dinsdag 17 oktober 2023

Cap Blanc-Nez – Pierre Dyserinck (boekbespreking door Björn Roose)

Cap Blanc-Nez – Pierre Dyserinck (boekbespreking door Björn Roose)
Achtentachtig bladzijden, twee verhalen, één mij verder totaal onbekende auteur.

Om met dat eerste te beginnen: Cap Blanc-Nez van Pierre Dyserinck verscheen in 1974 als nummer 53 in de Novellenbibliotheek van vzw De Clauwaert en is dus met die achtentachtig bladzijden niet abnormaal dun. Nogal wat van de andere in deze serie uitgegeven boekjes zijn eveneens in mijn kasten beland (en gezien er vaak knipsels uit Wij bij zitten, kunnen die alleen maar afkomstig zijn uit de uitgebreide collectie boeken die ik vele jaren geleden eens ten geschenke kreeg van mijn oude kameraad Willy) en riskeren omwille van hun gebrek aan omvang óók telkens weer achteruit gedrongen te worden door dikkere exemplaren.

Om dan met het laatste, de voor mij totaal onbekende auteur, verder te gaan, daarover weet de achterflap te vertellen: “Geb. te Aalbeke, 30 april 1937. Woont te Brugge, Kwarteldreef 1. Technisch Landbouwingenieur. Thans bedrijvig in het Verzekeringswezen. Publiceerde tot dusver twee romans: 100 kistjes voor Galutopia 1970 en Als Engels raaigras 1971.” Ik herinner me niet ooit eerder op een achterflap het privé-adres van een auteur gelezen te hebben en al evenmin de tijd waarin mensen nog in “het Verzekeringswezen” werkten, maar Wikipedia “herinnert” zich gelukkig nog wel dat Dyserinck behalve genoemde 100 kistjes voor Galutopia en Als Engels raaigras, en voorliggend Cap Blanc-Nez, ook nog In een wolk van 4711, De grensganger, De fluwelen giftand, en een hoorspel genaamd Brave schreef, wat leuk is aangezien het voor de rest op het hele internet huilen met de pet op is wat informatie over deze auteur betreft.

Enfin, over naar het boek met zijn twee verhalen dan. Één over een koppel dat naar Cap Blanc-Nez gaat en daar figuurlijk en vervolgens letterlijk uit elkaar valt, en één over een koppel dat wel naar Cap Blanc-Nez wil, maar daar wegens (met mijn excuses voor het kort door de bocht gaan) een uit elkaar vallende dochter pas helemaal op het einde van het boek in slaagt. Ik geef het wel zéér kort mee, maar kan eigenlijk ook niet zoveel méér vertellen zonder het verband tussen het eerste verhaal en het tweede verhaal te verklappen, terwijl net de overgang tussen die twee en – helemaal op het einde – het even weer, bijna, vanuit het tweede verhaal in het eerste verhaal terechtkomen, voor mij het sterkste punt van dit boekje is.

De psychologische oorlogsvoering tussen het koppel in het eerste verhaal is ook zeer sterk, en bondig maar knap uitgewerkt door de auteur, maar dat doet de regelrechte miserie in het tweede verhaal helaas nóg ellendiger lijken, en uitgerekend daaraan heb je als lezer na die eerste vijfentwintig bladzijden geen behoefte meer.

Ach wat, misschien was een novelle van amper vijfentwintig bladzijden, grotendeels verteld vanuit het ik-standpunt overigens, wat soms gekunsteld overkomt, soms – het zit met dit boekje op geen enkel moment helemáál snor – gewoon ergerlijk is, niet verkoopbaar, en moest er daarom zo’n human-interestverhaal achteraan geplakt worden. Een postmodern human-interestverhaal dan óók nog, want deze keer is de ik-figuur de auteur zelf (of toch iemand die voor de auteur zelf moet doorgaan), die bij gelegenheid helemaal uit het verhaal weg stapt om even aan het publiek te komen uitleggen waar hij eigenlijk mee bezig is: “.. en heb je ‘t al gemerkt : stilaan ben ik uit mijn dialoog met Mich weggegleden. Gebeurt niet zonder reden : ik had graag nog even bij die synopsis stilgestaan, werkstuk dat Mich al ten voeten uit kent. Wel heb ik lang geaarzeld om het ding in dit verhaal op te nemen. Literair betekent het tweemaal niks en met de inhoud val ik slechts in herhaling. Toch komt het, zo dacht ik althans, de autenticiteit van dit relaas ten goede en dat gaf uiteindelijk de doorslag.” De ‘progressieve’ spelling – ook al zoiets ergerlijk – krijgt u er gratis bij, net zoals mijn oordeel dat die synopsis volkomen overbodig was. Literair betekent die inderdaad niks en inhoudelijk krek hetzelfde. Het zal van het geheel dan wel, wat dan heet, een schrijversroman maken, maar dan toch geen schrijversroman waar ik op zat te wachten. Ook als recensent J.V. in Wij – en ook al in ‘progressieve’ spelling - van oordeel was dat Cap Blanc-Nez “ook naar koncept en stijl variaties [een] zeer originele novelle [was, waarin] Pierre Dyserinck zijn talent als verteller, zijn technische vaardigheid en zijn taalbeheersing [heeft bewezen]”.

“EN TOCH IS ER GEEN FATUM !”, roept op een zeker moment het ik-personage in het tweede verhaal zichzelf toe. Toch wel: het fatum van dit boekje is de reis naar mijn zolder.

Björn Roose

1 opmerking:

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !