auteur omdat hij op zoek is naar louter ernst, toch? – bovendien staat er zelfs een hoofdstuk in waarin de heren het over humor hebben). Ter info van mensen genre Noël Slangen: een citaat is altijd de letterlijke, desnoods vertaalde, weergave van wat iemand gezegd of geschreven heeft, niet iets wat je zelf bij elkaar gehusseld hebt, “vrij vertaald” of verzonnen, en dan vervolgens aan een ander hebt toegeschreven. In tijden waarin nogal hoog opgelopen wordt met “de” wetenschap zou je verwachten dat mensen ook wat respect tonen voor feiten in het algemeen, maar die twee blijken (ook in “de” wetenschap trouwens) weinig met elkaar te maken te hebben. Soit, hier is een eerste citaat van Cleese:

“(…) ik ga niet proberen een pleidooi voor de verdiensten van emotionele afhankelijkheid te houden, omdat ik al zo helemaal tot jouw [dat van Skynner dus, noot van mij] standpunt ben bekeerd dat ik nu alleen maar zie hoeveel ellende de idealisering van afhankelijkheid met zich meebrengt. Neem nu eens de Grote-Liefdesverhalen – Romeo en Julia, La Traviata, Anna Karenina, Carmen, Antonius en Cleopatra, Aïda, Dr. Zhivago, Tristan en Isolde, Brief Encounter. Je hoeft ze de mensen maar te noemen of er glijdt een dromerige, verrukte uitdrukking over hun gezichten en ze zeggen: ‘Ja, prachtig hè, zo romantisch.’ Nou ze zijn niet prachtig. Ze zijn praktisch niets anders dan pure ellende. Je komt er nog geen tien minuten fatsoenlijk, doodgewoon geluk en plezier in tegen. De geliefden krijgen meestal een portie uitzinnige extase toebedeeld en afgezien daarvan is het kamerbreed kommer en kwel. Ze worden doodgestoken, in tombes ingemetseld, ze gooien zich voor de trein, of ze plegen zelfmoord met adders, ze nemen vergif en ze gaan dood aan de vliegende tering of ze geven elkaar onder hevige zielesmarten op. Ze zijn er van overtuigd dat ze alleen met één ander het geluk kunnen vinden, en die kiezen ze dan opzettelijk omdat hij/zij niet te krijgen is. En waarom denkt u nou, dokter, dat al deze afhankelijkheid en de daaruit voortvloeiende narigheid aan ware liefde wordt gelijkgesteld?”

En hier het tweede: “Dus … Deze gezonde gezinnen kennen een heel goede, open communicatie, ook al lijkt die in de ogen van gewone mensen onbeheerst en rommelig. Weet je, het begint me eigenlijk een klein pietsje te vervelen om steeds te moeten horen hoe fantastisch deze mensen wel zijn. Is er nog iets ook maar enigszins ongunstigs over ze te melden: dat ze jong doodgaan, of waterzucht krijgen, of supporter zijn van Arsenal? Zelfs de neiging tot vroegtijdige kaalheid zou me al door dit kleine aanvalletje van jaloezie heen helpen. Vooruit, zeg eens iets over hen wat ons allemaal zal opvrolijken. Verzin het desnoods. In godsnaam …” Waarop Skynner antwoordt: “Meer dan negentig procent van hen kan vliegen.”

Deze moét ik trouwens – nu ik ze opgeschreven heb – sowieso onthouden: “Verwar activiteit niet met prestaties.” Kennelijk een “oude IBM-leus”, aldus Robin Skynner (overigens overleden in 2000), maar ik merk dat die verwarring, onder andere in het bedrijfsleven, ook heden ten dage nog steeds schering en inslag is. Mensen zien er bezig uit, zijn allicht ook bezig, maar presteren behalve dat bezig zijn letterlijk niks. Misschien is dat maar goed ook, maar het zou veel menselijke en andere energie besparen als ze met dat bezig zijn zouden ophouden.

En nu ik daar toch over … bezig ben, nog eentje van Cleese: “Toen ik een filmscript voor Video Arts over vergaderen schreef, hebben we daarin geadviseerd de voorzitter bij bepaalde punten van de agenda te laten aangeven hoeveel minuten erover gesproken mocht worden. Dat zit me nu helemaal niet lekker, ik denk dat je dat alleen bij onbenulligheden zou mogen doen. Goed, soms is het wel prima om een vergadering zo te leiden; maar sommige vergaderingen moeten uit kunnen lopen, zodat vage en ongeformuleerde gedachten de tijd hebben om boven te komen en heldere vormen aan te nemen, of het nu onduidelijke onlustgevoelens zijn, of creatieve ideeën die je niet kunt overhaasten.” Als ik dat lees heb ik in de eerste plaats de neiging om te zeggen: laat die vergaderingen dan maar uitlopen als ik er niet bij ben (als ik van iets geen last heb, is het namelijk wel van een drang naar vergaderen). Maar aan de andere kant bedenk ik mij dan dat de meeste vergaderingen sowieso om onbenulligheden draaien, dat de echte beslissingen buiten de vergadering om worden genomen, en dat “regelmatige” vergaderingen, vooral als er veel mensen aan deelnemen (wat mij betreft is three nog net geen crowd, maar meer dan vijf hoeven het er toch niet te zijn), er louter zijn om mensen “hun zegje” te laten doen. De goden zij dank voor online vergaderingen, computers met meerdere schermen, en het vermogen te luisteren terwijl je verder wérkt.

Da’s uiteraard moeilijker met lezen – en dit is geen podcast: ik wíl dat u effectief bezig bent met datgene waar ik m’n tijd in gestoken heb, dus ga ik verder wat kort door het boek én de bocht gaan. Geen uitgebreide samenvatting van wat Cleese te vertellen heeft over de geestelijke gezondheid van een staat als nationaal-socialistisch Duitsland bijvoorbeeld, maar wel een korte die ook opgaat voor onze van propaganda, “experten” en twitterende “leiders” vergeven tijd: “Ik denk dat alles in zo’n staat heel aardig geregeld is, vooropgesteld dat je geen blijk van zelfstandig denken geeft.” Of, wat Skynner zegt: “Tegelijkertijd moeten we, wanneer democratische landen de CIA en MI5 gebruiken om Big Brother te spelen, zonder aarzeling inzien dat dat overeenkomt met de gedragswijzen in de meest gestoorde samenlevingen.” Of, weerom Skynner: “Wanneer je een autoritaire leiding hebt, worden het gezag en verantwoordelijkheid en zelfbewustzijn omhooggeprojecteerd naar de leiders. Als je dus wilt dat mensen hun verstand en zelfrespect kwijtraken en lichtgelovig en afhankelijk worden, dan organiseer je een volksvergadering in Neurenberg. (…) Het doel is nu precies om in de hand te werken dat een aantal van de basisbrokjes wordt afgespltist en op hen wordt geprojecteerd. Zodat het publiek zich steeds meer als hulpeloze, afhankelijke kinderen gaat voelen, en dus werkelijk steeds meer macht aan de leider of de leidende groep overdraagt. En het slechte nieuws is dat … hoe groter de groep, hoe sterker deze neiging is!” Iets wat, aldus nog Skynner, “in het Westen tot een minimum beperkt wordt, omdat in democratieën de afstand tussen de leider en de geleiden normaal veel kleiner is. Je kunt de politici op de televisie zien, of horen op de radio, niet alleen onder ideale omstandigheden waarin ze alleen de positieve kant kunnen laten zien, maar met al hun schoonheidsfouten open en bloot onder vuur genomen bij openbare debatten waarbij hun beperkingen aan het licht kunnen worden gebracht”. “Kunnen”, inderdaad, want als er iéts is dat de mainstream media in het “Westen” in onze tijden niet meer doen, is het de “leiders” dwarszitten. In tegendeel: ze spelen voor regelrechte roeptoeter van de regimes en proberen iedereen die tegen deze regimes ingaat dwars te zitten.

Ik ga al evenmin uitgebreid samenvatten wat Skynner en Cleese te vertellen hebben over “primitieve” samenlevingen, maar geef u wel even deze mee van Cleese: “Dit, dokter, is het in een paradox verpakte raadsel. Deze prachtige, eenvoudige, gelukkige, ongecompliceerde samenlevingen – die wij dus denken te benijden – lijken geen weerstand aan materiële corruptie te kunnen bieden wanneer die bij hen wordt geïntroduceerd. Het westerse individualisme en materialisme moeten tegen hun diepste normbesef indruisen, maar deze simpele samenlevingen graaien ze gewoonlijk met beide handen naar zich toe, al moeten ze toch weten dat deze dingen aan een route liggen waarlangs ze het meeste van wat hun leefgemeenschap aan bijzonders heeft zullen verliezen.” Wat hij dan later aanvult met: “Weet je, het valt me nu plotseling op dat we het over het ‘westers materialisme’ en ‘westerse waarden’ hebben alsof het Westen altijd zo geweest is. Maar in feite heeft het Westen precies hetzelfde proces ondergaan dat we zonet beschreven hebben – precies dezelfde overgang van een op grond van gemeenschapszin en samenwerking functionerende samenleving naar een individualistische concurrentiemaatschappij (…) Ik doel op de overgang van de middeleeuwse christenheid naar het moderne Europa. Alleen omdat die zich lang geleden heeft voltrokken, vergeten we dat het om hetzelfde proces gaat. Als we naar de middeleeuwen teruggaan, treffen we in Europa een eenvoudige op samenwerking gebaseerde cultuur aan.” Wat hij nóg later aanvult met: “(…) het protestantse arbeidsethos komt snel tot ontwikkeling, met zijn uitzonderlijke nadruk op het vergaren van persoonlijke rijkdommen – nog niet om uit te geven, maar omdat dat de maatstaf is voor je ijver, spaarzin en efficiëntie. ‘Ledigheid is des duivels oorkussen’ en ‘Tijd is geld’ (…) De Kerk is zelfs zo kapitalistisch dat later, wanneer in het Hogerhuis een wetgeving wordt voorgesteld om grenzen aan het gebruik van kinderarbeid te stellen, de bisschoppen dat voorstel wegstemden!”

En ten slotte – vervolgens laat ik het boek voor wat het is, want zelfs met waar ik niet uitgebreid op inga, ben ik nog maar halverwege het boek gekomen – ook nog iets dat uitstekend past in de “discussie” (eerder verwijten vanwege de clan Verhofstadt en het die als een soort compliment opvatten door Viktor Orbán en zijn gelijkgestemden) over liberale versus “illiberale” democratie:

Cleese: “(…) hand in hand met het kapitalisme komt de liberale democratie. Ik weet dat Zuid-Korea en Singapore tot nog toe nauwelijks toonbeelden van democratische deugdzaamheid zijn, maar het overnemen van de vrije-marktprincipes lijkt onherroepelijk tot andere vrijheden te leiden, van sociale en politieke aard. Zoals Francis Fukuyama, de Amerikaanse historicus, zegt: ‘We hebben er moeite mee … ons een toekomst voor te stellen die niet in wezen democratisch en kapitalistisch van aard is.’”

Skynner: “Nu, ook al zou dat waar zijn, dan betekent dat toch nog zeker niet dat we maar één soort samenleving meemaken, wel? Per slot van rekening valt me wel op dat de twee meest geslaagde liberale democratieën ter wereld zich ieder aan een uiteinde van de individualistisch op-de-gemeenschap-gerichte schaal bevinden (…)”

Cleese: “Je bedoelt Amerika en Japan.”

Skynner: “Ja. De Verenigde Staten met hun lange traditie van stoer individualisme; en Japan, dat functioneert via een zeer sterke gemeenschapszin, een heel hechte sociale structuur waarin uitzonderlijk krachtig naar algemene overeenstemming over dingen wordt gestreefd.”

Over Byrd Lyndon, Commodore Perry, de yakusa, Karel van Wolferen, Colin Turnbull, Kondratieff (had ik al niet meer over gehoord sinds mijn studietijd), de waarde van geld, “de bijgelovige kwezelarij, metafysische blabla en het dure etherische jargon die er nu aankomen”, Life of Brian, “caliverneuken” (de enigszins rare vertaling van “californication”), LSD (de drug), de grot van Plato, Muriel Volestrangler, Johan Huizinga, de verwijzing naar de Dead-Parrotsketch, goede (en slechte) therapeuten, het feit dat democratie niet werkt en het feit dat politieke opvattingen geen lijn zijn maar een cirkel … gaan we het dus verder niet hebben.

Misschien alleen nog een paar woorden van Robin Skynner om deze bespreking mee af te ronden dan: “(…) in zo’n groot verband als de samenleving beschikt niet één persoon en niet één groep in zijn eentje over voldoende kennis om ook maar één ding te veranderen zonder meer problemen in het leven te roepen dan op te lossen. Kunstmatige verandering, door middel van machtsmaatregelen, op basis van een theorie opgelegd, maakt òf de zaken erger, òf wijzigt ze op een kunstmatige manier die niet in stand te houden is. Maar als iedereen de verantwoordelijkheid op zich zou nemen om een poging te doen zich voor alle beschikbare informatie en voor opvattingen van anderen open te stellen, en zich daardoor te laten beïnvloeden en te veranderen, zal dit langs geleidelijke weg veranderingen in de hele samenleving tot stand brengen die echt organisch van aard zijn, en ontzaglijk veel intelligenter dan een enkel individu ooit kan hopen te begrijpen. Dan zal de verandering juist en passend zijn, het goede compromis voor de omstandigheden van het ogenblik, en wanneer die verandering zich voltrokken heeft, zal ze blijvend zijn.” Klinkt altijd leuk, zo’n dingen, maar ze zijn natuurlijk volkomen onzin. “Iedereen” als redmiddel voor wat we niet zonder “iedereen” kunnen doen, is je reinste utopie en zal ook nooit werkelijkheid worden.

Maar los daarvan: Life and how to survive it, of in het Nederlands Cleese over het leven, is zeker het lezen waard. “Een oud boek”, zoals een collega van mij zou zeggen, al is het dan een stuk minder oud dan hij, maar wie wil nu geen “aangenamer en gelukkiger leven”? En dat is toch wat de ondertitel zegt: “Skynner en Cleese over een aangenamer en gelukkiger leven”.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !