Ik heb jaren gedacht dat Aster Berkhof een vrouw was. Toen ik van dat
idee genezen was, dacht ik dat het een Nederlander was. Alleen in
Nederland komt het immers voor dat een man genoemd wordt naar een
bloem (met zijn voornaam, bedoel ik uiteraard, ik hoor u al komen).
Toen bleek dat ook dat niet klopte – Rijkevorsel, waar hij geboren
werd, ligt dan wel vlak bij de grens, maar Lodewijk Van Den Bergh,
zoals zijn naam echt luidde, is géén Nederlandse naam -, bleef me
als waandenkbeeld alleen maar over dat hij jeugdboeken schreef. Dát
klopte gelukkig wel, maar… niet helemaal. De noodklok,
bijvoorbeeld, die ik al jaren in mijn kast heb hangen, excuseer, dat
al jaren in mijn kast staat, is ‘gewoon’ volwassenenliteratuur,
Veel geluk, professor, dat er onlangs bij kwam, eveneens.
Al had ik dan tot op zo ongeveer pagina honderd van dat boek durven
zweren dat het – weerom met die bloemige voornaam in mijn hoofd –
een vroege voorloper van het chicklit-genre was. Een zéér
vroege voorloper, want Veel geluk, professor dateert van 1949,
iets wat overigens in het geheel niet aan de stijl te merken valt
(het boek had gisteren geschreven kunnen zijn óf morgen geschreven
kunnen worden). Veel geluk, professor was ook een van zijn
succesvolste boeken (en hij schreef er honderdeneen); Ja maar
neen, professor uit 1985, De professor wordt minister uit
1986, en Saluut, professor uit datzelfde jaar, waren geen
vervolgen op het boek, maar wel overduidelijke pogingen om het succes
van nieuwer werk te boosten middels verwijzing naar ouder
werk. De drie boeken van halverwege de jaren tachtig werden overigens
halverwege de jaren negentig nog eens uitgebracht in een bundel.
Enfin,
dat doet er niet toe. Toch minder dan wat ik net schreef over dat
chicklit-genre. Het moge duidelijk wezen dat Veel geluk,
professor, honderdnegentig bladzijden dik in de uitgave van Het
Laatste Nieuws, alleen al omwille van het feit dat het dus niét
geschreven is door een vrouw ook niet in dat genre thuishoort, maar
feel good en lichtzinnig is het toch. Mínder lichtzinnig na
de eerste honderd bladzijden, dat wel, en Berkhof weet in de laatste
negentig bladzijden nog een wending te creëren die je even doet
denken dat het toch niet zal eindigen op rozengeur en maneschijn,
maar als je van dit boekje niet vrolijk wordt, moet je simpelweg in
therapie. Het lijkt bijna met dat doel – vrolijk worden, niet
lezers richting therapie sturen – geschreven en kan ongetwijfeld
nog steeds dat doel dienen, zelfs al moet je om tegenwoordig het
soort oord te vinden waar het zich afspeelt wellicht eerder naar een
enigszins achtergebleven ski-oord in de Verenigde Staten dan naar
eentje in het Zwitserse Sankt Moritz, waar het boek zich afspeelt:
“De grote eetzaal van het hotel veranderde rond zeven uur geheel
van uitzicht. Tijdens de dag was het er een ordeloos
weg-en-weer-geloop van skiërs, schaatsers en wandelaars, allemaal
nonchalant gekleed in jongensachtige sportpakken. Ze riepen mekaar
grappen toe, stonden tussen de tafeltjes hete grog te drinken,
knabbelden koekjes, aten sandwiches zonder te gaan zitten en
plaatsten achteloos hun voet op een stoel om hun schoen dicht te
binden. Wie vóór zeven uur ‘s avonds al ‘gekleed’ was, viel
geheel uit de toon. Zelfs oudere dames die nooit buitenkwamen,
droegen kleurige jumpers en dikke wollen rokken of broeken en zware
skischoenen. En de oude heren liepen rond in bruine en blauwe jasjes,
loshangend over een gekleurd hemd of een pull-over met mannetjes, en
ze rookten pijpen of sigaretten, staken de handen in de broekzakken
en gingen ongegeneerd op de tafeltjes zitten om te praten. ‘s
Avonds veranderde dat helemaal. Na zeven uur was er geen enkel skipak
meer te bemerken. De tafeltjes werden netjes in de rij geschoven. De
gebloemde namiddagkleedjes werden vervangen door witte tafellakens.
De schemerlampjes werden aangebracht, en het zilveren eetgerei, en de
met goud beschilderde borden, en de kristallen glazen. En als een
halfuur nadien de eerste avondtoiletten verschenen, werd er alleen
nog zachtjes gepraat, en wie zich verplaatste, ging langzaam en
waardig, en als ze iets uitlegden, deden ze het met stijlvolle,
hoofse gebaren, en het geroep en het gelach van ‘s namiddags
maakten plaats voor de gedempte galante gesprekken en de beheerste
glimlachjes van mensen die ‘hun wereld kennen’. De heren, die
tijdens de dag luidruchtig met de sportief als jongens geklede
meisjes hadden geschertst, bogen nu schroomvallig voor hun zachte,
mysterieuze vrouwelijkheid, en ze hielden een stoel voor hen gereed
en dienden hen met een tedere verering, waarvoor de meisjes met een
stille, gracieuze lieftalligheid dankten.” Ik schreef “een
enigszins achtergebleven ski-oord in de Verenigde Staten”, maar
voor hetzelfde geld beeld ik me dat alleen maar in: de enige keren
dat ik in een ski-oord ben geweest was het telkens midzomer en ál
die ski-oorden leken vooral lawaaierig, lelijk, en – desondanks – prijzig.
Nu goed, bovenstaande citaat is wel zo ongeveer het enige wat ik
aangeduid heb in dit boek. De andere betroffen stukjes humor die niet
in de dialogen lagen (dialogen die – eerlijk is eerlijk –
behoorlijk humoristisch zijn, al halen ze dan niet het niveau van,
pakweg, die van Oscar Wilde). Dit bijvoorbeeld: “En dan zag hij
twee bomen verder een tak op de grond liggen, een pols dik, krak
afgebroken van de stam, een meter boven de grond. Hij raapte hem op,
en terzelfder tijd begon de grote, blauwe plek op zijn schouder
ineens weer pijn te doen, en hij dacht: die twee kennen mekaar.” Of
de reactie van “de kolonel” als de dame met de vijf honden wéér
eens een van haar beesten kwijt is en hem vraagt of hij hem niet
gezien heeft: “Ja (…) Ik heb hem opgegeten. Ik wilde konijn
hebben, maar er was er geen. Dan heb ik dat mormel van u gepakt, naar
de keuken gebracht, en gezegd: stoof dat. Ze hebben het gedaan. Het
was heel lekker. Morgen kom ik een andere halen.”
Wat ook een gepaste reactie zou kunnen zijn na het lezen van dit boek:
het was licht verteerbaar, het heeft gesmaakt, morgen ga ik er nog
eentje lezen. Perfect aanvaardbaar voor wie daar op uit is, maar voor
mij mag het toch net ietsje meer zijn.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !