De auteur van een autobiografie “plaatsen” heeft natuurlijk weinig zin: zichzelf “plaatsen” is immers precies wat zo’n auteur doet en dat in véél meer woorden dan deze boekbespreking kan tellen. Maar aangezien de autobiografie in kwestie, het voorliggende Mijn woestijn dus, intussen al meer dan twintig jaar oud is (zowel de oorspronkelijke uitgave als de vertaling naar het Nederlands verschenen in 1998), verdient de ondertitel Ervaringen van een nomadendochter, topmodel en speciaal ambassadeur van de Verenigde Naties toch enige “bijstelling”.
In 2002 richtte Waris Dirie in Wenen (Oostenrijk) de Desert Flower Foundation op. Gezien de naam van de oprichtster in het Somalisch “woestijnbloem” betekent, lag de naam van de stichting, gericht op het verzamelen van geld om de wereldwijde awareness inzake vrouwenbesnijdenis te doen toenemen, nogal voor de hand.
Een jaar later, in 2003, moest Dirie echter haar titel van “speciaal ambassadeur van de Verenigde Naties” inleveren. Alcoholproblemen zouden aan de basis van de scheiding der wegen gelegen hebben. Niet meteen duidelijk of alcoholproblemen ook de oorzaak waren van haar langdurige uitstapje in Brussel, maar op 5 maart 2008 verdween ze daar, om op 7 maart gezond en wel teruggevonden te worden. Naar eigen zeggen kon ze haar hotel niet meer vinden en was haar niets overkomen. Een verklaring die ze introk toen ze een paar dagen later in een Oostenrijks ziekenhuis lag: daar beweerde ze, aldus Wikipedia, “dat ze door de Brusselse politie behandeld is als een hoer en dat ze ontvoerd en bijna verkracht werd door een taxichauffeur”.
Dit verhinderde niet dat ze in 2010 niet in Brussel, maar in Afrika werd aangesteld als Ambassadeur van Vrede en Veiligheid van de Afrikaanse Unie. Net zomin als het feit dat ze eerst getrouwd was met twee Britten (in beide gevallen om aan “papieren” te komen) en vervolgens met een Amerikaanse jazz-muzikant verhinderde dat ze sinds 2009 voornamelijk in Danzig (Polen) woont, maar de Oostenrijkse nationaliteit heeft.
Enfin, ten dele geen ongebruikelijk parcours voor een meisje dat illegaal Europa binnenkwam, ten dele uiteraard ook wél. Als dat laatste niet het geval was geweest, zou deze autobiografie ook een stuk minder interessant en waarschijnlijk niet geschreven zijn. Al dient gezegd dat het boek werkelijk als één lange opeenvolging van avonturen te lezen valt. Een opener als dit kan tellen: “Ik werd wakker van een heel zacht geluid. Toen ik mijn ogen opendeed, staarde ik recht in de ogen van een leeuw.” En dat is pas het eerste probleem dat Waris Dirie moet overwinnen op haar vlucht uit de Somalische woestijn, een vlucht voor een huwelijk met een man die ze niet kent. De vrouwenbesnijdenis – met een bot scheermes, op een of andere rots, onverdoofd, door een vrouw, brutaal en extreem verminkend – die een aantal keren als thema terugkomt, maar ook niet voortdurend, is dan al jaren achter de rug.
En die vlucht brengt het hoofdpersonage achtereenvolgens naar Mogadishu en Londen en vervolgens zo’n beetje naar overal ter wereld. “Hoofdpersonage”, inderdaad, want Waris Dirie is uiteraard niet de eigenlijke schrijfster van deze biografie. Die schrijfster is Cathleen Miller, die zich naast het schrijven van reisverhalen vooral heeft toegelegd op biografieën. Niet voor niks wordt Waris Dirie in de “Noot van de auteur” voorafgaand aan het verhaal in de derde persoon genoemd: “Mijn woestijn is het ware verhaal van het leven van Waris Dirie en alle gebeurtenissen die erin worden beschreven zijn feiten, die zijn gebaseerd op Waris’ herinneringen.”
We weten allemaal dat herinneringen wel eens sterk kunnen afwijken van de feiten – dat is niet meer dan menselijk –, en ik zou nooit een draak van een uitspraak genre “feiten (…) gebaseerd op (…) herinneringen” durven neerschrijven, maar het is wat het is en het is met dit boek ook niet anders dan met een autobiografie: daarin staat ook alleen maar vermeld wat de auteur het vermelden waard acht. In het geval van de vlucht door en uit de woestijn is dat dus die leeuw, in cirkeltjes lopen, en een poging tot verkrachting door twee mannen die haar meenemen in hun vrachtwagen. In het geval van haar leven vóór die vlucht uit de woestijn: dat de waarde van een leven (zowel dat van een man als van een vrouw – veelal, naar onze normen, nog een kind) er wordt “afgemeten in kamelen”; dat kinderen er slechts kind zijn zolang ze niet kunnen werken (in casu onder andere koeien, geiten, kamelen hoeden, of op zoek gaan naar water); dat de kindersterfte er enorm is; en dat het respect voor de lichamelijke integriteit van vrouwen er tegen het nulpunt aanligt. Kleine meisjes worden hun clitoris, binnenste schaamlippen en het grootste deel van de buitenste schaamlippen afgesneden en vervolgens wordt hun vagina dichtgenaaid tot ze er zelfs alleen maar druppelsgewijs meer door kunnen pissen omdat ze anders geen waardige partij voor een huwelijk zouden zijn, maar ter gelijker tijd is voor de mannen (niet alleen vrachtwagenchauffeurs die lifters meenemen) een klein kind proberen te verkrachten kennelijk zelden een stap te ver.
Vergeet die “maar ter gelijker tijd”: het op die manier verminken van vrouwen, het vrouwen dwingen een hoofddoek te dragen, het hersenspoelen van “verwesterde” vrouwen opdat ze dat dragen van die hoofddoek ook nog zouden zien als een teken van hun vrijgevochtenheid, heeft maar met één ding te maken: minderwaardige mannen, mannen die zich niet opgewassen zien tegen vrouwen, mannen die daarom vrouwen nog van vóór ze dat zijn in een nóg minderwaardiger positie moeten manoeuvreren, mannen die in hun eigen ziekelijkheid bestendigd worden door een godsdienst die door zo’n soort man op poten is gezet. Een godsdienst, de islam, die door de auteur(s) niet één keer desbetreffend aan de schandpaal wordt genageld. Op het einde van het boek is er een pagina voorzien met als titel “Vecht mee tegen genitale verminking van vrouwen”, dat wel, maar daarop gaat het alleen maar over geldelijke bijdragen die gebruikt zullen worden voor “de promotie van educatieve projecten en hulpprogramma’s in drieëntwintig landen”. Als die “educatieve projecten” even goed zijn in het verzwijgen van de essentie van de zaak, is dat gewoon weggesmeten geld.
Zolang men het heeft over “de heersende opvatting” en niet over het feit dat die “heersende opvatting” een essentieel onderdeel vormt van de islam, zolang men denkt dat die “heersende opvatting” als iets aparts kan aangepakt worden, zal er ter zake niks veranderen. Zolang een vader z’n dochters letterlijk verkoopt aan de meest biedende (“(…) weet je hoeveel hij me voor jou betaalt? (…) VIJF kamelen! Hij geeft me VIJF kamelen. (…) Ik ben zo trots op je.”), zullen vrouwen, in al hun onderdelen, altijd quantité négligeable blijven. Zolang een oom, bij wie het kind op de vlucht aanklopt, het feit dat ze niet wil trouwen “met een oude man met een witte baard” die voor haar die prijs wil betalen, haar vrije wil aan de kant schuift met de woorden “En? Wat dan nog? Waris, je moet trouwen. Je vader heeft de kamelen nodig…” zal een dochter voor een vader minder waard zijn dan zijn economische welstand.
Nu, zoals gezegd, niet het hele boek gaat over vrouwenbesnijdenis, verre van. Als Dirie in Mogadishu ronddwaalt, lees je bijvoorbeeld over “de verbluffend mooie witte gebouwen die waren omringd door palmen en felgekleurde bloemen”, een erfenisje van de tijd toen “Somalië een Italiaanse kolonie is geweest”, terwijl ze zich even later afvraagt wat ze op de markt kan kopen met haar “laatste kostbare Somalische shillings”, want Somalië is uiteraard niet alleen in bezit geweest van de Italianen, maar ook van de Engelsen (en, tussen haakjes, de Fransen en de Ethiopiërs). Maar ook over haar ervaringen als arbeidster op een bouwwerf en tante L’uul die haar inzet als quasi gratis opvang voor haar kinderen en huishoudster. Iets waar ze met meer geluk dan wijsheid – haar moeder is per slot van rekening afkomstig uit een vrij rijke stedelijke familie – weet aan te ontsnappen door in Londen ongeveer exact hetzelfde te gaan doen, maar dan voor de ambassadeursfamilie (die ook haar familie is) …
Gelukkig voor het latere fotomodel is die ontsnapping naar Londen niet iets waar haar uiterlijk sterk door verandert, al vreesde haar nichtje daar toch voor: “‘Wat zeg je? Londen!’ Midden in een draai greep ze mijn arm en liet het me uitleggen. ‘Dan word je wit,’ constateerde Fatima nuchter.” Dat zou ongetwijfeld niet meteen geholpen hebben bij het in orde krijgen van haar reispapieren. Die worden haar bezorgd door haar oom Mohammed: “(…) mijn eerste officiële document, aangezien ik nooit een geboorteakte of een ander document met mijn naam erop had bezeten.” Een officieel document dat overigens in no time geleverd wordt en hoogstwaarschijnlijk liegt over haar leeftijd. Het eerste van een hoop officiële documenten waar au fond een en ander fout mee was. En dat om een reis te beginnen die de ene verrassing na de andere zou opleveren: wc’s (die bovendien moeten doorgespoeld worden), roltrappen (met een verloren sandaal tot gevolg), sneeuw (en daar niet op gekleed zijn), schema’s en uurregelingen (voor iemand die altijd met de beweging van de zon heeft geleefd), telefoons (uitleg hoeft daar niet bij), fotomodel Iman (geen familie overigens), modefotografen (in eerste instantie Malcolm Fairchild) en, bijvoorbeeld, de makkelijk te pakken te krijgen jobs bij McDonald’s: “Toen ik voor McDonald’s ging werken, kwam ik erachter dat Haiwu helemaal gelijk had: iedereen die daar achter de schermen werkte, bevond zich in precies dezelfde situatie als ik. De leiding kon misbruik maken van onze illegale status omdat ze ons niet hetzelfde salaris en dezelfde uitkeringen hoefden te betalen als ze normaal gesproken moesten doen. Men wist dat wij als illegale vreemdelingen ons hoofd boven water hielden door ons onzichtbaar te maken voor de regering, en dat we zeker geen aanklacht zouden indienen over lage salarissen. Zolang je maar flink hard werkte, was de leiding niet geïnteresseerd in je verhaal: ze hielden alles strikt geheim.” Dát, de mogelijkheid om salarissen in het algemeen laag te houden, is dan ook één van de twee redenen waarom het kapitaal voor de toestroom van “vluchtelingen” is: hoe meer zielen, hoe minder je ze moet betalen. De andere reden is: hoe meer zielen, hoe meer er geconsumeerd wordt, althans tot de lonen zo laag liggen dat zelfs dalende prijzen niet meer betaalbaar zijn, maar daar maakt geen enkele kapitalist zich zorgen over.
Maar dan toch … weg bij McDonald’s en aan de slag als fotomodel. Hollen van de ene fotosessie naar de volgende casting, beseffen dat de Pirelli-kalender toch eerder een ontkleed- dan een verkleedfeestje is, art directors, kappers, assistenten, meer fotografen, een rolletje in The Living Daylights en vervolgens … papieren nodig hebben, échte, om internationaal te kunnen werken. Papieren die het onderwerp van deze (auto)biografie nog steeds niet had. Dus: paspoort vervalsen (lompweg dat van iemand met de – voor onze Somalische helaas onbekende – naam Marilyn Monroe), schijnhuwelijk en nog een schijnhuwelijk om de problemen op te lossen die ontstaan uit dat schijnhuwelijk, maar zo nieuwe problemen op je nek halen.
En dan: voor de mensen die geïnteresseerd zijn in de modellenwereld – wat ik absoluut niet ben – een inkijkje in wat achter de glamour en glitter zit; voor de tv-ploegen bezig met een human interest-verhaal de zoektocht naar Diries moeder in Somalië en de kortstondige reis in die richting van de gebiografeerde; voor Waris Dirie zelf het afscheid van haar tweede schijn-man en het vinden van de vader van haar eerste kind; en ten slotte, uiteraard, de nieuwe (en intussen dus voorbije) rol als speciaal ambassadeur van de Verenigde Naties. Zeker lezing waard, het hoofdstuk over dat laatste, al zal het aantal vrouwenbesnijdenissen er niet door verminderd zijn, net zomin als haar mening over de al een eeuwigheid lopende gewapende conflicten in Somalië verhinderd hebben dat er tot op de dag van vandaag sprake is van iets dat minstens in bepaalde regio’s heel dicht tegen een burgeroorlog aan zit. Niet dat die mening van haar ook maar ergens in de buurt komt van iets dat mannen – uiteraard de fout van alles – zal overtuigen van haar gelijk: “Als we hun ballen zouden afsnijden, zou mijn land misschien een paradijs worden. De mannen zouden rustiger worden en meer openstaan voor de wereld. Zonder die constante toevoer van testosteron zou er geen oorlog zijn, geen moord, geen diefstal, geen verkrachting. En als we hun geslachtsdeel afhakken en hen aan hun lot overlaten, of ze nu doodbloeden of het overleven, dan zouden ze misschien voor het eerst begrijpen wat ze hun vrouwen aandoen.” Zal allemaal wel héél stoer klinken in de oren van sommigen, maar voor mij klinkt dat alsof je nog niet écht iets geleerd hebt inzake het verminken van mensen. Als je die passage dan ook nog laat volgen door “Mijn doel is de vrouwen van Afrika te helpen. Ik wil ervoor zorgen dat ze sterker worden, niet zwakker. Door genitale verminking worden vrouwen namelijk lichamelijk en emotioneel enorm verzwakt”, zie ik die mening van me alleen maar bevestigd. De helft van de bevolking verminken om de andere helft te “helpen”, is immers precies wat “de mannen” in Somalië aan briljante ideeën hadden qua praktische toepassingen van de Koran. Als je als vrouw niets beters weet te verzinnen, dan bén je ook niet beter.
Ik sta dus een beetje ambivalent tegenover dit boek. Interessante passages, lezenswaardige stukken, worden afgewisseld met dingen die me absoluut niet boeien of me zelfs tegen de borst stoten. Nah ja, weer een boek dat plaats kan ruimen voor een exemplaar dat ik liever wil houden.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !