Omwille van de verplichte muilkorfdracht mijd ik belze winkels nog steeds als de pest (ik kom één keer om de vier weken in een supermarkt en dat louter omwille van het feit dat je onze maaltijdchequeskaarten sinds kort voor de corona-onzin begon niet meer kan gebruiken in Nederland), maar dat betekent meteen ook dat ik vaker winkels in Nederland bezoek. Voor strips rijd ik in eerste instantie naar Hulst (en als ze daar niet hebben wat ik zoek helemaal tot in Middelburg), waar een boekenwinkel zit met een aanbod dat min of meer gelijkwaardig is met dat van Standaard Boekhandel. En terwijl ik daar dan toch ben, snuffel ik ook wel eens in de rest van het aanbod. Aan de overkant van de grens is dan ook waar ik deze De topografie van de domheid van Matthijs van Boxsel ontdekte. En puur op basis van de tekst op de achterflap kocht:
“Elke natie ter wereld kent steden en landen die spreekwoordelijk bekendstaan als dom. In Nederland moeten Kampen en België het ontgelden, terwijl de Belgen op hun beurt de domheid lokaliseren in Olen en Luxemburg.
Aan de domoorden worden wereldwijd domdaden toegeschreven: de domkoppen zaaien zout, wachten tot de rivier voorbij is gestroomd en vangen de zon in een zak. Maar dit boek is meer dan een moppentrommel. Want waarom zijn uitgerekend die plaatsen doelwit van spot? Het antwoord voert ons langs Boeotische zwijnen, Winnebago-indianen en het mysterieuze Eonstad.
En welke rol speelt domheid in onze identiteit? Hoe kan het dat plaatsspot nog steeds woede wekt? Beroepsspotters waren hun leven niet zeker. Hun tong werd op een plank genageld, ze moesten een schandmasker dragen of werden gekruisigd.
Een plaats kan zich alleen bevrijden uit de wurgende greep van de discriminatie door de spotnaam om te munten tot een geuzennaam. Een ook een natie bestaat bij de gratie van steden waar zij heimelijk haar eigen mislukking viert. Domoorden zijn een kwestie van staatsraison. Wie weet openen de domdaden wel de poort naar een ander soort wijsheid.
Met aanstekelijke anekdotes, bijzondere illustraties en landkaarten met domme steden laat Matthijs van Boxsel opnieuw zien dat geen mens intelligent genoeg is om zijn eigen domheid te begrijpen.”
“Opnieuw” inderdaad, want van Boxsel (geboren in 1957) is niet aan zijn proefstuk toe: “Eerder verschenen De Encyclopedie van de Domheid, Morosofie en Deskundeologie”, aldus de binnenflap. En ook de inhoud van het boek – dat overigens perfect is samengevat op de hierboven vermelde achterflap – maakt volkomen duidelijk dat van Boxsel zijn onderwerp kent.
De toegevoegde kaart van Morotopia, met daarop de “spreekwoordelijke domoorden in Nederland en België”, de grote hoeveelheid illustraties, en de overzichtslijsten met Nederlandse, Vlaamse, Waalse en buitenlandse “domoorden”, “domplaatsen” en “beotiana” maken het boek alleen maar interessanter (net zoals trouwens dat handige leeslintje, dat je helaas maar zelden meer aantreft in nieuw uitgegeven boeken). Maar misschien net niet zo interessant als van Boxsel zichzelf vindt: zijn stijl is soms ergerniswekkend blasé.
Hoe dan ook, ik heb een en ander bijgeleerd over bijvoorbeeld Teralfene (en de val ervan), Zottegem, de Terra Incognita op kaarten (en de taferelen daarop), de “wijze Lalen uit Laleburg”, Homs en Hama (in Syrië), Chełm en Schlemiel (in Polen), idiomen en idiotismen, moppenboeken uit de oudheid, schandmaskers (weer eens wat anders dan muilkorven en corona-apps), Arcadië en Abdera, Megara en Athene, blazoenen en schietschijven, de Asimus Belgicus (een variant op de Leo Belgicus, waarbij in beide gevallen “belgicus” slaat op Nederlands overigens), bijnamen (al denk ik dat de meeste, gezien onze steeds minder sterke identificatie met een bepaalde stad of streek, nog nauwelijks gebruikt worden in onze tijden), Moffrika en Muffrika, tricksters (zoals ook “onze” Tijl Uilenspiegel er een is), het feit dat onder andere de makers van Blackadder en Neveneffecten zich al dan niet bewust hebben laten inspireren door Orthodoxie van G.K. Chesterton, de Kamper uien, “de wijze mannen van Esonstad” en de wonderbaarlijke ver/herrijzenis van die stad als Landal-vakantiepark , de Stupid Design Theory, Keizer Karel en de Olenaars (de pot met drie oren komt trouwens ook voor in Helmond en Maastricht), Lombarden en lomperds, domheid en boerenslimheid.
Terwijl ik intussen ook nog een anekdote over een verhaal van Isaac Asimov (De grappenmaker uit 1956) tegenkwam, een vermelding van de Bretoense verdronken stad Ys, carnaval (altijd interessant als je in een dorp woont waar carnaval het centrum van het bestaan is, al valt daar sinds de door de overheid georganiseerde coronacrisis nauwelijks nog wat van te merken), de Ganzendrijvers van Laarne (jammer genoeg staat er niet bij of dat dan dezelfde mensen waren die “te Laarne op ‘t Zand (…) de heksen verbrand [hebben]”, zoals ik in een toeristische brochure las), en zelfs Batman: het oorspronkelijke Gotham blijkt in Engeland te liggen en stond zo’n beetje bekend als het lokale Olen; Gotham in het Batman-universum verwijst echter naar de 19de eeuwse bijnaam van de stad New York, in het bijzonder Manhattan, dat dus kennelijk ook door gekken werd bewoond.
Eindigen wil ik deze bespreking graag met een … Walenmop opgenomen in de lijst met “spreekwoordelijke domoorden” onder de algemene noemer Walen:
“Drie Walen gaan naar Vlaanderen om Vlaams te leren. In het eerste dorp worden ze ‘drie stomme Walen’ genoemd. ‘Hoort gij dat,’ zeiden twee van de Walen tegen de derde, ‘ dat is uw woord en dat moet gij onthouden.’ Een Vlaamse boerin die haar koe aan het melken was zei: ‘Omme koei.’ ‘Dat is uw woord kameraad,’ zeiden de Walen tot de tweede, ‘zie dat ge ‘t niet vergeet!’ Verderop zagen ze een Vlaamse boer die aan het ploegen was: na iedere voor zei hij: ‘Dat is recht.’ ‘Dat is uw woord,’ zeiden de Walen tot de derde, ‘zie dat ge ‘t onthoudt.’ In het volgende dorp aangekomen, bleek een man vermoord te zijn. De verdenking viel op de Walen die men in de omgeving had gezien waar de misdaad had plaatsgevonden. Ze werden voor de rechter geleid. ‘Wie zijt gij?’ vroeg de rechter. ‘Drie stomme Walen,’ zei de eerste. ‘Waarom heeft u de man vermoord?’ ‘Omme koei,’ zei de tweede. ‘Ge zult uw straf niet ontgaan.’ ‘Dat is recht,’ zei de derde.”
Niet echt bijster geslaagd, deze mop, maar nog altijd véél geslaagder dan de feiten rond Jean Coucke en Pieter Goethals die in 1860 ter dood veroordeeld werden te Mons voor de moord op weduwe Dubois. Goethals sprak zeer gebrekkig Frans, Coucke in het geheel geen, de hele rechtszaak vond in het Frans plaats, een Luxemburgse rijkswachter die zo slecht Frans als Nederlands sprak trad op als tolk, en zelfs de advocaat van Coucke en Goethals sprak geen gebenedijd woord Nederlands. Dat in tegenstelling tot de leden van de zogenaamde Zwarte Bende die een jaar later voor de rechtbank kwamen: zij hadden de weduwe Dubois vermoord en tijdens de overval enkele woorden Nederlands gesproken om de politie op een dwaalspoor te brengen. Een paar maanden later werden ze onthoofd, maar daarmee kregen Coucke en Goethals hun hoofd natuurlijk niet terug …
Het belze gerecht is natuurlijk een domoord op zich, zoals ook de diverse regeringen die dit land “rijk” is dat zijn, maar daar aan het einde van deze bespreking nog verder op ingaan, zou ons te ver van het onderwerp brengen. Dat onderwerp, De topografie van de domheid, is zeker een lezing waard. Sommige stukken ervan zelfs twee. Maar misschien ben ik gewoon te dom om die van de eerste keer te doorgronden en volstaat één lezing voor u wél.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !