vrijdag 10 maart 2023

De frivole vertwijfeling – Een weerbarstige kijk op de wereld – Mia Doornaert (boekbespreking door Björn Roose)

De frivole vertwijfeling – Een weerbarstige kijk op de wereld – Mia Doornaert (boekbespreking door Björn Roose)
“Mijn goede vriendin, Mia Doornaert”. Zo noemde m’n intussen alweer meer dan twee jaar geleden overleden kameraad Francis Van den Eynde haar telkens hij het over haar had op de redactievergaderingen van TeKoS. Van den Eynde was van alles, maar verre van altijd serieus, dus het kan betwijfeld worden of hij het meende, maar hij stond zeker verre van vijandig tegenover haar.

En daar had hij goede redenen voor: Van den Eynde had een “weerbarstige kijk op de toestand van de wereld”, net zoals Mia Doornaert. En Doornaert viel (en valt, neem ik aan) net zomin als Francis zomaar links of rechts te noemen. Ja, ze hield het 38 jaar uit bij De Standaard en kan dus niet zo héél erg rechts geweest zijn, maar Van den Eynde was dat óók niet. Aan zijn tafeltje in het Brusselse café Het Goudblommeke in Papier gezeten mocht ik ooit het genoegen smaken hem op de door een aantal leden van de Franstalige socialistische vakbond ingezette Internationale te zien “antwoorden” (terugzingen – Francis werd door personeel van de Kamer van Volksvertegenwoordigers wel eens Pavarotti genoemd) met de volledige volgende strofe van dat lied. Het leverde ons een aantal naar ons toegeworpen glazen vanwege de heren vakbondsleden op, maar god wat was het mooi hoe hij ze met zijn eruditie, zangtalent en lef te kakken zette.

Enfin, we gaan het niet hebben over Francis Van den Eynde, maar over Mia Doornaert, voormalig “senior writer en redacteur buitenland” bij het al eerder genoemde De Standaard: “Ze werkte”, zo luidt het op de achterflap, “onder meer als correspondente in Parijs en verdiepte zich jaren in de problematiek van het Midden-Oosten. Ze was voorzitter van de Belgische Vereniging van Journalisten en de eerste vrouwelijke president van de International Federation of Journalists, die zich onder meer bekommert om de persvrijheid in de wereld”, en ze werd in 2003… barones, “om haar journalistieke verdiensten”. Of die “journalistieke verdiensten” iets te maken hadden met haar standpunten is me niet bekend, maar de auteur van de achterflap zegt het als volgt: “Met scherpe pen ontleedt Mia Doornaert in dit boek de sluipende capitulatie voor de islam in onze landen. (…) Ze analyseert haarfijn waarom de Europese Unie bestaat uit de ‘Onverenigde Staten van Europa’. Ze houdt een vurig ‘Pleidooi voor de Rede’, want we ontkennen zo vaak wat onder onze neus gebeurt. En ze verdedigt met passie de vrijheid, de ‘Liberté liberté chérie’, als ons kostbaarste goed. Naast deze vier gloednieuwe essays bundelt dit boek ook twaalf van haar beste columns, die haar tegendraadse, en in brede kringen gewaardeerde, standpunten weergeven.”

Op dit in 2009 uitgegeven eerste boek van haar volgde in 2017 Ontredderde republiek (Zoektocht naar de ziel van Frankrijk) en in 2020 Tegendraads, maar meer ook niet, dus kennis maken met haar standpunten – als u dat destijds niet gedaan hebt als lezer van De Standaard – kan u bijgevolg net zo goed via De frivole vertwijfeling.

Wat niet wil zeggen dat u per se het hele boek hoeft te lezen en dat wel om twee redenen. Ten eerste als u bij bovenstaand citaat uit de flaptekst al iets had van “Tsja, wie niet?” Dan bent u sowieso al wat tegenwoordig “rechts” heet te zijn en zal u in dit boek geen wereldschokkende zaken lezen. Ten tweede omdat de “vier gloednieuwe essays” niet écht gloednieuw zijn. Wél in materiële zin uiteraard, maar wie vervolgens de “twaalf van haar beste columns” gaat lezen, zal merken dat ze daaruit hele passages heeft geleend om ze in die essays te steken. Als lezer kan je je dus net zo goed beperken tot die essays, al begrijp ik – er moest wellicht een kapstok zijn, een verband met haar jaren bij De Standaard (die toen, toch wat betreft het vast dienstverband, net afgelopen waren) – dat de uitgeverij dat niet gedaan heeft. Lees dus, ook als u als “rechtse”jongen/meisje gewoon graag leest, de inleiding Het ontoevallige toeval, De ayatolllah heeft gewonnen, De Onverenigde Staten van Europa, Pleidooi voor de rede en Liberté liberté chérie, maar sla zonder bezwaard gemoed de tussen de essays in geplaatste columns over.

Trouwens, om nog een laatste keer op dat “rechts” en “links” terug te komen: “Ik bedacht tijdens het bekijken van die oude foto’s en brieven dat verdediging van de vrije meningsuiting toen progressief was. En ik vroeg me af hoe en waarom dit de jongste jaren ineens ‘rechts’ geworden is. Tegen Pinochet moest het, tegen religieuze fascisten mag het blijkbaar niet meer”, schrijft Doornaert daarover in Het ontoevallige toeval. “Er is een merkwaardige verschuiving opgetreden in de begrippen ‘links’ en ‘rechts’”, vervolgt ze in De ayatollah heeft gewonnen: “Antiklerikalisme werd ‘rechts’ – tenminste als het over de islam gaat. Ook opkomen voor de vrije meningsuiting is een uiting geworden van de ‘verrechtsing’ van onze democratische maatschappijen”. ‘Wie op zijn twintigste niet links was, is nooit jong geweest, wie op zijn veertigste niet rechts is, is nooit volwassen geworden’ (of iets dergelijks) werd destijds weleens gezegd, maar in onze tijden kan je zonder zélf van positie te veranderen van het ene naar het andere evolueren. Omdat de wereld op zijn kop gezet wordt. De Umwertung aller Werte, om het met Friedrich Nietzsche te zeggen.

Bijvoorbeeld in het geval van vrouwenrechten: “Opvallend, en verontrustend, was dat juist de progressieve partijen verkozen naast dat geweld tegen vrouwen te kijken. IJveren voor zelfs elementaire rechten van vrouwen was plots niet meer progressief maar reactionair geworden, een dekmantel voor racisme en ‘islamofobie’. Moslima’s die vastberaden voor hun rechten opkwamen, waren nestbevuilers.” En toen waren we nog niet eens aan de onzin toe over islamitische vrouwen die zogezegd een hoofddoek dragen omdat ze zo vrijgevochten zijn: “De schrijver Hugo Claus zei ooit dat hij geen non kon zien zonder haar kap van het hoofd te willen rukken. Hij en zijn kringen hebben nooit zoiets durven zeggen of schrijven over de middeleeuwse islamitische hoofddoek die elk haartje moet bedekken of zelfs over de boerka.” Net zomin als aan het aan de ‘conservatieve’ boezem drukken van Dyab Abou Jahjah trouwens: “De linkerzijde raakte in landen als Frankrijk, België en Nederland een groot deel van haar traditionele arbeiderspubliek kwijt, onder meer aan populistische partijen. Ze compenseert dat door de immigranten als achterban en stemmenreservoir aan te trekken. In die gemeenschappen hebben de mannen het voor het zeggen. Vandaar de geringe belangstelling van links voor geweld als het ‘cultureel’ is, dat wil zeggen slechts tegen vrouwen. Dat verklaart dat (salon)socialisten in ons land stokebrands als Dyad (sic) Abou Jahjah en diens fascistoïde AEL (Arabisch Europese Liga) verkozen boven progressieve moslimvrouwen. Als Hezbollah-aanhanger Abou Jahjah in zijn haatdiscours ‘de Vlamingen’ dom en racistisch noemt, is dat geen racisme maar vrije meningsuiting. Als moslima’s geweld tegen vrouwen, waaronder de verschrikkelijke genitale verminking, aan de kaak stellen, is dat ‘polariserend’ en aanzetting tot xenofobie.” Het moge duidelijk zijn dat sommige dingen veranderd zijn, maar andere totaal niet.

Helaas (pindakaas)… Mia Doornaert toont zich in hetzelfde bedje ziek als “links” wat betreft de vrijheid van meningsuiting: ze is er selectief in. Vooral waar het de gedoodverfde vijanden van de islam betreft, de joden. “Je mag net zo goed spotten met de Holocaust als bijvoorbeeld met de Rwandese genocide. Geen enkele wet of regel verbiedt dat”, schrijft ze, maar dat is uiteraard onzin. In de zogenaamde “Negationismewet” van 23 maart 1995 (die ze trouwens zélf aanhaalt in het laatste essay in dit boek) staat namelijk duidelijk “dat het eenieder verboden is om de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duits nationaalsocialistisch regime werd gepleegd” te pogen te rechtvaardigen, goed te keuren, schromelijk te minimaliseren of te ontkennen. En geloof me: “spotten met” zal à la tête du client, want zo werkt dergelijke wetgeving, makkelijk onder een van die vier “misdaden” geklasseerd kunnen worden. Trouwens, zegt ze, “Een feit is wel dat ontkenning of minimalisering van de Shoah meestal voortvloeit uit Jodenhaat, dus uit racisme, dat wel bij wet verboden is”. Los van het feit dat dat zou inhouden dat “joden” een “ras” zijn, is dat natuurlijk een gigantische cirkelredenering: de vrijheid van meningsuiting mag beperkt worden omdat ze al beperkt is.

En dat soort denkfouten begaat de auteur wel vaker, hoe goed ze het ook meent: “We kunnen niet tegelijk de vrije meningsuiting verdedigen en ‘respect’ vragen voor mensen die met geweld dreigen tegen die meningsvrijheid” en “We kunnen niet tegelijk de universele waarden verdedigen en beweren dat die waarden alleen maar ‘westers’ zijn”, vallen duidelijk in die categorie. Ten eerste kan je de meningsvrijheid niet met geweld bedreigen, dat kan alleen met fysieke zaken (waarvan de bedreiging overigens misschien tot gevolg zal hebben dat mensen hun mening niet meer uiten, maar niet dat de vrije meningsuiting als begrip verdwijnt). Ten tweede valt dreigen, voor wie het met de vrije meningsuiting ernstig neemt, nog steeds als het uiten van een mening te klasseren: het effectief gebruiken van geweld niet. Ten derde hoeft niemand zich geroepen te voelen “de universele waarden” te verdedigen en hoort het tot de vrije meningsuiting te zeggen dat die “alleen maar ‘westers’ zijn”. Ten vierde zou je de zaak daar perfect kunnen omkeren zonder in te boeten aan logica (en aan feitelijkheid): “We kunnen niet tegelijk de westerse waarden verdedigen en beweren dat die waarden ‘universeel’ zijn”. En van dat soort fouten kom je er wel meer tegen bij Doornaert.

Niet getreurd echter, elders slaat ze nagels met koppen. Bijvoorbeeld aan het begin van De Onverenigde Staten van Europa: “Europa (…) heeft twee gezichten. Eén is dat van conflict en oorlog. Het andere is dat van de cultuur. Culturele verbondenheid en staatkundige/nationale rivaliteit vormen het essentiële binomium van dit continent. De bloedige geboorte van Europese staten vond plaats onder het uitspansel van Europese culturele eenheid. Sterker nog, rivaliteit en conflict hebben juist bijgedragen tot de culturele, wetenschappelijke en intellectuele schittering, tot de eeuwenlange wereldwijde dominantie van deze kleine uithoek van de Euro-Aziatische landmassa. Een Griekse wijsgeer schreef vijfentwintig eeuwen geleden al dat de oorlog de vader van alle dingen is. Zonder confrontatie van ideeën, ontdekkingen, gevoelens is er geen vooruitgang.” Ik zou daaraan durven toevoegen dat dat vooral geld voor de “oorlog” tussen mensen, competitie genaamd. Haal die competitie en de drang ertoe ervan tussen, iets wat tegenwoordig al van in het lager onderwijs gebeurd, en je houdt niets meer over van de potentiële gevolgen ervan. De vrede van het kerkhof, meer niet.

Dat “nationaal bewustzijn, gesmeed als het is in eeuwen geschiedenis, (…) een sterke emotionele factor [blijft] ook in het huidige Europa”, klinkt daarentegen als het instampen van een open deur, maar is mijns inziens gewoon niet waar. Het komt boven als er gevoetbald wordt, als er geluld wordt over de kwaliteit van bier of frieten, en als er een of ander koningshuis vereerd wordt, maar het met dat alles gepaard gaand vlaggengezwaai is veel meer het gevolg van de activiteiten van slimme ondernemers en regeringen die dat nationaliteitsgevoel levend willen houden - om het dan vervolgens weer in te schakelen in een “Europees” nationaliteitsgevoel, bijvoorbeeld om miljarden belastinggeld te verbrassen aan een oorlog die niet de onze is - dan van een dagelijks beleefde realiteit van de burger. Volken, zo citeert ze dan ook een paar paragrafen verder Hendrik Brugmans, “kiezen zelden de wijste partij. Ze kiezen met graagte voor het nationalisme: niet voor vrede maar voor conflict, niet voor verbroedering maar voor rivaliteit, niet voor verstandig compromis maar voor versterkte tegenstelling”, met andere woorden: voor hetzelfde als een “wijze” regering, maar dan met minder voorbedachten rade. Als die “wijze” regeringen van ons er mee ophouden hun kiesvee op te jutten als het hen past, dan zal dat kiesvee ook niet uit de hand lopen als het hen niet past.

Maar daarna komt dan weer zoiets als “Vredesconferenties in het begin van de twintigste eeuw verkondigden dan weer dat oorlog in Europa onmogelijk geworden was, want daarvoor waren de economische vervlechting van de Europese staten en de uitwisseling tussen hun bevolkingen te intens geworden. (…) Op (…) [de Eerste Wereldoorlog,] die war to end all wars volgde nog geen kwarteeuw later de Tweede Wereldoorlog. En juist uit die bloedigste oorlog vloeit de Europese Unie voort. Het Europese eenmakingsproces, dat oorlog onmogelijk moet maken, is zelf het kind van een wereldoorlog. Oorlog stond niet alleen aan de wieg van veel Europese staten, maar ook van de unie zelf”. We weten intussen dat ook daarmee geen einde kwam aan de oorlogen op het continent, meer nog: dat die Europese Unie, zij het via een proxy en zoals gebruikelijk met de welwillende hulp van de Verenigde Staten, intussen strijdende partij geworden is en daarbij naast militaire wapens ook en vooral economische wapens inzet. Handel is daarmee duidelijk niet alleen niet iets dat oorlogen verhindert – en uit het aantal sanctiepakketten dat de Europese Unie instelt alleen al kunnen we afleiden hoe groot die handel was -, maar ook iets dat gebruikt wordt om oorlogen te voeren. Nog los van het feit dat handel en oorlog al altijd goed samengegaan hebben: wapens worden geproduceerd en verhandeld, bunkers worden gebouwd en verhandeld, huizen worden wederopgebouwd en verhandeld. Allemaal op kosten van de burgers die voor dat alles zo niet met hun levens dan toch decennialang met hun belastinggeld moeten opdraaien. Wie dan ook wint, trouwens, terwijl het tegenwoordig ook niet meer uitmaakt wie wint. Elke partij is van hetzelfde laken een broek.

Maar als we het dan toch over oorlog hebben, Mia Doornaert besteedt ook enige aandacht aan een van de zeldzame Europese landen die toch zoveel mogelijk een eigen koers vaart inzake het conflict in Oekraïne, zijnde Hongarije: “Nieuwe lidstaten zoals Polen en Hongarije zien Europa dan weer als een constructie waarin ze de eigen wensen en verlangens kunnen verwezenlijken. De Europese Unie is voor hen een ruimte voor zelfverwerkelijking, niet voor het opgaan in een anonieme entiteit. Ze hebben zich niet aan Moskou ontworsteld om hun herwonnen soevereiniteit weer prijs te geven.” Wat dan uiteraard door de “Europese” oorlogshitsers als Poetinfreundlich wordt gezien. Maar goed, zoals Doornaert, verder in hetzelfde essay zegt: “Er bestaat geen enkel idee, geen enkele boodschap, die niet ooit is ingeroepen voor het tegengestelde van wat ze beweerde te beogen”. Of verder, in Pleidooi voor de rede: “De kleine, grijze Honecker zag eruit als een vriendelijk burgermannetje, een beminnelijke grootvader. Hij legde tevreden uit hoe goed de mensen het hadden in zijn Arbeiter- und Bauernstaat. Diezelfde Honecker at en dronk en droeg echter zogoed als niets dat in zijn eigen arbeidersparadijs geproduceerd was en dat genoeg moest zijn voor zijn landgenoten. Hij verdedigde het communisme, maar consumeerde als een kapitalist. En hij leek zich absoluut niet bewust van de tegenspraak tussen zijn woorden en daden.” En: “De rede regeert de wereld (…) duidelijk niet. Emotie en passie zijn veel sterker. Dat tonen niet alleen de oorlogen, burgeroorlogen, aanslagen en allerlei vormen van fanatiek geweld. Dat demonstreerde ook de financiële crisis die in 2008 uitbrak. Hebzucht, overmoed en hoogmoed van bankiers wonnen het op rationeel beheer.”

Trouwens, als een soort vooruitblik op “de” wetenschap tijdens de “coronacrisis” kan dit door Doornaert aangehaalde citaat van Richard Pipes, in 2018 overleden emeritus-hoogleraar aan Harvard, wel tellen: “Omwille van de harmonie werden academici met beduidend andere meningen uit deze activiteiten [conferenties, symposia, onderzoeksprojecten, noot van mij] gebannen. Op die manier heerste er aanzienlijke unanimiteit en group think bloeide welig. Er was ruimte voor controverse, maar die was strak omlijnd.” Een citaat over de Sovjet-Unie dat helaas net zo goed van toepassing is op “de” wetenschap in onze tijden in West-Europa. “Het is tijd om af te stappen van het waanidee dat gelovigen irrationeel zijn en dat atheïsten de rede in pacht hebben. Systemen die op het atheïsme en het historisch materialisme gebaseerd waren, hebben het tegendeel bewezen”, voegt Doornaert daar in hetzelfde essay nog aan toe. Wie zich daarin wil verdiepen, zou ik zeker Michael Burleighs Aardse Machten en Heilige Doelen aanraden.

En, nu ik toch verwijs naar andere boeken, vraag ik me af of Karel Anthierens, van wie ik onlangs Gedane zaken besprak, wist dat Georges Wolinksi, de cartoonist die op een van de edities van zijn Press Cartoon Belgium voorziter speelde en later bij de islamitische aanval op Charlie Hebdo werd vermoord, wel extreem-linkse praatjes verkocht, maar z’n portefeuille heel ver rechts had steken. Of zoals Doornaert schreef in de column getiteld Voor het volk, in een Jaguar (daterend van juni 2007): “Als kind werd Elsa elk jaar meegenomen naar la fête de l’Huma, maar dan wel in een Jaguar. Elsa’s vader is de bekende, linkse, Franse politieke cartoonist Wolinski. De Huma is de communistische krant L’Humanité. Het jaarlijkse feest van de Huma is, of liever was, de enige plek waar de gauche caviar ooit in de buurt van arbeiders kwam. Van Elsa Wolinski is net het boek J’ai pas épousé mon père (Michel Lafon) uitgekomen. Leuk en lezenswaardig, bijvoorbeeld ook voor socialistische partijen die zich afvragen hoe en waar ze zo’n groot deel van ‘het volk’ zijn kwijtgeraakt.” Of: “(…) linkse intellectuelen (…) weten wat goed is voor het volk, want zij hebben daarover nagedacht en gedebatteerd in hun esthetisch en ecologisch verantwoorde woningen, en over onberispelijk biologische maaltijden. Als het volk die opinies in het stemhokje niet volgt, tja, dan is de burger onverantwoordelijk, niet de bobo.” Of, in een andere column, Verloren achterban (daterend van juni 2009): “Respect toon je door naar gewone mensen te luisteren en hun bekommernissen au sérieux te nemen. En dat is de afgelopen decennia niet gebeurd. Als die gewone mens durfde te klagen over verloedering van arbeiderswijken door slecht opgevangen immigratie, werd hij om de oren geslagen als ‘racist’. Als hij klaagde over onveiligheid, moest hij zwijgen want dat was maar een ‘gevoel’. Stilaan is dat discours veranderd, maar niet nadat veel sociaaldemocratische partijen een goed deel van hun achterban verloren hadden aan de valse profeten van uiterst rechts.” Dat van die “valse profeten” laat ik in het midden, maar het moge inmiddels toch wel duidelijk zijn dat het discours telkens wéér veranderd als er verkiezingen naderen, maar dat er voor de rest geen bal mee gedaan wordt. Van zodra CD&V verkiezingen ruikt, wordt de partij vlaamsgezind; van zodra VLD dat doet, gaat ze de lasten verlagen; van zodra N-VA aan de horizon stemhokjes ziet opduiken probeert ze het Vlaams Belang langs rechts te passeren en gaat ze belgië splitsen; van zodra de socialisten (Vooruit) wéér een pandoering van de kiezer vrezen, gaan ze de onveiligheid in Sint-Jans-Molenbeek te lijf gaan; en als er een paar duizend boze boeren naar Brussel trekken, vinden álle politici, Groen! op kop, dat ze gelijk hebben en weten ze bovendien wat ze willen, zijnde “rechtszekerheid”. Dat iemand als Doornaert ondanks alles nog in de bekering van politici gelooft (en even later trouwens ook nog beweert dat de “tirannie van de politiek correcte pensée unique aan het afkalven is), is toch wel sterk.

Dat dat trouwens niet uitmaakt omdat de zaken tóch de andere richting uit evolueren, blijkt nog maar eens uit wat Doornaert schrijft in haar laatste essay, Liberté liberté chérie: “Het wordt te vaak vergeten, maar aan het einde van de negentiende eeuw was het keizerlijke Duitsland het enige land ter wereld met een stelsel van sociale zekerheid. Dat was het werk van kanselier Otto von Bismarck. Hij voerde de werkdag van acht uur in, gezondheidszorg, pensioenen. ‘Geef de werkende man het recht om te werken zolang hij gezond is; verzeker hem verzorging wanneer hij ziek is; verzeker hem zijn levensonderhoud wanneer hij oud is’, verklaarde de IJzeren Kanselier in 1862 in de Reichstag.” Zo’n honderdzestig jaar later in belgië heb je nog altijd het “recht” om te werken, maar volstaat voor veel mensen het loon dat ze verdienen op een werkdag van acht uur niet eens meer om hun huur en eten te betalen, laat staan dat er voor hen gezorgd wordt als ze ziek zijn of dat ze ervan kunnen uitgaan dat ze nog een pensioen zullen trekken (je “mag” wel verder bijklussen om je pensioen aan te vullen). Maar Doornaert verwacht wél dat honoré gepluimd (zoals ‘t Pallieterke de belastingbetaler destijds noemde) “het democratische bouwwerk wil schragen” en ook nog, pakweg, “grote infrastructuurwerken” in zijn achtertuin zonder morren aanvaardt.

Zoals gezegd, Doornaert verkondigt in deze essays (en in de columns daartussenin) ideeën die niet altijd even goed gefundeerd zijn, grove denkfouten wisselen de correcte vaststellingen af, maar ik wil toch eindigen met haar column Sluit ons toch niet op in het Vlaams van augustus 2003. Daarin vond ik bijzonder weinig om het niet mee eens te zijn, in tegendeel: ik kan haar volkomen volgen als ze het daarin opneemt voor het Nederlands en tegen het zogenaamde “Vlaams”: “(…) als het over onze taal gaat, wemelt het van de ‘progressieven’ die vastzitten in het determinisme: we zijn cultureel en/of genetisch zo verschillend van onze noorderburen dat er geen Nederlands bestaat maar Ollands en Vlaams. Pseudohippe tieners en pseudoprogressieve volwassenen gaan tekeer alsof ze een freakshow zien wanneer iemand nog mooi Nederlands spreekt. Dat merken, tot hun bittere ontgoocheling, ook Franstalige landgenoten die de moeite hebben gedaan goed Nederlands te leren en dan in Antwerpen of elders uitgelachen worden als ze een kopje koffie en broodjes vragen in plaats van een tas en broeikes of pistoleekes. (…) Alleen grondige taalbeheersing laat toe te denken, te argumenteren, te refuteren, te contesteren. Laat toe te lezen, te begrijpen, op een wonderlijke ontdekkingstocht te gaan die nooit ophoudt. Taalbeheersing is het eerste en allerbelangrijkste instrument van emancipatie. Zonder woorden kun je niet denken.” En: “Dit alles betekent niet dat we onze dialecten en eigen accenten over de haag moeten gooien. Wel dat het intreurig is dat de Vlamingen zich nog altijd niet genoeg thuis voelen in hun taal – het Nederlands – om er blij en vrij mee om te gaan. Ik blijf bijvoorbeeld gehecht aan ‘onvertaalbare’ Zuidwest-Vlaamse woorden als tsjolen en tsjaffelen en ik breng ze mijn omgeving bij. Maar dat betekent niet dat ik ze moet gebruiken in mijn schrijftaal. Als ik tijdens de vakantie eens klaag dat ik altijd de ansichtkaarten moet schrijven, ontwapent mijn partner me door plechtig te verklaren dat hij de timbers koopt en netjes opplakt. Dat betekent niet dat het woord postzegel gebannen moet worden. Het is niet omdat ik van de charme van dialectwoorden houd, dat ik geen vreugde mag beleven aan het spreken en schrijven van een zo rijk mogelijk Nederlands, dat ik niet intens mag genieten van de rijke taal van romans en gedichten.” “Er is niets bevrijdends aan de Vlamingen op te sluiten in hun ‘Vlaams’. Integendeel, achter die versie van de Vlaamse strijd zat altijd een reactionaire ideologie”, schrijft ze verder nog, maar laat ons wel wezen: áls dat al ooit een deel geweest is van enige Vlaamse strijd, dan is het dat nu niet meer. Nu zijn het de franskiljons en de belgicisten en Vlaamse politici in het algemeen die die opsluiting graag in stand houden, tot in Het verhaal van Vlaanderen toe. Want Vlaanderen mag wel bestaan, maar dan alleen als onderdeel van belgië. Al die lieden zouden immers nergens meer staan, als de Vlamingen uit hun kooi zouden weglopen en weer Nederlanders zouden worden. Maar da’s dan weer een inzicht dat… barones Doornaert wellicht niet heeft.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !