vrijdag 19 april 2024

De ontplofte aap – Opkomst en ondergang van de mens – Jelle Reumer (boekbespreking door Björn Roose)

De ontplofte aap – Opkomst en ondergang van de mens – Jelle Reumer (boekbespreking door Björn Roose)
U weet (of u gaat dat zo meteen weten) dat ik behalve boekbesprekingen ook om de drie maanden een artikel schrijf voor het blad TeKoS (kort voor Teksten, Kommentaren en Studies) en wel telkens over een onderwerp dat (min of meer) in de ecologische hoek zit. Nu eens gaat dat over boeren en auto’s (zoals in mijn artikel Van heilige en onheilige koeien dat in het eerste nummer van dit jaar verscheen), dan eens over oorlogen en ‘het milieu’ (zoals in mijn artikel Tot hier en niet verder van drie maanden daarvoor), dan weer over de invloed van godsdiensten op de manier waarop we met de natuur omgaan (zoals in mijn artikel Tweede keer, goede keer van nog eens drie maanden daarvoor), maar vaak komt er in ieder geval wat literatuur bij kijken.

Niet omdat ik geen inspiratie zou hebben – die is er eigenlijk altijd in dat domein – of niet genoeg tekst om de mij toegewezen bladzijden te vullen (op het einde blijkt het toch altijd weer wat schrappen en herformuleren te zijn om daar niet nét over te gaan), maar omdat een of ander boek dat ik in de aan het schrijven van het artikel voorafgaande maanden ben tegengekomen (al dan niet in m’n eigen boekenkasten) er gewoon om vraagt aangehaald, gebruikt, misbruikt te worden in de gedachtegang die ik, doorgaans in de laatste week voor de deadline, ontwikkel tot een artikel. Zoals dat ook gaat met de artikels van anderen die ik tegenkom (en uitknip of waarnaar ik de link bewaar), citaatjes uit teksten, tweets en dergelijke die zich eveneens, doorgaans in bedroevend kleine hoeveelheden, opstapelen naarmate de ultieme datum nadert.

Ik weet na al die jaren (intussen ben ik toch al negen jaar aan de slag voor TeKoS en daarvóór schreef ik voor een ander tijdschrift op precies dezelfde manier) nog steeds niet hoé dat met die gedachtegang in zijn werk gaat, maar ik weet wél dat als ik een keer probeer te zondigen tegen dat ‘systeem’ en eens iets ga schrijven dat terdege is voorbereid het me bloed, zweet en tranen kost, een inspanning die me niet zo heel erg ligt, en die ik dus doorgaans probeer te vermijden. Toen ik dus ergens eind januari (in een kringwinkel, denk ik) De ontplofte aap van Jelle Reumer tegenkwam, had ik het gevoel dat ik dat boekje wel eens zou kunnen gaan gebruiken voor een mijner artikels, maar het bleef desondanks ongelezen op mijn koffietafel liggen tot halverwege april. Ik had immers toen mijn artikel voor het eerste TeKoS-nummer van dit jaar al klaar en een boekje van niet meer dan honderdveertig bladzijden lezen, kost nu eenmaal zeker niet meer dan een paar dagen, waardoor ik er echt niet eerder dan op een veertiental dagen voor de deadline (in dit geval 1 mei) aan moest beginnen. Een perfecte keuze, zo bleek, want zodra ik het ter hand genomen had, kwam me een artikel onder ogen van een schrijver waarvan ik meteen dacht ‘Gij verdomden ontploften aap!’ en een aantal andere schrijfsels van weer andere mensen waarvan ik dacht ‘Gij moest ontploffen, gij verdomden aap!’. Of die gedachtegang er nu al was voor ik aan dit boek van Reumer begon of pas tot ontwikkeling kwam een keer ik er aan begonnen was, weet ik dus zoals gewoonlijk niet, maar ‘wachten tot je het wit van hun ogen ziet’ heeft dus weer eens gewerkt.

Maar goed, dat laatste is niet uw zorg, tenzij u ook mijn artikels in TeKoS leest (wat ik u uiteraard ten zeerste aanraad, net zoals het lezen van de ándere artikels in TeKoS), dus over naar dit bij Uitgeverij Contact in 2005 uitgegeven boekje. Over de inhoud daarvan staat op de achterflap onder andere dit te lezen: “In De ontplofte aap wordt verteld hoe planten en dieren met hun enorme aantallen hun omgeving het leven zuur maken.” Daar laat ik het op dit moment even bij, want hoewel het boekje als ondertitel Opkomst en ondergang van de mens heeft meegekregen, handelt het inderdaad voor een groot deel wel degelijk over planten en niet-menselijke dieren, hoe die tot ‘ontploffing’ komen, en wat er eventueel volgt op die ‘ontploffing’. ‘Ontploffing’ zoals in plotseling een enorme verspreiding kennen en alles in hun omgeving verdringen. ‘Wat er eventueel volgt’ zoals in uiteindelijk op zijn minst een afvlakking van de curve of het volledig inzakken van diezelfde curve. Planten en niet-menselijke dieren zoals in exoten, maar niet altijd. Japanse duizendknopen (Reynoutria japonica), muiltjes (Crepidula fornicata), drietenige paarden (Hipparion of Hippotherium), korfmosselen (Corbicula fluminalis en Corbicula fuminea), waterpest (Elodea canadensis en Elodea nuttalii) en hun ‘ontploffing’(en) gaan daarbij het verhaal van de ‘ontploffing’ van Homo sapiens vooraf, zij het alleen in het geval van Hipparion ook in de feiten.

Waar het Jelle Reumer namelijk om gaat is de stelling dat de ‘ontploffing’ van welke soort dan ook, soms zelfs binnen zijn natuurlijke habitat, getriggerd wordt door een verstoring. Een verstoring die een natuurlijke oorzaak kan hebben, zoals allicht het geval was voor diegene die het ‘Hipparion-event’ veroorzaakte, net zoals de Grande Coupure en de Great American Interchange de natuurlijke oorzaak waren van de intocht van hamsterachtigen in Europa en grote katten in Zuid-Amerika, maar die in onze tijden (bijna) steevast het werk is van mensen. Een verstoring die bijvoorbeeld kan bestaan uit het op een of andere manier tijdelijk, maar desalniettemin zeer efficiënt, vergiftigen van het milieu van lokale planten, waardoor indringers een tabula rasa aantreffen. Een verstoring die ook kan bestaan uit het veranderen van een milieu zonder dat die verandering noodzakelijk als giftig zal aanzien worden, bijvoorbeeld het afsluiten van een uitloper van de zee van die zee zelf of het versterken van dijken met betonnen constructies. Een verstoring die eveneens kan bestaan uit het veranderen van een natuurlandschap in een cultuurlandschap, dat dan door naïeve natuurbeschermers als dé natuur gezien wordt (bijvoorbeeld heidelandschappen). Een verstoring ten slotte die kan bestaan uit… transport: “De belangrijkste voorwaarde om een invasie te doen slagen is uiteraard de mogelijkheid die wordt geboden om een nieuw gebied te betreden. Dat kan over een droogvallende zeestraat zijn, maar tegenwoordig zijn het vooral de mens en zijn vervoermiddelen die voor het transport zorgen. Vee, konijnen, ratten, mossellarven, mieren en ziektekiemen zijn dagelijks onderweg naar nieuwe leefgebieden. De wereld is één grote en permanente interchange geworden.”

Reumer komt, wat mij betreft toch, ook met genoeg bewijslast (inclusief grafiekjes, kaartjes, en dergelijke meer) om zijn basisstelling hard te maken, al blijft hij een slag om de arm houden door woorden als “vermoedelijk” te gebruiken in een conclusie als deze: “Ik durf hier te stellen dat verstoring, en in het bijzonder de door de mens veroorzaakte verstoring, de randvoorwaarde is voor een succesvolle vestiging van invasieve soorten. De conditio sine qua non. Zonder ons geklooi met de Zeeuwse wateren en de Waddenzee hadden we vermoedelijk geen last van die Japanse oesters. Zonder de Japanse oesters was er geen Lebensraum voor de Amerikaanse vlokreeftjes. Zonder verstoorde riviermilieus was geen succesvolle vestiging van Corbicula fluminalis en Corbicula fluminea te verwachten. En zonder ons eeuwige gespit en geschep en getuinier had de Japanse duizendknoop geen poot om op te staan.”

Het wordt wetenschappelijk én filosofisch pas lastig wanneer Reumer aan de mens toekomt en die tegelijkertijd als oorzaak en gevolg tracht te duiden. Bewonderenswaardig uiteraard dat hij niét poogt voor de ‘ontploffing’ van de mens (want we zijn inderdaad een pest) een oorzaak te vinden naast die van de ‘ontploffing’ van planten en niet-menselijke dieren, maar wetenschappelijk is het niet vol te houden dat iets z’n eigen oorzaak en gevolg is tenzij je dat iets goddelijke eigenschappen toedicht. Ja, je kan best zeggen dat “Homo sapiens (…) een onverbeterlijke genetisch gedwongen reiziger [is]”, maar dat zijn paardenbloemen óók, net zoals – pakweg – de eerder genoemde mossellarven, zelfs al verplaatsen die zich liever liftend dan lopend. En ja, je kan het hebben over de mens die de grote roofdieren overwon, de landbouw introduceerde, de steden deed ontstaan en de geneeskunde ontwikkelde, maar dan heb je het wel telkens over het aanpassen van de omgeving waarin hij terechtkwam, niet over het binnenvallen van die omgeving, én over iets dat ook planten en dieren doen, zij het dan weerom onbewust.

Er ontbreekt kortom iets in de verklaring van Reumer, iets wat er voor zorgt dat oorzaak en gevolg niét samenvallen. Iets als wil misschien? De wil om onbekende oorden op te zoeken, de wil om die aan te passen aan zijn wensen, de wil om daar eventueel op een zekere dag mee op te houden. Dat lijkt me inderdaad iets te zijn waar Reumer geen rekening mee houdt, zelfs geen rekening mee... wil houden. “Het ergste” inzake de ‘ontploffing’ van de mens vindt hij namelijk “de kerkleiders, die ons vanonder mijter en tulband voorhouden dat het gebruik van voorbehoedmiddelen uit den boze is.” Want zo willoos zijn we volgens hem kennelijk dat we daardoor, zoals niet-menselijke dieren door hun instincten, volkomen gedomineerd worden.

Maar daarover heb ik het verder graag in mijn volgende artikel voor TeKoS!

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !