In tegenstelling tot een aantal van de andere boeken die ik recent besprak géén klein werkje, dit Tijden van verandering van Anton Dontsjev, noch fysiek (de Nederlandse vertaling uitgegeven bij Prometheus in 2008) noch qua betekenis. Raymond Detrez noemt het in zijn De Balkan – een geschiedenis (bespreking volgt een dezer) “nationalistische kitsch”, maar ik ben er ten eerste niet echt zeker van dat die veroordeling gebaseerd is op lezing van het boek en ten tweede wél dat Detrez bijzonder veel sympathie aan de dag legt voor de partij die er het slechtst vanaf komt in het boek: het Ottomaanse rijk.
Ik wil u desalniettemin – noem het een voorschot op de bespreking van het boek van Detrez – het hele citaat ter zake niet onthouden: “De [Bulgaarse, noot van mij] overheid maakte een enorm budget vrij om Anton Dončevs roman Vreme razdelno (Een tijd van scheiding, 1964) over de (door kritische Bulgaarse historici erg omstreden) gedwongen islamisering van de Bulgaren in de Rodopen in de zeventiende eeuw te laten verfilmen. Het resultaat, Vreme na nasilie (Een tijd van geweld, 1988) van Ljudmil Stajkov, een bijna vijf uur durende reeks gruwelscènes, was net zulke nationalistische kitsch als het boek, maar werd in Bulgarije een cultfilm.”
Maar ik zet daar meteen de achterflaptekst van uitgeverij Prometheus naast: “Tijden van verandering, een klassiek meesterwerk uit de Bulgaarse literatuur, vertelt het grootse verhaal van haat en liefde, trouw en verraad, moed en lafheid tijdens de gedwongen islamisering van de bewoners van het dal Elindenja in het Rodopengebergte in het zuiden van Bulgarije. Dontsjevs meesterlijke pen schetst de titanenstrijd van botsende, onbuigzame karakters tegen de achtergrond van besneeuwde bergtoppen, ondoordringbare bossen en geurige valleien. De islamisering van de Balkan door de Turken behoort tot de huiveringwekkendste gebeurtenissen in de Europese geschiedenis. Deze schitterende roman veroverde de wereld en werd in 25 talen vertaald.”
En, okee, de communistische dictatuur in Bulgarije had in 1988 alle redenen van de wereld om de nationalistische trom te roeren (dat hebben communistische dictaturen, met die van Stalin in de Sovjet-Unie op kop, altijd gedaan als de zaken hen uit de hand begonnen te lopen, net zoals grote “Europeanen” in tijden van corona plotseling vóór grenzen tussen Europese lidstaten zijn), maar welke redenen had de Bulgaarse regering om, via het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in 2008 financiële steun te verlenen aan de uitgave van deze vertaling?
Goed, de Coalitie voor Bulgarije vormde er de leiding van. Maar Detrez heeft het daar niet over: hij zegt op pagina 556 van zijn boek dat “de parlementsverkiezingen van juni 2005 werden gewonnen door de Socialistische Partij”. Dat klopt in die zin dat de Bulgaarse Socialistische Partij een onderdeel was van de Coalitie voor Bulgarije, maar dat klopt niet in de zin dat van die Coalitie ook onder andere de Bulgaarse Communistische Partij, de Groene Partij van Bulgarije, de Burgerunie “Roma”, de Beweging voor Sociaal-Humanisme en een paar “sociaaldemocratische” clubs deel uitmaakten. Moesten die ook per se de nationalistische trom roeren of waren het in werkelijkheid dezélfden die eerder al steun hadden verleend aan de verfilming die nu ook steun verleenden aan de vertaling naar het Nederlands? Wel, misschien dan. Want behalve de Bulgaarse Communistische Partij zat er nog een véél belangrijker communistische partij in die Coalitie voor Bulgarije: de Socialistische Partij waarvan Detrez spreekt. De oorspronkelijke Bulgaarse Communistische Partij vervelde namelijk ter gelegenheid van de eerste vrije verkiezingen na de val van de communistische dictatuur tot … Bulgaarse Socialistische Partij. Deze “deed (…) afstand van het marxisme-leninisme”, aldus Wikipedia, maar misschien niet van het ondersteunen van “nationalistische kitsch”?
Maar dan nog, de Coalitie voor Bulgarije vormde dan wel de leiding van de regering die in 2008 deze vertaling financieel steunde, maar er zaten nóg twee partijen in die regering: de Nationale Beweging voor Stabiliteit en Vooruitgang (tot 2007 Nationale Beweging Simeon II genoemd), een volbloed liberale partij en lid van de Liberale Internationale (dus zeker geen nationalisten), en de Beweging voor Rechten en Vrijheden. Die laatste is óók al een liberale partij, maar vooral de politieke vertegenwoordiger van … de Turkse minderheid in het land. Iets zegt me dus dat zo’n regering geen financiële steun gaat verlenen aan “nationalistische kitsch”.
Iets zegt me ook dat Prometheus daar nu niet meteen een uitgeverij naar is. Kijk naar de auteurs die bij de uitgeverij hun stal gevonden hebben en je kan dat alleen maar beamen. De uitgeverij is niet echt ideologisch in een bepaalde hoek te drukken (houden zo, zou ik zeggen), maar wie werken van mensen als Kader Abdolah, Özcan Akyol, Abdelkader Benali, Rachid Benhammou, Frits Bolkestein, Hafid Bouazza, Herman Brusselmans, NoViolet Bulawayo, Sybrand Buma, Saskia De Coster, Tofik Dibi, Jeroen Dijsselbloem of – ik hou er na de “D” maar mee op – Wijnand Duyvendak uitgeeft, zal zich allicht niet bezighouden met het verspreiden van “nationalistische kitsch” (al zullen sommigen liberalen als Thierry Baudet of Martin Bosma, ook in de portefeuille van Prometheus, ongetwijfeld vanuit politiek-strategisch oogpunt aanduiden als nationalisten of “erger”, naarmate het uitkomt).
Het is dan ook heel simpel: Tijden van verandering ís geen “nationalistische kitsch”. En het is zeker ook geen “reeks gruwelscènes”. In tegendeel, het is eerlijk gezegd een zeer evenwichtig boek.
Het wordt om te beginnen al verteld vanuit twee standpunten, dat van een “pope” die al zijn hele leven in het dal woont en dat van een Franse edelman die bij Kandia (tegenwoordig Heraklion) op Kreta gevochten heeft tegen de Turken, maar zich heeft laten bekeren. Dat zijn twee mensen die sowieso met twijfels leven: de pope al vanuit het simpele feit dat de natuur en de seizoenen de enige werkelijke god zijn van de herders, de Franse edelman omdat hij voortdurend weg-en-weergeslingerd wordt tussen zijn fysieke angst en zijn geestelijke opstandigheid.
Er zitten ook, ondanks het feit dat – zoals gezegd – het Ottomaanse rijk er het slechtst van af komt (per slot van rekening bezet het een gebied waarvan de bewoners geen enkele band hebben met dat rijk, noch qua taal, noch qua religie, noch qua geschiedenis, en dat mag toch wel duidelijk gemaakt worden) good guys en bad guys langs beide zijden, halfslachtigen ook, en eigenlijk geen echte helden. Of toch, er zijn helden in dit verhaal, maar het is geen heldenepos, het blijven heel duidelijk mensen. Ook als ze geweld plegen of geweld ondergaan. Dontsjev schrijft in een stijl die ik zou durven omschrijven als “in mineur”. Het enige wat écht overdonderend is, is het decor waarin het verhaal zich afspeelt. En dat zal niet eens zo gewild zijn, het was gewoon zo. Zoals de achterflaptekst ook nog vermeldt: “Toen hij het Rodopengebergte bezocht, was hij zo getroffen door de totale schoonheid dat hij in slechts 36 dagen Tijden van verandering schreef.”
Ik wil mijn bespreking van deze klassieker daarom graag beëindigen met het einde van het boek, een einde dat me een beetje deed denken aan die andere klassieker, Het geslacht Björndal van Trygve Gulbranssen, en vooral dan de natuur daarin, het decor dat ter gelijkertijd het hoofdpersonage is:
“Op het hoogste punt van de pas, vanaf dezelfde plek waar ik Elindenja een jaar eerder voor het eerst had gezien, keerde ik mijn paard om en keek er opnieuw naar.
Slechts een jaar was verstreken, maar er was zoveel gebeurd. Manol was er niet meer, Momtsjil was er niet meer. Elitsa was er niet meer.
En de nieuwe Manol was geboren.
Elindenja was er niet meer.
Opnieuw waren het gebergte en de bossen in diepe rust verzonken. Opnieuw was er geen vlaagje wind dat de sierlijke toppen van de dennen bewoog die zich aftekenden tegen de avondhemel.
Beneden in het dal rookte Prosojna. En die rook steeg niet omhoog maar breidde zich langzaam uit en omhulde het dorp. Net alsof het diep verzonken was in dichte mist. De muren van de huizen leken op vliegen die in spinnenwebben waren verstrikt, allang dood en uitgezogen. In de diepte lag de zwarte, door de vloed weggevaagde verbrande plek bij Podvis. En boven de donkere hellingen van het dal hingen wolken – grijsblauw, inkt- en melkkleurig, geheel onbeweeglijk als echte bergen. En dit nieuwe gebergte boven de zwartblauwe beboste bergen verlengde en verhoogde Rodopa tot in de hemel en maakte het spookachtige dode dorp op de bodem van het dal nog kleiner en nog doder.
Hier eindigt het verhaal over de verwoesting van het dal Elindenja.
Elindenja was er niet meer.
Geen mensenvoet zou ooit weer over de verharde weg afdalen, die overwoekerd zou worden door onkruid en brandnetels, de paden zouden een omweg maken. Zelfs de jagers zouden niet op de dieren jagen die zich in de ruïnes zouden verstoppen.
Het dal Elindenja was ten onder gegaan. Maar boven in het gebergte, onder de pas, rookten de schoorstenen van een nieuw dorp dat niet eens een eigen naam had. De weg leidde naar een ander dorp, naar Momtsjilovo, midden in het dal Vijfstemmen. Elindenja baarde twee dorpen en ook al zong in het ene dorp de muezzin en luidde in het andere een kerkklok, ze waren toch kinderen van dezelfde moeder.
Ik keerde om en zag Elindenja nooit meer terug.”
Ik wil u desalniettemin – noem het een voorschot op de bespreking van het boek van Detrez – het hele citaat ter zake niet onthouden: “De [Bulgaarse, noot van mij] overheid maakte een enorm budget vrij om Anton Dončevs roman Vreme razdelno (Een tijd van scheiding, 1964) over de (door kritische Bulgaarse historici erg omstreden) gedwongen islamisering van de Bulgaren in de Rodopen in de zeventiende eeuw te laten verfilmen. Het resultaat, Vreme na nasilie (Een tijd van geweld, 1988) van Ljudmil Stajkov, een bijna vijf uur durende reeks gruwelscènes, was net zulke nationalistische kitsch als het boek, maar werd in Bulgarije een cultfilm.”
Maar ik zet daar meteen de achterflaptekst van uitgeverij Prometheus naast: “Tijden van verandering, een klassiek meesterwerk uit de Bulgaarse literatuur, vertelt het grootse verhaal van haat en liefde, trouw en verraad, moed en lafheid tijdens de gedwongen islamisering van de bewoners van het dal Elindenja in het Rodopengebergte in het zuiden van Bulgarije. Dontsjevs meesterlijke pen schetst de titanenstrijd van botsende, onbuigzame karakters tegen de achtergrond van besneeuwde bergtoppen, ondoordringbare bossen en geurige valleien. De islamisering van de Balkan door de Turken behoort tot de huiveringwekkendste gebeurtenissen in de Europese geschiedenis. Deze schitterende roman veroverde de wereld en werd in 25 talen vertaald.”
En, okee, de communistische dictatuur in Bulgarije had in 1988 alle redenen van de wereld om de nationalistische trom te roeren (dat hebben communistische dictaturen, met die van Stalin in de Sovjet-Unie op kop, altijd gedaan als de zaken hen uit de hand begonnen te lopen, net zoals grote “Europeanen” in tijden van corona plotseling vóór grenzen tussen Europese lidstaten zijn), maar welke redenen had de Bulgaarse regering om, via het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in 2008 financiële steun te verlenen aan de uitgave van deze vertaling?
Goed, de Coalitie voor Bulgarije vormde er de leiding van. Maar Detrez heeft het daar niet over: hij zegt op pagina 556 van zijn boek dat “de parlementsverkiezingen van juni 2005 werden gewonnen door de Socialistische Partij”. Dat klopt in die zin dat de Bulgaarse Socialistische Partij een onderdeel was van de Coalitie voor Bulgarije, maar dat klopt niet in de zin dat van die Coalitie ook onder andere de Bulgaarse Communistische Partij, de Groene Partij van Bulgarije, de Burgerunie “Roma”, de Beweging voor Sociaal-Humanisme en een paar “sociaaldemocratische” clubs deel uitmaakten. Moesten die ook per se de nationalistische trom roeren of waren het in werkelijkheid dezélfden die eerder al steun hadden verleend aan de verfilming die nu ook steun verleenden aan de vertaling naar het Nederlands? Wel, misschien dan. Want behalve de Bulgaarse Communistische Partij zat er nog een véél belangrijker communistische partij in die Coalitie voor Bulgarije: de Socialistische Partij waarvan Detrez spreekt. De oorspronkelijke Bulgaarse Communistische Partij vervelde namelijk ter gelegenheid van de eerste vrije verkiezingen na de val van de communistische dictatuur tot … Bulgaarse Socialistische Partij. Deze “deed (…) afstand van het marxisme-leninisme”, aldus Wikipedia, maar misschien niet van het ondersteunen van “nationalistische kitsch”?
Maar dan nog, de Coalitie voor Bulgarije vormde dan wel de leiding van de regering die in 2008 deze vertaling financieel steunde, maar er zaten nóg twee partijen in die regering: de Nationale Beweging voor Stabiliteit en Vooruitgang (tot 2007 Nationale Beweging Simeon II genoemd), een volbloed liberale partij en lid van de Liberale Internationale (dus zeker geen nationalisten), en de Beweging voor Rechten en Vrijheden. Die laatste is óók al een liberale partij, maar vooral de politieke vertegenwoordiger van … de Turkse minderheid in het land. Iets zegt me dus dat zo’n regering geen financiële steun gaat verlenen aan “nationalistische kitsch”.
Iets zegt me ook dat Prometheus daar nu niet meteen een uitgeverij naar is. Kijk naar de auteurs die bij de uitgeverij hun stal gevonden hebben en je kan dat alleen maar beamen. De uitgeverij is niet echt ideologisch in een bepaalde hoek te drukken (houden zo, zou ik zeggen), maar wie werken van mensen als Kader Abdolah, Özcan Akyol, Abdelkader Benali, Rachid Benhammou, Frits Bolkestein, Hafid Bouazza, Herman Brusselmans, NoViolet Bulawayo, Sybrand Buma, Saskia De Coster, Tofik Dibi, Jeroen Dijsselbloem of – ik hou er na de “D” maar mee op – Wijnand Duyvendak uitgeeft, zal zich allicht niet bezighouden met het verspreiden van “nationalistische kitsch” (al zullen sommigen liberalen als Thierry Baudet of Martin Bosma, ook in de portefeuille van Prometheus, ongetwijfeld vanuit politiek-strategisch oogpunt aanduiden als nationalisten of “erger”, naarmate het uitkomt).
Het is dan ook heel simpel: Tijden van verandering ís geen “nationalistische kitsch”. En het is zeker ook geen “reeks gruwelscènes”. In tegendeel, het is eerlijk gezegd een zeer evenwichtig boek.
Het wordt om te beginnen al verteld vanuit twee standpunten, dat van een “pope” die al zijn hele leven in het dal woont en dat van een Franse edelman die bij Kandia (tegenwoordig Heraklion) op Kreta gevochten heeft tegen de Turken, maar zich heeft laten bekeren. Dat zijn twee mensen die sowieso met twijfels leven: de pope al vanuit het simpele feit dat de natuur en de seizoenen de enige werkelijke god zijn van de herders, de Franse edelman omdat hij voortdurend weg-en-weergeslingerd wordt tussen zijn fysieke angst en zijn geestelijke opstandigheid.
Er zitten ook, ondanks het feit dat – zoals gezegd – het Ottomaanse rijk er het slechtst van af komt (per slot van rekening bezet het een gebied waarvan de bewoners geen enkele band hebben met dat rijk, noch qua taal, noch qua religie, noch qua geschiedenis, en dat mag toch wel duidelijk gemaakt worden) good guys en bad guys langs beide zijden, halfslachtigen ook, en eigenlijk geen echte helden. Of toch, er zijn helden in dit verhaal, maar het is geen heldenepos, het blijven heel duidelijk mensen. Ook als ze geweld plegen of geweld ondergaan. Dontsjev schrijft in een stijl die ik zou durven omschrijven als “in mineur”. Het enige wat écht overdonderend is, is het decor waarin het verhaal zich afspeelt. En dat zal niet eens zo gewild zijn, het was gewoon zo. Zoals de achterflaptekst ook nog vermeldt: “Toen hij het Rodopengebergte bezocht, was hij zo getroffen door de totale schoonheid dat hij in slechts 36 dagen Tijden van verandering schreef.”
Ik wil mijn bespreking van deze klassieker daarom graag beëindigen met het einde van het boek, een einde dat me een beetje deed denken aan die andere klassieker, Het geslacht Björndal van Trygve Gulbranssen, en vooral dan de natuur daarin, het decor dat ter gelijkertijd het hoofdpersonage is:
“Op het hoogste punt van de pas, vanaf dezelfde plek waar ik Elindenja een jaar eerder voor het eerst had gezien, keerde ik mijn paard om en keek er opnieuw naar.
Slechts een jaar was verstreken, maar er was zoveel gebeurd. Manol was er niet meer, Momtsjil was er niet meer. Elitsa was er niet meer.
En de nieuwe Manol was geboren.
Elindenja was er niet meer.
Opnieuw waren het gebergte en de bossen in diepe rust verzonken. Opnieuw was er geen vlaagje wind dat de sierlijke toppen van de dennen bewoog die zich aftekenden tegen de avondhemel.
Beneden in het dal rookte Prosojna. En die rook steeg niet omhoog maar breidde zich langzaam uit en omhulde het dorp. Net alsof het diep verzonken was in dichte mist. De muren van de huizen leken op vliegen die in spinnenwebben waren verstrikt, allang dood en uitgezogen. In de diepte lag de zwarte, door de vloed weggevaagde verbrande plek bij Podvis. En boven de donkere hellingen van het dal hingen wolken – grijsblauw, inkt- en melkkleurig, geheel onbeweeglijk als echte bergen. En dit nieuwe gebergte boven de zwartblauwe beboste bergen verlengde en verhoogde Rodopa tot in de hemel en maakte het spookachtige dode dorp op de bodem van het dal nog kleiner en nog doder.
Hier eindigt het verhaal over de verwoesting van het dal Elindenja.
Elindenja was er niet meer.
Geen mensenvoet zou ooit weer over de verharde weg afdalen, die overwoekerd zou worden door onkruid en brandnetels, de paden zouden een omweg maken. Zelfs de jagers zouden niet op de dieren jagen die zich in de ruïnes zouden verstoppen.
Het dal Elindenja was ten onder gegaan. Maar boven in het gebergte, onder de pas, rookten de schoorstenen van een nieuw dorp dat niet eens een eigen naam had. De weg leidde naar een ander dorp, naar Momtsjilovo, midden in het dal Vijfstemmen. Elindenja baarde twee dorpen en ook al zong in het ene dorp de muezzin en luidde in het andere een kerkklok, ze waren toch kinderen van dezelfde moeder.
Ik keerde om en zag Elindenja nooit meer terug.”
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !