vrijdag 26 april 2024

Toevalstreffers – Peter Hough (boekbespreking door Björn Roose)

Toevalstreffers – Peter Hough (boekbespreking door Björn Roose)
Toen ik eind 2022 voor een andere firma ging werken, begon daar de week na mij nog een collega in hetzelfde team. Hoewel de firma waarvoor ik en hij toen gingen werken in Erpe-Mere gevestigd is, bleek hij woonachtig te zijn in een deelgemeente van de gemeente waar ik voorheen gewerkt had, zijnde Nazareth. Niet zo bijzonder, Vlaanderen is uiteindelijk ook niet zó groot, maar toch wel eigenaardig dat een paar weken later bleek dat zijn buurvrouw... mijn voormalige directeur bij mijn vorige werkgever was.

Toen we het begin 2024 aan ons “eiland”, waaraan behalve genoemde collega en ikzelf nog een viertal mensen zitten, hadden over eigenaardige namen, noemde ik het geval van een man die ik vele jaren geleden gekend had: hij had een Deense dog, een kanjer van een beest, die hij ‘Muis’ genoemd had. Op zich grappig, maar toch wel héél bijzonder dat een van mijn collega’s meteen reageerde met de vraag: ‘Heette die man soms Jan X?’ (waarbij ik de ‘X’ even gebruik in plaats van zijn echte familienaam). Dat klopte. En zij was als kind opgegroeid in het huis náást dat van hem…

Toen ik in het jaar 2000 voor het eerst binnenkwam in het appartement van mijn toekomstige (en intussen alweer jaren ex-) vrouw, wees ze me op een schilderij. Dat had haar vader vele jaren voor we elkaar leerden kennen gemaakt, zonder naar levend model te schilderen, en zij had het al een hele tijd voor we elkaar ontmoetten. Op dat schilderij stond een jongeman in de kledij van een misdienaar… en met mijn gezicht.

Heeft u dat soort dingen ook wel eens meegemaakt? Van die toevalligheden? In sommige gevallen – zo lijkt het toch – te toevallig om écht toevallig te zijn? Wel, van dat soort gevallen staat Toevalstreffers van Peter Hough bol. Onder tussentitels als Gevonden voorwerpen, Namen en nummers, Dodelijk toeval, Uit de lucht gevallen, Vreemde telefoontjes, en Bizarre verschijnselen heeft Hough in dit boek namelijk honderden “toevalstreffers” uit het door Phillip Schofield in 1996 gepresenteerde programma One in a Million verzameld.

Leuk of minstens interessant om eens te lezen, maar je steekt er niet zo heel veel van op en het is ook geen naslagwerk. Wat dat laatste betreft: ja, er zijn dus tussentitels, maar er is geen register waarin je bijvoorbeeld ‘auto’ of ‘buren’ of weet ik veel wat kan gaan zoeken om zo tussendoor eens wat te lezen over een of ander toeval in verband met auto’s of buren. Je bent dus gedwongen het hele boek te lezen, of hoofdstukken er uit, of flarden, maar je kan niet gericht op zoek gaan naar een onderwerp.

Bovendien valt er nogal wat onderscheid te maken in de aard van het ‘toeval’ waarover de verschillende verhalen gaan. Het verhaal over ‘Vlucht 19’, verdwenen in de Bermuda-driehoek, bijvoorbeeld kan wel te maken hebben met toeval, maar dat het eskader in kwestie van vijf Avenger-torpedobommenwerpers verdwenen, gevonden en weer verdwenen zou zijn is een onzinnige aandikking van het verhaal. Dat flessenpost ook nog gevonden wordt, is deels toevallig, maar het wordt pas echt eigenaardig als zo’n fles tweeduizend mijl verder gevonden wordt door de zus van de onvrijwillige afzender. Dat honden en katten soms over enorme afstanden de weg naar huis terugvinden, heeft in de verste verte niks te maken met toeval, maar alles met een richtingsgevoel dat op een manier functioneert die we niet ten volle begrijpen en enig geluk niet omver gereden te raken. Dat een heel gezin uit dikzakken bestaat en er uiteindelijk gezamenlijk in slaagt op dieet te gaan en gewicht te verliezen, heeft helemaal niks met toeval te maken, noch met enig geluk. Dat iemands naam soms (tijdelijk) iets lijkt te zeggen over diens bezigheden is wellicht inderdaad toeval, al zeiden de Romeinen al dat ‘nomen est omen’.

Dat drie mensen met dezelfde weinig voorkomende familienaam (Serre, destijds 120 keer voorkomend onder de 1.200.000 namen in de Parijse telefoongids), die bovendien – voor zover ze weten – geen familie zijn van mekaar, op een zekere dag met de auto op mekaar botsen, is echter bijzonder gek. Dat honderden mensen, bij verschillende gelegenheden een jongen “over het water [zagen] lopen en rennen, of veel langer dan normaal mogelijk onder water blijven”, is ook nogal eigenaardig. Dat er kikkers uit de lucht vallen, komt wel vaker voor, maar blijft ongetwijfeld opmerkelijk om te zien. Dat twee jongemannen een medicijnman uitlachen en vervolgens zelfs binnen in huis met stenenregens te maken krijgen, is wellicht niet toevallig, maar toch eerder paranormaal dan normaal. Dat een auto met kennelijk slecht werkende handremmen als reclameslogan “Zelfs als hij stilstaat beweegt hij nog” mee heeft gekregen, zou vooral moeten leiden tot het zo snel mogelijk van de aardbodem doen verdwijnen van die reclameslogan. Dat mensen in hun dromen wel eens dingen zien gebeuren die vervolgens ook, in een of andere variant, waar worden, dat weten we allemaal. En dat de kans om de grote pot in de Lotto te winnen (een toevalstreffer die overigens in dit boek niét voorkomt) ongeveer 1 op 8 miljoen is, en daarmee een stuk kleiner dan om te sterven door een blikseminslag (naar verluidt 1 op 3 miljoen, al duikt in dit boek iemand op die in z’n leven zeven keer door de bliksem getroffen werd), belet velen van ons niet Lotto te spelen en tegelijkertijd absoluut niet te geloven dat we ooit door de bliksem zullen getroffen worden.

Zoals gezegd, allemaal leuke of interessante weetjes, maar ik had dit boek veel interessanter gevonden als het uitgebreider gehandeld had over datgene waarover voornamelijk gepraat wordt in de inleiding Wat is toeval?: synchroniciteit. Carl Gustav Jung die het begrip muntte zei naar het schijnt “dat synchroniciteit veroorzaakt werd door de onbewuste geest, waardoor gebeurtenissen iets benadrukken, of informatie verschaffen aan de waarnemer”, met dien verstande dat Jung ook overtuigd was van het bestaan van een “collectief bewustzijn”, in welke zin die “onbewuste geest” moet begrepen worden. Maar Jung illustreerde synchroniciteit ook met dit gezegde: “Meneer Freud heeft het vooral over lust, meneer Adler over de wil tot macht, meneer Jung over het idee van wedergeboorte”. Toeval?

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !