vrijdag 15 april 2022

Surprise – Bavo Dhooge (boekbespreking door Björn Roose)

Surprise – Bavo Dhooge (boekbespreking door Björn Roose)
Het is niet gebruikelijk enigszins terug te komen op een oordeel over een boek zo meteen aan het begin van een bespreking daarvan, maar ik zal het deze keer toch moeten doen. Bij mijn bespreking van Opnieuw de Zwarte Weduwnaars van Isaac Asimov schreef ik namelijk dit: “Ik ben op dit moment (…) een bundel kortverhalen van een nog levend Vlaams schrijver aan het lezen en in zo goed als élk van de verhalen zie je de clue van een half uur ver aankomen”. Dat wás al een beetje voorzichtig gesteld (“in zo goed als élk”), maar ik kan nu toch zeggen dat ik hem (“de clue”) niét zag aankomen in Oud schroot, Warmwatervissen, Milo, (ja, die komma maakt deel uit van de titel), Blind date, en Dakisolatie. Samen toch vijf van de twaalf verhalen in deze bundel.

Let wel: ik ben nogal, laat ons zeggen, “getraind” wat kortverhalen betreft. Op den duur weet je vaak dus wel zo’n beetje in welke richting het zal lopen nadat je een bladzijde of twee gelezen hebt, en de verhalen van Bavo Dhooge in deze bundel Surprise zijn nooit langer dan een vijftiental bladzijden, vaak zelfs niet eens tien. Wat voor mij geldt, geldt dus niet noodzakelijk voor een ander. En… een clue is ook niet alles. ‘t Is aangenaam als er een is, maar soms kan een verhaal ook om sfeer gaan, en in het beschrijven van een sfeer is Dhooge duidelijk wél goed. Carls caravan, Hondenleven, Zomerbelofte, Tennissen met Glenn (waarin Dhooge de truc met de deurbel toepast die al in 1997 door David Lynch werd toegepast in Lost Highway), Spaanse les, en De oude postbode maken met die sfeer de voorspelbare of in het geval van Spaanse les ronduit afwezige clue goed.

Alleen Wat ik maar wil zeggen en het titelverhaal Surprise! schieten daarmee op beide fronten tekort. Beide hebben een clue die je echt niet wil verzonnen hebben. Beide zijn zó klinisch, zó van verre observerend, zó door het oog van een camera (in het laatste geval wellicht bewust) bekeken en verteld dat het ook de afstand van de lezer tot het verhaal groter maakt. En in beide gevallen kan de niet lineaire verhaalstructuur dat niet goedmaken. In tegendeel, in Surprise! komt die volkomen gekunsteld over. Dhooge mag Surprise dan wel een goeie naam gevonden hebben voor de bundel als geheel, maar wat mij betreft hadden Surprise! en Wat ik maar wil zeggen niet in deze bundel gehoeven en had het dus bij tien kortverhalen mogen blijven.

Nu ja, Dhooge is kennelijk een dwangmatig schrijver. Sinds zijn debuut in 2001 heeft hij, volgens zijn eigen webstek, “meer dan 100 boeken” geschreven, dus die twee laatstgenoemde verhalen zullen er in gemoéten hebben. Volgens diezelfde eigen webstek is Dhooge trouwens ook “de meest gelauwerde misdaadschrijver van Vlaanderen” en “winnaar van onder andere de Schaduwprijs, de Hercule Poirotprijs en de Diamanten Kogel”, maar ik had desalniettemin nog nooit van hem gehoord. Ik kijk wellicht te weinig tv, heb voor zover ik weet al jaren geen bestsellerlijst meer bekeken, en ben (ondanks het feit dat ik er flink wat lees) niet bijzonder geïnteresseerd in fictie.

Hoe dan ook, die twaalf verhalen komen netjes overeen met die twaalf caravans aan het begin van Carls caravan: “Carl kocht de caravan in een toonzaal die tien keer zo groot was als zijn woonkamer. Er stonden twaalf verschillend modellen in.” Twaalf caravans op de oppervlakte van tien woonkamers… Dat moeten dan toch wel kleine caravannetjes zijn of Carl moet een grote woonkamer hebben, denk ik dan. Leeg zal die toonzaal in ieder geval niet geweest zijn, en dat in tegenstelling tot het leven van Eric in Hondenleven: “‘Als er iets is, moet je het zeggen, Eric.’ ‘Ik voel me gewoon moe. Een beetje… leeg. Begrijp je?’” In tegenstelling tot het leven van zo goed als álle personages in zo goed als ál deze verhalen, eigenlijk. Want de sfeer die Dhooge weet te scheppen, is er een waar je je op z’n zachtst gezegd niet vrolijk van gaat voelen. Het is een sfeer van vermoeidheid, van kleverigheid, volkomen hopeloos, niet eens uitkijkend naar iets anders. Een soort existentialisme, maar dan zonder dat er sprake is van het verdrijven van de zinloosheid door het opbouwen van een eigen ethiek, zonder het einde van een film noir, zonder geweld ook dat aan die zinloosheid enige zin zou kunnen geven (iets als in A clockwork Orange, iets waardoor “zinloos” geweld net zin geeft).

Het is volstrekt onmogelijk de voor de hand liggende clues van een aantal van de verhalen niet te verraden door u méér over het mottige gevoel te vertellen dat je van verhaal naar verhaal achtervolgt, maar ik kan u wel meegeven dat het niet verdreven wordt door een occassioneel stukje humor als dit in Zomerbelofte: “We hadden er ook een paar sterke mannen bij gekregen. Ze maakten deel uit van het pakket. Ook al had je ze niet nodig, ze werden bij de lift geleverd.”

En áls er dan eens iemand doodgaat, toch altijd een interessante manier om een verhaal te eindigen, dan is het per ongeluk. Zoals het wellicht ook per ongeluk is dat Dhooge kennis gemaakt heeft met het vooral in West-Vlaanderen gespeelde kaartspel manillen, dat hij dan ook nog consequent op z’n Frans manille noemt. Toegegeven, dat spel wordt ook wel eens gespeeld in Oost-Vlaanderen, maar het zou me toch wel verbazen dat er een Gentse versie is (de schrijver is Gentenaar) waarin elk van de spelers apart punten verdient en ook nog eens negatief kan staan. Zelfs als je het met drie speelt, speelt er één tegen twee, en als je het met vier speelt, zoals in Surprise!, dan speel je het in koppels en wordt er een (positief) aantal punten per koppel genoteerd (in West-Vlaanderen doorgaans onder de letters “W” en “Z”, zijnde “Wieder” en “Zieder”). Bij Dhooge heet het echter: “Chloë stond op -32 en Mia op -21, Kris stond ongeveer gelijk en Marc was de enige die winst boekte met +12.”

Nu ja, dat wordt goedgemaakt door beschrijvingen als die in Milo,: “Weet je nog hoe we in de vooravond na een hele dag op het strand lange wandelingen maakten? We namen altijd de weg die het minst gebruikt wordt. De weg die de kinderen nemen, weet je nog? De weg die stilletjes van het strand wegkruipt, over de laatste golfbreker naar de duinen sluipt en dan verdwijnt in een laan met hoge populieren die weinig licht doorlaten. Daar speelden oude mensen jeu de boules. De tikkende petanqueballen maakten een al even mooi geluid als de schelpen die overdag in het zand onder onze voeten kraakten.” Je voélt de warmte, de loomheid van zo’n dag, als je dat leest.

En dat Blind date voor één van de beide hoofdrolspeler toch een beetje veel weg heeft van Escape (the pina colada song) van Rupert Holmes is vergeven na het lezen van de laatste paragraaf: op het moment dat je je afvraagt of de schrijver de voor de hand liggende tegenwerping nu écht gaat negeren en dit een qua plot volkomen flauwekulverhaal gaat worden, breit hij er een einde aan dat die tegenwerping volledig nietig maakt en het verhaal een wending geeft die je totaal niet hebt zien aankomen.

Dat Dhooge het in het laatste verhaal, De oude postbode, presteert om een schrijver uitgerekend met uitgeverij Davidsfonds contact te laten opnemen “indien hij zijn werk nog wilde publiceren”, de uitgeverij waarbij ook deze bundel is verschenen, waarbij je je uiteraard afvraagt of hij de naam van die uitgeverij blanco had gelaten tot hij wist bij welke uitgeverij deze bundel zou verschijnen, nemen we hem als goedkoop trucje dan maar niet al te kwalijk. Zeker omdat een paar paragrafen later ook sprake is van… “een weigering van uitgeverij Davidsfonds”.

Samengevat: ik houd mixed feelings over aan Surprise. Misschien was losse lezing van de erin opgenomen kortverhalen beter geweest.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !