woensdag 31 oktober 2018

Reynaert De Vos (bewerking door Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw - illustraties van Joris Snaet)

Ik begin deze bespreking behalve met een verwijzing naar het twee weken terug door mij besproken boek Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos van Niels Schalley, ook met de bekentenis dat dit de eerste versie van Reynaert De Vos is die ik ooit gelezen heb. Nazicht van mijn collectie (ter lering en vermaak ook voor iedereen te bekijken op LibraryThing) leert dat ik ook de versie van Stijn Streuvels in bezit heb (twee keer zelfs), maar daar ben ik - zoals helaas aan véél boeken in mijn verzameling - nog nooit toe gekomen.

Niet erg, want de versie van Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw is me zeer goed bevallen. Zo goed zelfs dat ik een beetje vrees teleurgesteld te zullen worden in oudere, en zonder twijfel uitgebreidere versies van het verhaal. Alhoewel ... Illustrator Joris Snaet heeft zeer wel bij deze versie passende tekeningen gemaakt, maar de 16 razend knappe "prenten" die Bernard Willem Wierink maakte voor de in 1910 uitgegeven versie van Streuvels en de algemene look and feel van die versie hebben me net doen beslissen dat Streuvels' Reinaert De Vos het volgende boek is dat ik ga lezen.

Soit, terug naar de nieuwste versie dus, degene die werd uitgegeven door Kanselarij Phoebus Foundation vzw in 2018. Die weet ter gelijker tijd trouw te blijven aan het origineel - iets waar veel eerdere versies, door onder andere een zekere katholieke pudeur, niet in slaagden - én zeer hedendaags te zijn. Eerlijk, iemand die een beetje de actualiteit volgt, zit al te grinniken bij hoofdstuktitels als Nepnieuws of Komen eten!. En dat zijn nog maar de titels. Het boekje - amper 96 bladzijden, inleiding en illustraties inbegrepen - zit tjokvol verwijzingen naar recentere en soms tegenwoordige tijden. Een kleine greep daaruit:

"'Uw oom is wel heel boetvaardig aan het vasten geslagen!' gromt koning Nobel ontstemd naar Grimbeert. Waarna hij zich tot Canteclaer wendt en zegt: 'Laten wij Coppe met het nodige eerbetoon ter aarde bestellen, onder het zingen van het Placido Domingo.' Niemand die het aandurft Zijne Majesteit erop te wijzen dat het desbetreffende lied eigenlijk het Placebo Domino is getiteld. Ze mompelen in koor iets van 'Domino ofzo' en Cuwaert geeft een kleine solo."

"'Och Here, och God!' jammert de pastoorsvrouw. 'Daar gaat vaders instrumentarium! Wat nu gezongen?'" (naar aanleiding van het verwijderen van een deel van het "klokkenspel" van de pastoor door Tibeert de kater)

"Waarde lezer, het zou te veel van uw kostbare tijd vergen om het verdere verloop van het proces in detail te beschrijven, en waarom zouden wij het ons moeilijk maken door hier een verslag op te nemen van argumenten, tegenargumenten, voetnoten, procedurefouten en uitstel, als het ook kan in een tweet van 140 tekens? 'Richt op die galg! Reynaert moet hangen!' Het bericht gaat terstond viraal op de sociale media, waarbij Reynaert zowaar steun krijgt uit onverwachte hoek: 'A total WITCH HUNT! You better hang CROOKED HILLARY!'"

"'t Zou niet de eerste booswicht zijn die wegglipt in de bossen, niet de eerste regering die daarover valt." (Marc Dutroux, iemand?)

"'Super,' repliceert de koning. 'Maar wij kunnen zo'n zware reis toch niet met ons tweetjes ondernemen? Wij zijn wel de koning en de koningin, hè. Wij hebben lakeien enzo. Bovendien heb ik niet de minste ervaring qua graafwerkzaamheden. En hoe moeten wij die plek ooit vinden? De GPS is nog niet uitgevonden, en misschien bestaat de locatie niet eens, omdat ze te mooi is om waar te zijn, een soort Utopia zeg maar!' 'Dat is ook nog niet geschreven,' zegt Reynaert geïrriteerd. 't Zijn hier wel de middeleeuwen, hè, en Utopia, dat dateert uit de zestiende eeuw!"

"De vorst grommelt iets onverstaanbaars en vervolgt: 'Waarde landgenoten! Zoals dat al eens gaat in de politiek, is de peulschil van vandaag de lijsttrekker van morgen of omgekeerd."

"'O mijn vorstin, wat een puike knielaarzen! En nu we toch bezig zijn ... Een handtas zou eigenlijk feitelijk ook wel van pas komen. Enfin, laten we het een pelgrimstas noemen, vooraleer de mensen denken dat ik niet Reynaert, maar Jani heet.'"

"En hij vliegt de haas naar de keel en bijt hem dood. 'Komen eten!" roept hij daarna naar vrouw en kroost."

Alleen al om dat soort grappen het lezen waard, dit boekje, dus. En een goede samenvatting voor wie het verhaal, zoals voor mij tot nog toe het geval was, alleen maar "van horen zeggen" heeft.

Björn Roose

zondag 14 oktober 2018

Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos (Niels Schalley)

Ik zag dat het boek intussen al bij De Slegte ligt, maar dat zal wellicht het geval zijn omdat de gelegenheid waarvoor het werd uitgegeven, Vossen - Expeditie in het land van Reynaert, afgelopen is. Die expeditie was op zich al meer dan de moeite waard (de Phoebus Foundation van enfant terrible Fernand Huts stelde behalve een aantal exemplaren van Van den vos Reynaerde ook tal van kunstwerken ten toon op verschillende locaties in het zoete land van Waas), de twee boeken die de bezoekers meekregen in hun goodie bag zijn dat niet minder: deze Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos van Niels Schalley, en de bewerking van het eeuwenoude verhaal door Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw, met illustraties van Joris Snaet.

Het boekwerkje van Schalley bevat behalve een aantal illustraties uit diverse uitgaven van het Reynaert-epos inderdaad een kleine geschiedenis ván dat epos. De auteur neemt ons mee van - echt waar - What does the fox say ? van de Noorse broers Ylvisaker naar Willem die Madocke maecte en de inhoud van zijn Reynaert-verhaal, wandelt ons even door het decor waarin het verhaal zich afspeelt (inderdaad, in Waes, int soete lant) en neemt ons dan weer op sleeptouw door de eeuwen heen terug naar onze tijden en verder (back to the future, zeg maar).

Na even uitgelegd te hebben waarom het verhaal in het Middelnederlands verscheen en niet in het Frans (Grimbeert sprac: Oem, walschedi? / Of ghi yet wilt, spreect jeghen mi in Dietsche, / dat ict mach verstaen), heeft de auteur het uitgebreid over de "fikse literaire staart" die het verhaal kreeg: over teelballen die vervangen werden door neuzen, over zedige jongens die in de plaats kwamen van geuzen, en over uitgevers die zich door de heersende regimes lieten beïnvloeden in hun keuzen. En uiteraard over hoe (al dan niet vrijwillige) censuur uiteindelijk omsloeg in het gebruik van onze vriend (want dat is hij voor de Vlamingen hoe dan ook) Reynaert als "personificatie van de eigen identiteit" (door, bijvoorbeeld Jakob Grimm in de Duitse gebieden en Jan Frans Willems in de Nederlanden), over hoe de versie van Goethe ("Reineke Fuchs") werd gered door de - prachtige - illustraties van Wilhelm von Kaulbach (die voor het goede doel een vos kocht om hem vrij in zijn tuin te laten rondlopen en hem aldus te inspireren), en over het werk van Stijn Streuvels (geïllustreerd door Gustave van de Woestyne), Felix Timmermans (die van de vos een ezel maakte en van het Waasland het Kempenland) en Louis Paul Boon.

Met een citaat uit Boons "Wapenbroeders", opgenomen in dit leerzame boekje van Schalley, beëindig ik graag deze boekbespreking: "Waar in kasteelheren katholiek waren - gelijk zij nu nog steeds katholiek zijn, of iets anders, of iets heel tegenovergesteld maar toch nog altijd hetzelfde - en zij van hun roof-kruisvaarten terugkeerden, gedoopt zijnde ter heilige mis togen en ten onzehere gingen - gelijk zij nu nog steeds ten onzenhere gaan, of tot marx of hitler of tot de kloten van de hond - maar ongestraft de hofstedekens konden platbranden."

Björn Roose

Een mens is maar een wandelaar (Gaston Durnez)

Ik val maar meteen met de deur in huis: deze autobiografie is met voorsprong het beste in dat genre wat ik de afgelopen tien jaar (als het er niet méér zijn) gelezen heb. Er zit dan ook niks in wat je bij een "standaard" autobiografie vindt: de auteur heeft het niet aldoor over zichzelf (hij heeft het zelfs bijzonder weinig over zichzelf), het is geen chronologische weergave van een leven, en op het einde van het boek verlang je naar meer.

Gaston Durnez, dit jaar negentig jaar oud (maar duidelijk nog steeds in goede vorm), is, zoals dat op de achterflap heet "een bekroond dichter, prozaschrijver en journalist. Hij publiceerde onder meer Felix Timmermans. Een biografie (2000), Vroeger waren wij veel jonger (2008) en De bolhoed van mijn vader (2015)". Da's interessant, maar het doet de man eigenlijk geen eer aan, in tegendeel, het lijkt alsof hij pas beginnen publiceren is een keer hij al jaren met pensioen was.

En dat terwijl er zelfs over zijn carrière als journalist veel te vertellen is. Die carrière begon hij bij De Nieuwe Standaard (later De Nieuwe Gids) in 1945, terwijl hij gelijktijdig aan de slag was voor 't Vrije Volksblad en Het Nieuws van den Dag. In 1953 werd hij redacteur bij De Standaard - Het Nieuwsblad (waar hij het onder meer tot hoofd van de algemene nieuwsdienst en adjunct-rubriekleider Cultuur bracht). Van 1965 tot 2000 was hij redacteur van Ons Erfdeel en Septentrion. Van 1966 tot 1969 verliet hij even de Standaardgroep om redacteur te worden bij krantengroep Brabant Pers en Het Volk (intussen was hij ook literair adviseur bij Uitgeverij Van In, trouwens), van 1969 tot 1992 (zijn pensioen) was hij opnieuw redacteur bij De Standaard. In 1969 stichtte hij De Bladen voor de Grafiek, in 1972 was hij medestichter van het Felix Timmermans-Genootschap, in 1973 nam hij het initiatief tot de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (waarvan hij ook redacteur was). In 1999, ruim na zijn officiële pensioen dus, werd hij columnist van De Bond en Tertio. Los van al die journalistieke activiteiten was hij in de loop der jaren overigens ook tekstschrijver voor radiocabaret, tv-medewerker, filmscenarist (De Witte van Sichem van Robbe de Hert) en verzon hij het plot én het hoofdpersonage, Detective Van Zwam, van wat later het eerste Nero-album zou worden: Het geheim van Matsuoka (tekenaar Marc Sleen was een goede vriend en Sleen verwees in veel van zijn albums ook naar Durnez).

Van veel van die activiteiten vallen sporen terug te vinden in deze autobiografie, maar nooit plaatst Durnez zichzelf in het middelpunt van de aandacht. Hij heeft het dan ook nauwelijks over de werkelijke talloze prijzen die hij in de loop der jaren ontving (onder andere de Prijs Vlaamse Journalistenclub in 1957, de Prijs van de provincie Antwerpen voor zijn gedichtenbundel Rijmenam in 1958, het feit dat hij Kampioen van België dactylografie werd in 1958, 1959 en 1960, waardoor hij met de wisselbeker ging lopen, de Prijs voor het scenario op het filmfestival Antwerpen in 1960, de Prijs voor het chanson op de Vlaamse Poëziedagen in 1962, de Speciale Persprijs Frans Theelen voor de reportage in boekvorm Spoedbericht in 1964, de Prijs van het Davidsfonds voor de beste voorlichting in het buitenland over de actuele Vlaamse problemen in 1967, de Prijs voor het Humoristisch Gedicht van het Poëziefestival Heist-aan-Zee in 1969, zijn Orde van Leopold II, van de Vlaamse Leeuw, en van Oranje-Nassau, de André Demedtsprijs in 1986, zijn Reinaert de Vos-trofee voor zijn journalistieke carrière, ...) en slechts héél af en toe over zijn boeken, terwijl hij er toch zeer veel op zijn palmares heeft. Schrijversgewijs rekende het hier uit en kwam aan 9 gedichtenbundels, 4 kinderboeken, 7 novellen en verhalen, 24 kronieken en cursiefjes, 2 bundels met aforismen en vraaggesprekken, 4 reportages in boekvorm, 13 mono- en biografieën, 2 bloemlezingen, en 3 boeken over persgeschiedenis. Tussen de soep en de patatten door zorgde hij dan ook nog eens voor inleidingen bij het werk van anderen, werkte hij mee aan verzamelingen en, zoals al gezegd, filmscenario's.

En van al dat werk had ik toch een stuk of had ik toch een dertigtal zaken in bezit toen ik de vraag kreeg ... een bijdrage te leveren aan deze autobiografie: op pagina 200 vindt de lezer een foto terug die ik genomen heb in het Fransmansmuseum in Koekelare, iets wat ik dus graag deed. Én iets waarmee we terug bij het boek in kwestie gekomen zijn. In dat boek vindt de lezer, zoals gezegd, weinig terug over Gaston Durnez. Die heeft er namelijk voor gekozen niet zichzelf tot centrum van deze autobiografie te maken, maar een aantal van de mensen waarmee hij een stukje van de weg gewandeld heeft. Uiteraard kom je zo ook wel een en ander te weten over Durnez - voor een ontmoeting heb je per slot van rekening minstens twee mensen nodig -, maar toch vooral over die mensen. En die mensen zijn inderdaad stuk voor stuk interessant genoeg om er een aantal bladzijden aan te wijden en ... om er als lezer meer van/over te gaan lezen. Want die mensen waren (ze hebben gemeen dat ze het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld hebben) vaak óók auteurs, zij het niet noodzakelijk in hoofdberoep. Bert Decorte, Werumeus Buning, John Flanders (alias Jean Ray), Jeroom Verten, Henriette Roland Holst, Albert De Jonghe, Paul Van den Abeele, Eugeen Coine, Maria Rosseels, André Demedts, Max Wildiers, Luc Verstraete, Emiel Van Cauwelaert, Herman Bossier, de "Fransmans" (door de ogen en in het gezelschap van pastoor De Jaeger en Leon Bruggeman), Jozef Weyns, Ray Gilles, Louis Paul Boon, Luc Delafortrie, Théo Lefèvre, Paul Lebeau, Emiel Van Hemeldonck, Ernest Claes, Robbe de Hert, Henk Brugmans, Hubert Lampo, Ulrik Geniets, Carolina De Maegd, Steven Debroey, Albert De Smaele, Hubert van Herreweghen passeren allen de revue en delen hun hoofdstuk met elkaar of met andere, minder "uitgewerkte" figuren. En dat doen ze, op hun beurt, niet met hun hele levensverhaal, maar met een aantal feiten, tekenende anekdotes, en in een mooi Nederlands geschilderd door een man die zich nog met trots "journalist" mocht noemen omdat dat woord toen nog iets betekende.

Onmogelijk hier verder in te gaan op al die "biografieën" in deze "autobiografie", maar ik sluit deze bespreking graag af met een tweetal pareltjes van Durnez:

"Een vrouw is voor een kunstenaar een aangenaam verschijnsel en voor een wijsgeer een denkfout."

"Spoedig zou er een reeks onderscheidingen volgen, zodat men hem in de literaire wandeling 'Emiel altijd prijs' ging noemen. (De wandeling ligt vaak in de schaduw van het donkere bos dat Naijver heet.)"

Björn Roose

vrijdag 12 oktober 2018

De zachtheid van vrouwen (James Graham Ballard)

J.G. (James Graham) Ballard inleiden, hoeft voor de trouwe lezers van mijn boekbesprekingen niet meer. Wie niét tot die categorie behoort, kan hier of hier zijn kennis bijspijkeren, maar zou zich dus eigenlijk dood moeten schamen.

Hoe dan ook, zelfs wie nauwelijks van de auteur gehoord heeft, kent wellicht wél Het Keizerrijk van de Zon, zijn autobiografische boek over zijn jeugd in het door de Japanners bezette Sjanghai tijdens de Tweede Wereldoorlog. Diezelfde gebeurtenissen vormen het startpunt van deze De zachtheid van vrouwen, al wilde Ballard niet met zoveel woorden gezegd hebben dat ook dit boek biografisch was. Hij zei, in tegendeel, dat de meeste karakters in het boek volkomen fictief waren, maar ter gelijker tijd, dat het boek zijn levensverhaal is "gezien door de spiegel van de fictie ontstaan door dat leven".

Desalniettemin: James Ballard ging wel degelijk, net zoals zijn hoofdpersonage Jim, medicijnen studeren in Cambridge. Net zoals hij lid werd van de Royal Air Force en vliegtraining kreeg op de Canadese basis Moose Jaw. Hij trouwde ook en kreeg net zoals zijn hoofdpersonage drie kinderen, maar zijn echtgenote stierf aan een longontsteking, niet aan de gevolgen van een val. Vervolgens voedde hij, zoals Jim, zijn kinderen alleen op. Ook andere passages, zoals degene die gelinkt is aan het boek Crash (verfilmd door David Cronenberg) en Empire of the Sun (verfilmd door Spielberg), zijn voor vaste lezers van de auteur duidelijk herkenbaar.

Andere stukken zijn dat minder, net zoals de leidraad van dit boek: (de) vrouwen (van Ballard). En net in die leidraad zit een voor mij storend element in De zachtheid van vrouwen: de neiging van de auteur om wel héél expliciet en zeer biologisch seksscènes te beschrijven. Da's iets waar ik nooit het nut van ingezien heb (nog los van het feit dat taal daar sowieso te kort schiet) en dat mijns inziens ook niet bijdraagt tot het verhaal.

Maar los daarvan is ook dit boek van Ballard weer een aanrader, ook voor wie verder niks van de auteur gelezen heeft. Het kán zelfs de deur openen naar verdere lezing, gezien in dit boek een aantal thema's aangeraakt worden die ook in zijn vollédig fictieve (maar in sommige gevallen langzamerhand van het visionaire aan het overgaan in de werkelijkheid) werk een hoofdrol spelen.

Björn Roose

Dat zijn nou Typisch Hollanders (Rodney Bolt)

My rating: 2 of 5 stars

"Rodney Bolt werd geboren in Afrika, heeft een Iers Paspoort, een Engels rijbewijs en een Nederlandse verblijfsvergunning. Na omzwervingen in Griekenland, Engeland en Duitsland is hij uiteindelijk neergestreken in Amsterdam. Hij is prettig gestoord en valt dan ook niet op in de hoofdstad. Vele jaren heeft hij een theater-café gerund in Londen. Daarnaast werkte hij als toneel-regisseur, leraar Engels, privéleraar, postbeambte en journalist. Tegenwoordig verdient hij zijn brood met het schrijven van reisboeken." Dat lees ik op de allerlaatste pagina van het boek en ik denk (niet bij mezelf dus): een man van twaalf stielen en dertien ongelukken. En vervolgens: ik hoop dat die "reisboeken" van hem beter zijn dat dit "Dat zijn nou typisch Hollanders."

Los van het mogelijke antwoord op de vraag waarom dit boekje uit de serie The Xenophobe's Guide to ... vertaald is in het Nederlands, zat ik me namelijk al op pagina 10 af te vragen hoe goed Bolt de mensen kent waarover hij het heeft. Op die pagina 10 heeft hij het namelijk over "de Belgen" en luidt het: "Naast de Afrikaners in Zuid-Afrika en de inwoners van een paar ex-kolonies, zijn de Belgen het enige volk ter wereld dat een op het Nederlands lijkende taal spreekt."

Kijk, als je blijk geeft van zo'n gebrek aan feitenkennis, dan ga ik me ernstige vragen stellen bij de rest van je boek. Dus, ter informatie van Rodney Bolt: er is niet zoiets als een belgisch volk, laat staan dat het "een op het Nederlands lijkende taal spreekt". Er zijn in België drie grote bevolkingsgroepen: Vlamingen, Walen en Duitsers en die spreken respectievelijk Nederlands (geen "op het Nederlands lijkende taal", tenzij je hetzelfde gaat zeggen van alle in Nederland gesproken dialecten), Frans en Duits.

Los daarvan: de "belgenmoppen" op dezelfde pagina hoorden tot het beste wat in het boek stond.


Björn Roose

Lachen als levensvisie (Jeffrey Wijnberg)

My rating: 3 of 5 stars

Eerlijk is eerlijk: ik had dit boekje al eens eerder gelezen. Maar ik zocht iets "lichts" om tussen twee zwaardere kanjers in een rustpunt in te bouwen en daarbij kwam ik toevallig uit bij Lachen als levensvisie van Jeffrey Wijnberg.

Psychologie noch psychiatrie behoren tot mijn vakgebieden, dus moet ik eigenlijk gevoeglijk aannemen wat die mens schrijft, maar dat is bij Wijnberg zelden moeilijk: hij schrijft gewoon aannemelijke dingen. Geen gezwam, geen potjeslatijn, geen gegoochel met afkortingen en andere "ziekten", gewoon rechtdoorzee uitleg over hoe hij de dingen in zijn praktijk aanpakt: met een lach.

Zoals het op de achterflap van het boek staat: "Mensen zien zich graag als complexe en diepzinnige wezens. Vooral psychische ellende kan als ingewikkeld en indringend ervaren worden. Wie problemen heeft, wil daarom - op zijn minst - serieus genomen worden. Buren, vrienden en partners hebben meestal geen geduld voor het aanhoren van andermans pijn. Daarom worden psychiaters en psychologen bezocht die een houding van ernst en begrip etaleren. Maar is een warme blik van acceptatie wel voldoende om verder te komen ? Psycholoog Jeffrey Wijnberg vindt van niet. De mens is meer gebaat bij een 'hersen-schudding'. Mensen in psychische nood draaien rond in hun enge wereld van problemen. De hulpverlener die kan lachen met zijn patiënten biedt nieuw perspectief en de verademing van het relativeren."

En ook zonder psycholoog of psychiater te zijn, ben ik het daarin volledig eens met Wijnberg. We leven in een wereld waarin iedere dag een nieuwe groep slachtoffers wordt uitgevonden, mensen die vinden dat ze er tóch zo ellendig aan toe zijn en daarvan maar al te graag de schuld bij een ander leggen. Bij Donald Trump, bij "klimaatontkenners", bij "racisten", bij "transfoben", desnoods bij het kleine volkje dat 's nachts goed werk komt verzetten, maar dat niet snél genoeg doet. Al die zogenaamde slachtoffers hebben één ding gemeen: ze kunnen niet lachen. Vooral niet met zichzelf. En da's niet omdat ze slachtoffers zijn, nee, da's hoe ze "slachtoffers" worden.

En daar zou een goede psychiater als Wijnberg - veel van die (al dan niet professionele) klagers zitten zonder twijfel regelmatig bij een shrink op de bank - een en ander aan kunnen verhelpen. Ik twijfel er aan dat zo'n luiden een boekje als dit lezen, maar de andere lezers (waaronder ondergetekende) kunnen er óók wat aan hebben. Al is het maar om gezeik kort te sluiten en de pruimen niet zuurder te laten worden dan ze al zijn.


Björn Roose