Niet echt het soort boek dat ik gewoonlijk lees (al is mijn leesvoer nogal verscheiden), dit Hagakure – Het boek van de samoerai, en mogelijk ook niet iets dat u direct zou aanschaffen, dus stel ik u graag even de auteur voor. Zoals wel vaker gebeurt, is de tekst op de achterflap daartoe geëigend: “Yamamoto Tsunetomo (1659-1719) was een samoerai-adept van de Nabeshima-clan, Heren van de Hizen-provincie. Hij werd boeddhistische monnik in 1700, nadat de sjogoenale regering de praktijk van tsuifuku – zelfmoord van een adept bij de dood van zijn Heer – had verboden. Hagakure is gedicteerd aan een jongere samoerai tijdens een zeven jaar durende retraite.”
Wikipedia (de Engelstalige, want op de Nederlandstalige is geen lemma aan de man gewijd) is zo goed zelfs een portret van de auteur te voorzien (geen idee of het op fantasie berust of op feiten), geeft de jongere samoerai een naam (Tashiro Tsuramoto), en is – zoals de vertaler en inleider van het boek, William Scott Wilson – zo eerlijk te vermelden dat niet alleen de sjogoenale regering maar ook Tsunetomo’s heer zélf, Nabeshima Mitsushige, een verbod op de tsuifuku had ingevoerd.
Wikipedia doet ook iets wat William Scott Wilson vertikt heeft: zeggen waarom we de Hagakure vandaag nog kennen. Scott Wilson vertelt in zijn inleiding dat “vandaag de dag (…) zijn naam bij het Japanse publiek vrijwel onbekend [is]” en dat het “niet geheel juist [is] te stellen dat de woorden van deze betrekkelijk onbekende man van wezenlijke invloed zijn geweest op de Japanse manier van denken”, maar dat men “wel [kan] beweren dat zij een heldere uiteenzetting geven van de buitensporigheden van een van de stromingen die in Japan voorkwamen”. Degene die zijn vertaling naar het Engels vervolgens vertaald heeft naar het Nederlands, M.J. van Maarschalkerweerd-Bakker, heeft het daar ook niet over (over niks, trouwens, de vertaler heeft zich beperkt tot vertalen), dus doe ik het maar even met een… vertaald stukje uit Wikipedia: “De Hagakure was niet algemeen bekend tijdens de jaren volgend op Tsunetomo’s dood, maar tegen de jaren 1930 was het een van de best bekende vertegenwoordigers van de bushido-gedachte in Japan.” Hmmm, de jaren 1930 in Japan… Inderdaad, “Gedurende Japans militarische jaren in de decennia 1930 en 1940 prezen soldaten de Hagakure als een sleuteltekst voor correct samoerai-gedrag”. In het bijzonder dus de jongens van de goddelijke wind, de kamikaze. De staat had het sinds de Meiji-periode (vanaf 1868) al overgenomen van de daimyo, maar de keizer kon voor de militairen perfect dienen als trekpop-Heer (een goddelijke – kami – trekpop zelfs), dus hadden de piloten van de vliegende bommen iets om voor te sterven, zelfs al was keizer Shōwa, beter bekend onder z’n persoonlijke naam Hirohito, absoluut niet van plan zelf het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen.
Hier ingaan op de actieve inbreng van Hirohito en de inzet van de kamikazepiloten ligt evenwel niet in mijn bedoeling, net zomin als aandacht besteden aan de jeugd van Tsunetomo of de verdere historische achtergrond van de samoerai, maar het verdient wél vermelding dat de idealen die hij liet optekenen in de Hagakure op dat moment al zo’n honderd jaar uit de mode aan het geraken waren en dat wat er in staat “geen weldoordachte filosofie [is], noch in de betekenis dat het een weloverwogen of logische argumentatie bevat, noch met betrekking tot de onderwerpen”. “Doordat het een verslag is van gesprekken die in een periode van zeven jaar plaatsvonden,” schrijft Scott Wilson in zijn inleiding, “komen er diverse onderwerpen aan de orde, die variëren van de diepste gevoelens van de schrijver over de Weg van de Samoerai tot besprekingen over de gebruiksvoorwerpen die bij de Theeceremonie horen of hoe een bepaald herenhuis aan zijn naam kwam”. Bovendien was Tsunetomo, aldus weerom Scott Wilson, “de absolute samoerai, zijn gedachten reikten grotendeels niet verder dan de grenzen van het leengoed van de Nabeshima’s, en vele jaren bleef het boek het geheime bezit van de Nabeshima-clan”. Reken daarbij dat de vertaler van de meer dan dertienhonderd “passages” in het origineel er slechts iets meer dan driehonderd heeft geselecteerd en u weet dat – ondanks zijn stelling dat deze selectie “de essentie van het boek weer[geeft]” – u nauwelijks een samenhangend geheel kan verwachten.
Nu goed, William Scott Wilson is ook zo vrij de lezer in zijn voorwoord al mee te geven wat de filosofie van Hagakure is: deze “staat voor een houding die sterk verschilt van ons moderne pragmatisme en materialisme. De aantrekkingskracht ervan is meer gelegen in het intuïtieve dan in het rationele en een van de voornaamste veronderstellingen is dat iemand overal naartoe kan gaan waar hij maar naartoe wil, door er slechts aan te denken. Intuïtie, gebaseerd op oprechtheid en morele begeleiding, voert u terug naar de basis. Het zegt echter niets over tijd noch over winst, en het pleit ook niet voor het verdoen van tijd met vage bespiegelingen over ledigheid. Men leeft in de wereld en reageert op de dingen om zich heen. De vraag is waar men naartoe gaat.”
Die vraag wordt in ieder geval vlug beantwoord. Al in de tweede geselecteerde passage uit Hoofdstuk 1 maakt Tsunetomo dat geheel duidelijk: “We willen allemaal leven. En voor het grootste deel komt onze manier van denken overeen met wat wij plezierig vinden. Maar als iemand zijn doel niet heeft bereikt, is het laf om te blijven leven. Dit is een gevaarlijk dunne lijn. Sterven zonder dat men zijn doel heeft bereikt, is gelijk aan sterven als een hond en het is een uiting van fanatisme. Maar hier hoeft niemand zich voor te schamen. Dit is de kern van de Weg van de Samoerai. Als men in staat is te leven alsof zijn lichaam reeds gestorven is, door zich iedere ochtend en avond in een goede geestesgesteldheid te brengen, zal men in de Weg de vrijheid vinden. Zijn hele leven zal zonder blaam zijn en hij zal zijn roeping waarmaken.” Ik moet toegeven dat die filosofie, dat niet per se willen óverleven, maar werkelijk léven, me al altijd aangesproken heeft en dat ik me sinds februari 2020 zo ongeveer iedere dag geërgerd heb aan de propaganda van overheid en “experten” die net op het tegengestelde gericht was: je leven en dat van anderen opgeven om te overleven.
Naast dié kerngedachte, doorheen het hele werk (of minstens toch de geselecteerde “passages”) te vinden, is er echter ook nog een andere: “Vazal zijn betekent niets anders dan dat men zijn meester steunt, alle zaken goed en kwaad aan hem toevertrouwt en afziet van eigenbelang. Indien er slechts twee of drie zulke mannen zijn, zal het leengoed veilig zijn.” En dié ligt me niet. Ik geloof dat men in de eerste plaats trouw moet zijn aan zichzelf. Mogelijk houdt die trouw ook een vazallenstaat ten opzichte van een ander in, maar dat zou dan het gevolg moeten zijn van een blijvende evaluatie en een correcte inschatting van het “eigenbelang”, en niet van het overdragen van de beslissingsmacht over “goed en kwaad” naar een ander. Dat is moeilijker, vooral omdat “eigenbelang” en eigen belang vaak nauwelijks met elkaar in lijn liggen, maar het is wel perfect in overeenstemming te brengen met die eerste kerngedachte.
Dat gezegd zijnde, het is uiteraard niet mijn bedoeling hier mijn filosofie te bespreken. Maar het is met dit soort boeken ook niet te voorkomen dat je eruit haalt wat je eruit wíl halen. Je begint niet als onbeschreven blad aan een boek, ook niet aan deze “verborgen bladeren” (een van de betekenissen van het woord “hagakure”, naast “verborgen door de bladeren”), noch kan je jezelf (of wíl ik mezelf) volledig leegmaken om vervolgens weer gevuld te worden met de filosofie van een ander (al raadt Yamamoto Tsunetomo aan “te luisteren naar oude verhalen” en boeken te lezen net om “zijn eigen denkwijze van zich af [te] schudden en zich bij die van de ouderen aan [te] sluiten”). Uit de selectie van William Scott Wilson heb ik dus op mijn beurt een en ander geselecteerd. Dingen waarmee ik het volmondig eens kan zijn, dingen waar ik (verder) aan zou willen werken, dingen waarbij ik me verdere vragen stel. Dit bijvoorbeeld: “Het is belangrijk iemand te vertellen hoe u over hem denkt en hem te wijzen op zijn fouten. Het laat zien dat u om iemand geeft en het is een van de belangrijkste dingen die u voor iemand kunt doen”. Maar: “Als u iemand wilt zeggen waar het volgens u op staat, moet u eerst goed nagaan of iemand dit wel aankan. U moet eerst op zeer goede voet met hem staan en u moet er zeker van zijn dat hij u altijd op uw woord gelooft. Als u onderwerpen wilt aanroeren die hem na aan het hart liggen, moet u de juiste toon vinden zodat u goed begrepen wordt. Schat de situatie in en besluit of u het na binnenkomst zult zeggen of dat het beter is om dit aan het einde van uw bezoek te doen. Prijs zijn goede eigenschappen en gebruik alle mogelijke middelen om hem te helpen zijn fouten te ontdekken door bijvoorbeeld over uw eigen fouten te praten, zonder dat u die van hem in het bijzonder noemt. Als u uw mening naar voren brengt op een manier die voor hem weldadig aanvoelt, zoals een slok water voor iemand die een droge keel van de dorst heeft, zal hij zijn geneigd zijn fouten te verbeteren.” In dat eerste ben ik redelijk goed, dat tweede is echter het moeilijkste: het kost tijd. Die tijd kan je nemen in bepaalde relaties, maar het is niet goed (volgens mij) er té veel van te nemen in professionele contacten en waar het zaken betreft die er voor jou persoonlijk ook toe doén. Zeggen waar het op staat, als het kan netjes voorafgegaan door een captatio benevolentiae, kan nu eenmaal niet altijd mét onderscheid des persoons of na veel wachten. Shock and awe werkt bij sommige mensen beduidend beter dan de omzichtige benadering die je na de overweging of ze dat wel aankunnen zou moeten toepassen. En sommige mensen leren gewoon nooit. Voorzichtig blijven aanbrengen, het op den duur zélf maar oplossen, kan voor die mensen prima werken, maar “mijn kas opvreten” is slecht voor mijn zenuwen en ik kan dat dan ook niet blíjven doen. U ziet het: de brokjes filosofie mogen dan wel hapklaar gebracht worden, als je er verder over nadenkt, zijn ze niet altijd eenvoudig te verteren.
En dat geldt ook voor zaken als deze: “Het is grof en dom om neer te kijken op de gewoonten van zijn eigen district en deze als vervelend te beschouwen, of ook maar enigszins open te staan voor de aantrekkingskracht van de gewoonten van de andere plaatsen en erover te denken de eigen gewoonten op te geven. Het is heel waardevol dat het eigen district eenvoudig en ongekunsteld is. Het na-apen van een andere stijl is eenvoudigweg een schijnvertoning”. Of: “Geleerden en dergelijke mensen zijn mannen die door hun vernuft en manier van spreken hun eigenlijke lafheid en hebzucht verbergen”. Dat klopt in een aantal gevallen, zowel het eerste als het laatste, maar het is volkomen fout in andere gevallen. Enige nuance ware dus wenselijk geweest.
Een nuance die Tsunetomo trouwens in een aantal gevallen aanbrengt door zaken te herhalen, maar met bijkomende gegevens. Zo zegt hij bijvoorbeeld een aantal keren dat de samoerai snel moet kunnen handelen, maar in andere passages maakt hij duidelijk dat die snelheid niet samenhangt met onnadenkendheid. In tegendeel: “Als de tijd gekomen is, is er geen tijd om na te denken. En als u niet vooraf inlichtingen hebt ingewonnen, blijft er achteraf niets anders over dan u te schamen. Het lezen van boeken en het luisteren naar de gesprekken van de mensen zijn allemaal nodig om vooraf een besluit te kunnen nemen.” En: “U kunt iets leren van een regenbui. Wanneer u plotseling een stortbui over u heen krijgt, probeert u niet nat te worden en loopt snel door langs de weg. Ook al loopt u steeds even onder de onderste dakranden van de huizen door, u wordt toch nog nat. Wanneer u van tevoren al vastberaden bent, zult u niet voor verrassingen komen te staan, ondanks dat u net zo nat wordt. Dit inzicht geldt voor alle zaken.”
Maar geen angst, wie van oneliners (of net iets meer) houdt, vindt ook nog wel zijn gading in dit werk:
– “(…) er is geen man die niet aftakelt tegen de tijd dat hij zestig is. En wanneer men denkt dat men niet aftakelt dan is de aftakeling al begonnen.”;
– “Leven zonder fouten is echt onmogelijk. Mensen die op een slimme manier door het leven gaan, hebben geen behoefte hierover na te denken.”;
– “Er gaat niets boven niet vertrekken als u niet uitgenodigd bent. Goede vrienden zijn zeldzaam.”;
– “(...) in een tijd waarin de wereld naar een verval afglijdt, is het gemakkelijk om uit te blinken.”;
– of, ten slotte, deze tongue-in-cheek woorden die Tsunetomo zelf toeschrijft aan “een zekere generaal”: “Als soldaten, die geen officier zijn, hun wapenuitrusting willen testen, zouden ze alleen de voorkant moeten testen. Bovendien, versiering op een wapenuitrusting is onnodig, maar men moet wel zeer veel zorg besteden aan het uiterlijk van zijn helm. De helm immers vergezelt het hoofd naar het vijandelijke kamp”.
Deze boekbespreking beëindigen doe ik echter met een (schijnbare?) tegenstelling waar ik niet uit kwam. Misschien kan u dat wél. Het eerste citaat: “Er is werkelijk niets anders dan dat ene doel van het huidige ogenblik. Het leven bestaat uit een opeenvolging van ogenblikken. Als men het huidige ogenblik volledig begrijpt, is er niets anders meer te doen, en niets meer om na te streven. Richt uw leven zodanig in dat u trouw bent aan dat ene doel van het ogenblik. Iedereen laat het huidige ogenblik voorbijgaan, en zoekt er dan naar alsof hij denkt dat het ergens anders te vinden is”. Het tweede citaat: “Zoals Yasuda Ukyo al opmerkte over het laatste wijnglas: alleen het einde van de dingen is belangrijk. Uw hele leven zou u hiernaar moeten leven”. Het derde citaat: “Men zou elke dag het gezegde ‘Dan is nu’ moeten overdenken en het in zijn geheugen prenten. Het is inderdaad vreemd dat men op de een of andere manier gedachteloos door het leven kan gaan. Dus, de Weg van de Samoerai is, dag na dag, het oefenen van het sterven, waarbij men overweegt of het hier of daar zal zijn, zich de mooiste manier om te sterven voor de geest haalt, en vastbesloten is te sterven”. Mij lijkt het dat “het einde van de dingen” samenvalt met het sterven, maar hoe kan je “dat ene doel van het huidige ogenblik” combineren met de doelstelling “dan” zo en zo te sterven? Tenzij “dat ene doel van het huidige ogenblik” ook steeds het sterven is, natuurlijk, in welk geval “dan” inderdaad “nu” wordt.
Maar misschien was Yamamoto Tsunetomo niet zo’n ernstige man als je zou verwachten. Zelfs een van de kerngedachten waarvan eerder sprake, die van het vazallenschap, stelt hij namelijk zélf ter discussie: “Hirano Gonbei was een van de Mannen van de Zeven Speren die tijdens de Slag om Shizugadake recht vooruit de heuvel opstormden. Later werd hij gevraagd de hatamoto van Heer Ieyasu te worden. Op een keer was hij op bezoek bij Meester Hosokawa. De meester zei: ‘De moed van Meester Gonbei is bekend in geheel Japan. Het is toch schandalig dat zo’n moedige man als u zo’n lage rang heeft. Dit is toch wel het tegenovergestelde van wat u wenst. Als u mijn vazal zou worden, zou ik u de helft van het domein geven.’ Zonder antwoord te geven stond Gonbei plotseling uit zijn zetel op, ging naar buiten naar de veranda, en begon, met zijn gezicht naar het huis, te urineren. Daarna zei hij: ‘Als ik uw vazal was, zou ik het niet kunnen maken om vanaf hier te urineren.’”
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !