vrijdag 23 juli 2021

De sprekende steen – Isaac Asimov (boekbespreking door Björn Roose)

De sprekende steen – Isaac Asimov (boekbespreking door Björn Roose)
Ik heb al wel eens eerder vermeld (in mijn bespreking van Bicentennial Man/Positronisch Brein met name) dat ik alle boeken van Isaac Asimov in mijn boekenkasten minstens één keer eerder gelezen heb (sommige zelfs al vóór ze in mijn boekenkasten terecht kwamen). Maar ook dat ik van de boeken in kwestie niet telkens een bespreking had geschreven en dat ik ze daarom opnieuw beginnen lezen was. Daarom uiteraard en ook gewoon omdat Asimov een geweldige schrijver was.

Conclusie van deze boekbespreking zal dus zijn: als u ooit De sprekende steen tegenkomt in een boekhandel (wie weet wordt het boekje heruitgegeven – mijn exemplaar verscheen in de serie Zwarte Beertjes van A.W. Bruna & Zoon in 1970; de oorspronkelijke bundeling, Asimov’s Mysteries, verscheen in 1968), op een rommelmarkt of een bibliotheekverkoop, koopt u dan dat boekje, het is de moeite waard. Hoe ik tot die conclusie gekomen ben, leest u hieronder.

Wel … omdat letterlijk geen van de in dit boekje gebundelde kortverhalen te wensen overlaat. De sprekende steen (het titelverhaal), Dood van een blondine, Het einde van de nacht, Pâté de foie gras, Poeder des doods, ‘Ik ben in Marsport zonder Hilda’, Gestrand in de ruimte, Na twintig jaar, Overlijdensbericht, Sterrenlicht, De sleutel én Biljartbal zijn stuk voor stuk schitterende crossovers tussen detective en science-fiction. En dan bedoel ik niet dat het om detectivewerk in de ruimte gaat, al komt er af en toe wat detectivewerk in de ruimte bij kijken uiteraard, maar dat de science in science-fiction ook effectief deel uitmaakt van het raadsel en, zeer vaak, de oplossing.

Ja, de sprekende steen in De sprekende steen is een sprekende steen, een silicony – waarvan Asimov een bijzonder gedetailleerde beschrijving geeft -, maar de oplossing van het raadsel dat zich in zijn aanwezigheid voltrekt, zit niet in het feit dat hij spreekt, maar in de wijze waarop hij denkt. Een wijze waarvan ene doctor Urth (uit te spreken als het Engelse “earth”) op de hoogte is en waarmee hij de officiële speurders kan helpen.

Ja, er wordt flink wat klassiek detectivewerk geleverd in Dood van een blondine, maar het is het werk van de in Sint-Petersburg geboren chemicus Friedrich Konrad Beilstein, het in 1881 verschenen Handbuch der organischen Chemie (dat tegenwoordig – nog niet toen Asimov dit verhaal schreef – raadpleegbaar is onder de vorm van de Beilstein-databank), dat de sleutel tot de oplossing vormt.

Ja, Het einde van de nacht speelt zich volledig op Aarde af, maar het is met de toenmalige wetenschappelijke kennis aangaande de andere planeten in ons zonnestelsel dat de al eerder genoemde en ook verder nog opduikende doctor Urth de moord op Romano Villiers oplost. “Toenmalige”, inderdaad, want Asimov zag zich genoodzaakt in de bundeling een noot van de auteur op te nemen, waarin hij uitlegde dat de wetenschappelijke kennis sinds het jaar waarin het verhaal geschreven werd geëvolueerd was (spoiler alert): “Een van de gegevens in dit verhaal, dat in 1956 werd geschreven, is inmiddels achterhaald; in 1965 is namelijk ontdekt dat de planeet Mercurius niet voortdurend met één kant naar de zon is gekeerd, maar in een tijdsbestek van ongeveer vierenvijftig dagen om zijn as wentelt.”

Ja, Pâté de foie gras leest als een sprookje (De gans met de gouden eieren), maar het verhaal zit proppensvol chemie en biologie. Het gaat er immers om te weten te komen waarom déze gans gouden eieren legt. Leuke vondst trouwens van Asimov om zichzelf daar ten tonele te voeren als niet meer dan de ghostwriter van de verteller: “Ook al zou ik het willen, mijn ware naam kan ik u niet noemen en onder de gegeven omstandigheden heb ik er ook totaal geen zin in. Zelf ben ik niet zo’n geweldig stylist en daarom heb ik Isaac Asimov gevraagd dit voor mij op te schrijven. Ik had twee redenen om hem te benaderen. In de eerste plaats is hij biochemicus, dus begrijpt hij wat ik hem vertel, althans een gedeelte ervan, en in de tweede plaats kan hij schrijven ; tenminste, hij heeft een flink aantal boeken op zijn naam staan, wat natuurlijk niet hetzelfde is.” Waarna de verteller, op het einde van het verhaal en omdat hij er samen met zijn collega’s wetenschappers niet uitkomt, ook nog de lezers van Asimov bij de kwestie betrekt: “In een armzalige poging om leuk te zijn zei ik: ‘We zouden een advertentie in de krant kunnen zetten!’ En dat bracht me op een idee. ‘Science fiction,’ zei ik. ‘Wat?’ zei Finley. ‘In science-fictiontijdschriften worden vaak onwaarschijnlijke nepverhalen afgedrukt. De lezers vinden dat leuk. Ze interesseren zich ervoor.’ Ik vertelde over de verhalen van Asimov die ik ooit gelezen had. Mijn gehoor luisterde, maar weinig enthousiast. ‘We zullen zelfs niet in conflict komen met de veiligheidsvoorschriften,’ zei ik, ‘want niemand zal het geloven.’ Ik memoreerde Cleve Cartmill, die al in 1944 een verhaal gepubliceerd had waarin de atoombom ter sprake kwam. De FBI was toen zo verstandig geweest zich kalm te houden in plaats van er een rel van te maken. ‘En liefhebbers van science-fictionverhalen zitten vol ideeën. U moet dat soort mensen vooral niet onderschatten. Ook al weten ze van een verhaal dat het een grap is, toch overladen ze de uitgever met tips en aanwijzingen. En aangezien wij om ideeën verlegen zitten, omdat we op een dood spoor zijn beland, hebben we niets te verliezen.’”

Ja, Poeder des doods gaat over een moord op – Isaac Asimov was immers, zoals hierboven aangegeven, behalve schrijver ook biochemicus – een chemicus, en de manier waarop de moord gebeurd is wordt ook vrij snel ontdekt, maar de fout in het denkpatroon van de killer kan – zoals in Het einde van de nacht – alleen maar veroorzaakt zijn doordat deze afkomstig is van een bepaalde plek in het zonnestelsel, in dit geval een maan van Saturnus.

Ja, Gestrand in de ruimte gaat over een “schip” dat in panne ligt in de ruimte nadat het getroffen is door een meteoriet, maar het is de wetenschap van het moment van het schrijven die de bemanning terug met de voetjes op de grond brengt. Zoals het wetenschap, detectivewerk en een toen nog volkomen imaginair internet (hier Multivac gedoopt) zijn die in het daarmee samenhangende verhaal, Na twintig jaar, diezelfde bemanning aan het zweven krijgen.

En ja, Overlijdensbericht gaat over een wetenschapper die de uitvinding van zijn leven doet, maar er geen rekening mee gehouden heeft dat zijn vrouw wel eens gewiekster dan hij zou kunnen zijn, terwijl in het zeer korte Sterrenlicht net een personage de hoofdrol speelt dat tot z’n eigen verbazing niét gewiekster is dan de wetenschapper die hij vermoord heeft.

Over De sleutel heb ik het al eens gehad in een van mijn artikels voor TeKoS, dus laat ik dat verhaal hier onbesproken (u had maar een abonnement op TeKoS moeten nemen, nietwaar?), maar ik geef u wel graag mee dat we hier te maken hebben met een interessante mengeling tussen ecologie, de kwestie hoe je overbevolking aanpakt (laat ons wel wezen: die wordt op dit moment simpelweg niét aangepakt en in het verhaal óók niet), psychologie, en geschiedenis van de wetenschap.

En in De biljartbal wordt een uiterst wetenschappelijk spel als biljart (want dat is het) gespeeld op meer dan één speelveld en onder wat minder, laat ons zeggen, bezwarende omstandigheden.

Alleen ‘Ik ben in Marsport zonder Hilda’ valt een beetje buiten het wetenschappelijke stramien, al is psychologie volgens sommige mensen natuurlijk óók een wetenschap. Bijzonder aan dit verhaal is echter dat het geschreven is in de ik-vorm (zoals Pâté de foie gras, maar zonder dat er aangegeven wordt dat de ik in werkelijkheid een derde persoon is) en dat die ik een min of meer typische hard-boiled detective is: een stoere kerel die met de nodige sluwheid en hardhandigheid wel wint van de misdadiger, maar verliest in zijn persoonlijke leven. Een paar citaatjes om u te sappel te maken (iets wat het hoofdpersonage ook doet met de verdachten, overigens): “En dus belde ik Flora – Flora met wie ik in het verleden een paar keer een avontuurtje had gehad – en ik deed het per videofoon. Dat zoiets een smak geld kostte kon me op dat moment niet schelen. Ik gaf mezelf weinig kans van slagen, want de mogelijkheid was lang niet uitgesloten dat ze niet thuis was, dat ze wel thuis was maar niet opnam of zelfs dat ze dood was. Maar ze bleek wel thuis te zijn, ze nam wel degelijk de hoorn op en ze was allesbehalve dood.” “Flora was een meisje dat … Nou ja, in haar kamers heerste een zwaartekracht die lager was dan die op Mars, 0,4 van de aardse zwaartekracht. Natuurlijk kostte een dergelijke voorziening een lieve cent, maar u kunt rustig van me aannemen dat het de moeite waard was, en Flora had er het geld voor. Als u ooit een meisje in uw armen gehouden hebt bij 0,4 van de aardse zwaartekracht, dan hoef ik u niet uit te leggen wat dat wil zeggen. En als u die ervaring niet kent, dan heeft een uitleg geen zin. In dat geval kan ik alleen maar medelijden met u hebben.” “Ik begon te lachen en vertelde hem in alle noodzakelijke anatomische details wat hij met dat klusje moest doen, en ik bood hem bij wijze van hulp zelf een hamer aan.” En ten slotte: “Toen draaide ik me om en deed het moeilijkste dat ik ooit heb gedaan in heel mijn vervloekte, waardeloze zwerversbestaan. Ik glimlachte.”

Dat laatste, glimlachen, is zeker niet moeilijk bij het lezen van deze verhalen. Er wordt nogal wat gesneuveld, uiteraard, zoals dat in detectiveverhalen wel vaker gaat, maar de manier waarop de misdaden opgelost worden, is zeer bevredigend voor de lezer. De sprekende steen is meer dan 200 bladzijden louter genieten en je leert er ook nog een en ander van bij. Bijvoorbeeld - voor wie geïnteresseerd genoeg is om na het lezen van zo’n verhaal eens te gaan controleren op Multivac, excuseer, het internet, wat er van aan zou kunnen zijn – dat de in Pâté de foie gras genoemde Cleve Cartmill inderdaad bestaan heeft en met zijn in 1944 gepubliceerd verhaal Deadline de aandacht van de FBI trok vanwege de gedetailleerde beschrijving van een nucleair wapen dat wel heel erg leek op datgene dat werd ontwikkeld in het uiterst geheime Manhattan Project. Misschien niet geheel toevallig ook, want Cartmill werkte een tijdje voor de American Radium Products Company, was later mede-uitvinder van het zogenaamde Blackmill-systeem voor hoge-snelheidstypografie en vader van een zoon, Matt, die professor in de biologische antropologie aan de Universiteit van Boston zou worden. De science in science-fiction staat daar in dit soort gevallen duidelijk niet voor niets.

Björn Roose

2 opmerkingen:

  1. Je kan er wel wat van... Weer eens mijn interesse gewekt voor een schrijver die ik wel kende bij naam, maar van wie ik tot op heden nog geen boek las. Daar ga ik binnenkort dus wat aan doen =]

    BeantwoordenVerwijderen

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !