Bijschrift toevoegen |
Keukenstilleven met Christus in het huis van Marta en Maria – Een showstuk van Frans Ykens (1601-1693) … laat ons wel wezen, dat is een verdomd lange titel. Al helemaal voor een boekje dat amper 60 bladzijden telt, waarin de tekst dan ook nog maar goed is voor een grote twintig bladzijden.
Maar véél illustraties is dan ook deel van het concept van de boekjes die verschijnen in de Phoebus Focus-reeks waarvan ik er hier al een paar eerder besprak. Deze reeks heeft dan ook kunst tot onderwerp en kunst moet je zién. Nog beter “in het echt”, natuurlijk, maar dat belet niet dat het boekje van de hand van Prisca Valkeneers de moeite van het lezen en het bekijken van de illustraties waard is.
De ten tijde van het verschijnen van het boekje (2018) 40-jarige licentiate in de Kunstwetenschappen en Archeologie won met haar eindverhandeling over gotische gewelfschilderingen de scriptieprijs van het Algemeen Nederlands Verbond, werkte bijna tien jaar als wetenschappelijk medewerker voor het Centrum Rubenianum in (uiteraard) Antwerpen en is tegenwoordig freelance kunsthistorica (ik neem aan dat dat nog steeds het geval is). In dit boekje, het tweede in de Phoebus Focus-reeks, laat ze haar licht verschijnen over het al eerder genoemde Keukenstilleven, een werk in het bezit van The Phoebus Foundation.
In de bespreking van het eerste boekje in deze reeks, Sint-Lukas schildert de Madonna – Het verhaal van een bijzonder motief, had ik het al over de samenwerking tussen Openbaar Kunstbezit Vlaanderen en The Phoebus Foundation, deze keer besteed ik graag wat aandacht aan die Foundation. En dat doe ik met een citaat van Katharina Van Cauteren, “stafchef van de kanselarij” van de Foundation, uit het voorwoord bij dit werkje:
“Inzicht verweven (sic) in onze cultuur en cultuurgeschiedenis: dat is wat we bij The Phoebus Foundation doen. Daarbij focussen we in de eerste plaats op de objecten uit onze eigen verzameling. De kern daarvan vormde ooit de privécollectie van Fernand en Karine Huts, en/of van het bedrijf Katoen Natie. Intussen zijn deze kunstvoorwerpen echter ondergebracht in een kunststichting naar Angelsaksisch model: The Phoebus Foundation, een onafhankelijke juridische structuur die geheel los staat van de groep Katoen Natie. Want bedrijven komen en gaan – maar stichtingen blijven bestaan. Dankzij The Phoebus Foundation is de kunstcollectie onttrokken aan het industriële en financiële risico van de bedrijvengroep. Indien Katoen Natie ooit in zwaar weer belandt, dan kunnen de kunstwerken niet worden verkocht ten bate van de firma.
Ook de familie Huts claimt geen enkel recht op de eigendom van de kunstwerken van The Phoebus Foundation. Meer nog: de familie is expliciet uitgesloten als begunstigde van de stichting. Daardoor kunnen de leden van de familie de verzameling nooit geheel of gedeeltelijk te gelde maken, en blijft de collectie integraal bewaard voor de toekomst.
Toch dankt The Phoebus Foundation alles aan Katoen Natie en de familie Huts. Dag in dag uit financiert het familiebedrijf het wetenschappelijk onderzoek, het behoud en de restauratie van de kunstwerken uit de stichting. Dankzij deze gecombineerde inspanningen kon niet enkel Ykens’ intrigerende Keukenstilleven worden verworven voor de Foundation, maar kon het werk ook worden onderzocht, gepubliceerd en met u gedeeld.”
En nu krijgen de abonnees van OKV-magazine dus ook bij iedere editie van het blad (elke drie maanden) zo’n boekje uit de serie op hun bord. Ik had al veel respect voor Fernand Huts, maar dat is alleen maar groter geworden.
Maar goed, terug naar het boekje. Valkeneers heeft het daarin voor de duidelijkheid niet alleen maar over het in de titel genoemde werk, maar ook over het genre in het algemeen: de “showpieces” waarin (exotisch) fruit en groenten, geschoten (en eventueel gevild) wild, vis, brood, enzovoort de show stelen. Een genre dat voortkwam uit de marktscènes waarin “nog vooral de figuren de dienst uit[maken]” en evolueerde naar stillevens met alleen maar eten en drinken, maar waarin dit Keukenstilleven een bijzonder exemplaar vormt. Het zit immers “op dat scharniermoment, de overgang tussen het verbeelden van het zuiver religieuze onderwerp en het pure – althans op het eerste gezicht – profane thema”, want er is in de linkerbovenhoek van het schilderij wel degelijk plaats gemaakt voor Marta en Maria en hun bezoeker Jezus Christus. Het is daarmee ook “een beetje old school”, want “niet alleen in de zeventiende eeuw wordt de combinatie religieuze scène/keukenstuk veeleer de uitzondering dan de regel”, maar “ook binnen Ykens’ eigen oeuvre is dit schilderij – voor zover bekend – het enige monumentale werk waarin hij deze formule nog hanteert”, én hij werkte maar zelden op zo’n grote schaal (162 x 242,5 centimeter).
Het heeft geen zin hier hele stukken over te nemen uit de teksten omtrent “leven en werk” van Frans Ykens, “Exotische nieuwigheden”, “Koken kost geld”, enzovoort, maar het verdient zeker wel vermelding dat de auteur ook, in losse kadertjes, aandacht besteed aan een paar faits divers.
Zo bijvoorbeeld het gegeven dat het vegetarisme in onze contreien al opkwam in … de zeventiende eeuw. Iets waarvoor de intellectuele grondslag overigens gelegd was door Pythagoras: “Na de dood kwam je terecht in een ander lichaam, mens of dier, stelde de oude Griek. En je lieve oma opeten, dat was een vreselijke gedachte!” Bovendien: “In het Aards Paradijs werden geen dieren gegeten, luidde de redenering. Zelfs het ene beest vrat het andere niet op: leeuw en lam leefden vredig samen. En ook in de hemel wachten je geen gebraden kippetjes … Daar komt nog eens bij dat groenten eten geacht werd agressieve karakter te kalmeren.”
Maar ook kookboeken blijken al vrij lang te bestaan. Bijvoorbeeld Het koocboek oft familieren keukenboec van Antonius Magirus uit, echt waar, 1612. En dat bracht hij aan de man met dezelfde argumenten als nu nog steeds gedaan wordt. Hij koos er voor “om spaarzaam, met weinig kosten en grote nauwkeurigheid, goed, lekker en uiterst deskundig te koken” en hoopte dat zijn boek zou gebruikt worden “opdat iedereen met minder moeite, kosten en tijdverlies, een paar potagies, sauzen, saucijsjes en andere te bereiden spijzen kan vinden die passen bij zijn verwende zintuigen, verlangen of smaak”. Wie eens wil proberen of ook zijn “verwende zintuigen, verlangen of smaak” kunnen bevredigd worden met de recepten van Magirus (wat overigens “kok” betekent in het Grieks), kan hier dit boek vinden. Het kan enige moeite kosten om het oude Nederlands te vertalen naar nieuw, maar geef toe: in hoeveel recente kookboeken bent u een recept tegengekomen om “conserve van roosen” te maken of “sauce die goet is, ende hondert jaeren duren mach”?
In ieder geval weer een interessante episode van Phoebus Focus, dit boekje van Prisca Valkeneers.
Maar véél illustraties is dan ook deel van het concept van de boekjes die verschijnen in de Phoebus Focus-reeks waarvan ik er hier al een paar eerder besprak. Deze reeks heeft dan ook kunst tot onderwerp en kunst moet je zién. Nog beter “in het echt”, natuurlijk, maar dat belet niet dat het boekje van de hand van Prisca Valkeneers de moeite van het lezen en het bekijken van de illustraties waard is.
De ten tijde van het verschijnen van het boekje (2018) 40-jarige licentiate in de Kunstwetenschappen en Archeologie won met haar eindverhandeling over gotische gewelfschilderingen de scriptieprijs van het Algemeen Nederlands Verbond, werkte bijna tien jaar als wetenschappelijk medewerker voor het Centrum Rubenianum in (uiteraard) Antwerpen en is tegenwoordig freelance kunsthistorica (ik neem aan dat dat nog steeds het geval is). In dit boekje, het tweede in de Phoebus Focus-reeks, laat ze haar licht verschijnen over het al eerder genoemde Keukenstilleven, een werk in het bezit van The Phoebus Foundation.
In de bespreking van het eerste boekje in deze reeks, Sint-Lukas schildert de Madonna – Het verhaal van een bijzonder motief, had ik het al over de samenwerking tussen Openbaar Kunstbezit Vlaanderen en The Phoebus Foundation, deze keer besteed ik graag wat aandacht aan die Foundation. En dat doe ik met een citaat van Katharina Van Cauteren, “stafchef van de kanselarij” van de Foundation, uit het voorwoord bij dit werkje:
“Inzicht verweven (sic) in onze cultuur en cultuurgeschiedenis: dat is wat we bij The Phoebus Foundation doen. Daarbij focussen we in de eerste plaats op de objecten uit onze eigen verzameling. De kern daarvan vormde ooit de privécollectie van Fernand en Karine Huts, en/of van het bedrijf Katoen Natie. Intussen zijn deze kunstvoorwerpen echter ondergebracht in een kunststichting naar Angelsaksisch model: The Phoebus Foundation, een onafhankelijke juridische structuur die geheel los staat van de groep Katoen Natie. Want bedrijven komen en gaan – maar stichtingen blijven bestaan. Dankzij The Phoebus Foundation is de kunstcollectie onttrokken aan het industriële en financiële risico van de bedrijvengroep. Indien Katoen Natie ooit in zwaar weer belandt, dan kunnen de kunstwerken niet worden verkocht ten bate van de firma.
Ook de familie Huts claimt geen enkel recht op de eigendom van de kunstwerken van The Phoebus Foundation. Meer nog: de familie is expliciet uitgesloten als begunstigde van de stichting. Daardoor kunnen de leden van de familie de verzameling nooit geheel of gedeeltelijk te gelde maken, en blijft de collectie integraal bewaard voor de toekomst.
Toch dankt The Phoebus Foundation alles aan Katoen Natie en de familie Huts. Dag in dag uit financiert het familiebedrijf het wetenschappelijk onderzoek, het behoud en de restauratie van de kunstwerken uit de stichting. Dankzij deze gecombineerde inspanningen kon niet enkel Ykens’ intrigerende Keukenstilleven worden verworven voor de Foundation, maar kon het werk ook worden onderzocht, gepubliceerd en met u gedeeld.”
En nu krijgen de abonnees van OKV-magazine dus ook bij iedere editie van het blad (elke drie maanden) zo’n boekje uit de serie op hun bord. Ik had al veel respect voor Fernand Huts, maar dat is alleen maar groter geworden.
Maar goed, terug naar het boekje. Valkeneers heeft het daarin voor de duidelijkheid niet alleen maar over het in de titel genoemde werk, maar ook over het genre in het algemeen: de “showpieces” waarin (exotisch) fruit en groenten, geschoten (en eventueel gevild) wild, vis, brood, enzovoort de show stelen. Een genre dat voortkwam uit de marktscènes waarin “nog vooral de figuren de dienst uit[maken]” en evolueerde naar stillevens met alleen maar eten en drinken, maar waarin dit Keukenstilleven een bijzonder exemplaar vormt. Het zit immers “op dat scharniermoment, de overgang tussen het verbeelden van het zuiver religieuze onderwerp en het pure – althans op het eerste gezicht – profane thema”, want er is in de linkerbovenhoek van het schilderij wel degelijk plaats gemaakt voor Marta en Maria en hun bezoeker Jezus Christus. Het is daarmee ook “een beetje old school”, want “niet alleen in de zeventiende eeuw wordt de combinatie religieuze scène/keukenstuk veeleer de uitzondering dan de regel”, maar “ook binnen Ykens’ eigen oeuvre is dit schilderij – voor zover bekend – het enige monumentale werk waarin hij deze formule nog hanteert”, én hij werkte maar zelden op zo’n grote schaal (162 x 242,5 centimeter).
Het heeft geen zin hier hele stukken over te nemen uit de teksten omtrent “leven en werk” van Frans Ykens, “Exotische nieuwigheden”, “Koken kost geld”, enzovoort, maar het verdient zeker wel vermelding dat de auteur ook, in losse kadertjes, aandacht besteed aan een paar faits divers.
Zo bijvoorbeeld het gegeven dat het vegetarisme in onze contreien al opkwam in … de zeventiende eeuw. Iets waarvoor de intellectuele grondslag overigens gelegd was door Pythagoras: “Na de dood kwam je terecht in een ander lichaam, mens of dier, stelde de oude Griek. En je lieve oma opeten, dat was een vreselijke gedachte!” Bovendien: “In het Aards Paradijs werden geen dieren gegeten, luidde de redenering. Zelfs het ene beest vrat het andere niet op: leeuw en lam leefden vredig samen. En ook in de hemel wachten je geen gebraden kippetjes … Daar komt nog eens bij dat groenten eten geacht werd agressieve karakter te kalmeren.”
Maar ook kookboeken blijken al vrij lang te bestaan. Bijvoorbeeld Het koocboek oft familieren keukenboec van Antonius Magirus uit, echt waar, 1612. En dat bracht hij aan de man met dezelfde argumenten als nu nog steeds gedaan wordt. Hij koos er voor “om spaarzaam, met weinig kosten en grote nauwkeurigheid, goed, lekker en uiterst deskundig te koken” en hoopte dat zijn boek zou gebruikt worden “opdat iedereen met minder moeite, kosten en tijdverlies, een paar potagies, sauzen, saucijsjes en andere te bereiden spijzen kan vinden die passen bij zijn verwende zintuigen, verlangen of smaak”. Wie eens wil proberen of ook zijn “verwende zintuigen, verlangen of smaak” kunnen bevredigd worden met de recepten van Magirus (wat overigens “kok” betekent in het Grieks), kan hier dit boek vinden. Het kan enige moeite kosten om het oude Nederlands te vertalen naar nieuw, maar geef toe: in hoeveel recente kookboeken bent u een recept tegengekomen om “conserve van roosen” te maken of “sauce die goet is, ende hondert jaeren duren mach”?
In ieder geval weer een interessante episode van Phoebus Focus, dit boekje van Prisca Valkeneers.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !