Boeken van Russische schrijvers, bij voorkeur van exemplaren die in ongenade vielen bij de Sovjet-dictatuur: ik verzamel ze al vrij lang. Ik kan niet meer zeggen waar ik dit 'Vertel mij wat, kameraad!' van Zosjtsjenko tegen kwam, maar gezien er niks in staat dat verwijst naar een bibliotheek, is de kans vrij groot dat ik het vond - en dus kocht - in een kringwinkel.
En eerlijk gezegd, dit keer dacht ik dat ik békocht was, al was het dan ongetwijfeld niet voor veel geld. De stijl van Zosjtsjenko bevalt me namelijk echt niet. Al heeft de vertaler, C.J. Pouw, daar dan een verklaring voor: "De essentie van Zosjtsjenko's stijl moet, wat zijn satirische schetsen betreft, zeker niet gezocht worden in allerlei spitsvondige woordspelingen, noch in bepaalde, het leedvermaak dienende vondsten op het gebied van de volksetymologie, noch ook op de eerste plaats in enig ander vertoon van milieucoloriet, al dan niet onderstreept door een afwijkende, 'sfeerwekkende' spelling ('voader', 'bennen', 'kennen ( voor 'kannen'). De essentie ervan schuilt in het totaal van alle met zoveel schaamteloos aplomb vertoonde blunders en lompheden. Dát maakt wat de verteller - voor een juiste volvoering van zijn satirische opdracht - in eerste instantie moet zijn: een onnozele hals, wiens uitspraken slechts op 'toevallige versprekingen' zouden berusten. In dat kader fungeren de binnenstebuiten gedraaide, aan de omgangstaal appellerende syntaxis; de talloze verhaspelingen van woorden ('uitgevloerd' als contaminatie van 'gevloerd' en 'uitgeteld'), van zinnen of uitdrukkingen ('een veeg aan de wand') tot op het niveau van hele jargons ('iemand in het ongerede hengsten') aan toe; de hakkelende en telkens door stopwoordjes ('dus', 'natuurlijk', 'zeg maar') onderbroken zinnen; de combinaties van qua gebruiksniveau onverenigbare woorden ('Jij, uwe majesteit, staat hier afgebeeld.') Een en ander tegen de achtergrond van een vaak even plastisch als in-en-in burgerlijk lexicon ('goeie goed', 'blieven', 'in de spulletjes' enzovoort) en - niet te vergeten - de nu eens zwierig-enthousiast, dan weer gedempter en bijna samenzweerderig klinkende, maar in alle gevallen even persoonlijke en eigenwijze intonatie van de verteller. (...) Deze benadering is ook zoveel mogelijk voor de 'stijl' van de Nederlandse versie aangehouden. In hoeverre een en ander tot een geloofwaardig resultaat heeft geleid, moet de vertaler helaas aan de lezer ter beoordeling overlaten."
Wel, ondergetekende zou zich al na ongeveer een halve minuut doodergeren als hij met iemand in gesprek raakte die er zo'n stijl op nahield en binnen de twee minuten zorgen dat hij weg kwam. Als die stijl in een boek geïmiteerd wordt, wen ik daar evenmin aan en heb ik de neiging dat boek verticaal te klasseren. Ik heb dat alléén maar niet gedaan omdat ik nu eenmaal over een bovenmenselijk doorzettingsvermogen beschik en bleef hopen dat die stijl niet de hele tijd zou aangehouden worden. Als het nawoord van de vertaler een voorwoord was geweest, had ik beter geweten en was ik misschien niet eens aan het boek begonnen.
En dat ondanks het feit dat de vertaler er in dat nawoord niet náást schiet: "Deze graad van aanbidding [vertaler stelt dat Zosjtsjenko "indertijd door een heel volk werd gekoesterd", nvdr] is in onze cultuurtraditie te exclusief voorbehouden aan artiesten, wier meest opmerkelijke prestaties - het museaal exposeren van zijn laatstleden stoelgang, het voor de camera's opzitten van een veelspan blonde slavinnen (het TROS-lid stijvend in zijn hang naar kunst) of zelfmoord - gewoonlijk buiten het eigenlijke vakgebied te bewonderen vallen. De bekende volkswijsheid dat genialiteit aan krankzinnigheid grenst, heeft te onzent menigeen doen besluiten zijn carrière van genie zekerheidshalve als imbeciel aan te vangen."
Dat koesteren van Zosjtsjenko is trouwens iets eigenaardigs. Ja, hij was in den beginne een satiricus, maar hij werd al héél snel een lafaard. Zoals zovelen, dat is waar en geen van ons kan met zekerheid zeggen dat hij anders zou zijn als hij leefde onder een dictatuur (ik ben er vrij zeker van dat we - zoals historisch gezien algemeen is - bijna allemaal zouden plooien), maar toch: "Zosjtsjenko valt, als een van de weinigen onder hen [collega-satirici, nvdr], de eer te beurt zijn eigen roemloos einde met bijna een kwart eeuw te mogen overleven". Hij probeert "op aandoenlijk onbeholpen wijze gehoor (...) te geven aan de steeds dreigender oproep van hogerhand om zijn schrijverschap in te zetten voor de opbouw en 'promotion' van de heilstaat (...) Zosjtsjenko's nadagen tonen een schrijver die 'zichzelf wil genezen van de ironie'. Hardhandig geconfronteerd met de aanstekelijkheid van zijn kwaal, op epidemische schaal zichtbaar in het daverend succes van zijn satires, tracht hij zichzelf tenslotte van zijn 'positieve' kant te bewijzen (...) Zijn goede wil toont hij - met overigens weinig succes - in het produceren van reeksen verhalen, die zich qua stichtelijkheid in weinig onderscheiden van de verplichte oefeningen die elders om hem heen te beste worden gegeven. Hij werpt zich op de vaste succesnummers van het 'positieve repertoire': Lenin, soldatenmoed (-liefde, -verdriet), partizanenmoed (enzovoort) en - tot vandaag hét veiligheidsventiel voor de gefrustreerde Sovjet-bellettrist - kinderverhalen (...) Lang voor zijn uiteindelijke geluidloze explosie wekt Zosjtsjenko's ster nog slechts een bijna leedvermakelijke belangstelling. Zoals, op veilige afstand gadegeslagen, de doodsnood van een halfopgebrand feestprojectiel, sissend en stuipend op zijn laatste energie."
En toch staat er op de achterflap te lezen: "Noem als argeloze westerling tegenover een Rus de naam Zosjtsjenko, en u bent het volgend moment getuige van een klein wonder. Het staal in de ogen smelt, in de eerst zo nors gepolijste blik verraadt zich een rimpeling, die zich snel als een mini-aardbeving over de rest van het gezicht verbreidt, de neusvleugels beroert als voor een opkomende niesbui en tenslotte zijn verwoestend epicentrum vestigt rond de mond." Een kleine stap van "slechts een bijna leedvermakelijke belangstelling" naar de loftrompet klaarblijkelijk, maar de commerce wil ook wat, nietwaar?
Soit, los daarvan én van het feit dat de verhaaltjes door de band genomen (toch naar mijn goesting) uitermate flauw zijn, zitten er af en toe toch wel kléine pareltjes in dit boek. Een bloemlezing: "m'n storm- en drankperiode"; "Over duizend jaar zou je rustig een houthandeltje kunnen beginnen"; "Een heel goeie arts, die er wat van begrijpt. Ik loop nou al voor het vijfde jaar bij hem. En ik mag echt niet klagen, de kwaal is intussen niet erger"; "In februari van dit jaar bracht de stoker, terwijl hij de trap afliep, met zijn pook lichte brandschade toe aan een vrouwelijke klerk, Nadja R."; "De directeur van de instelling liet de stoker bij zich roepen en gaf hem een fikse uitbrander"; "Och, wat zijn de Amerikanen toch een spits volk! Hoeveel grote ontdekkingen, hoeveel fantastische uitvindingen hebben zij niet gedaan! De stoom, de Gilette-scheermesjes, de draaiing van de aarde om d'r as, - al die dingen zijn ontdekt en bedacht door Amerikanen en voor 'n deel Engelsen". Of, ten slotte, deze:
"Vroeger ging je 's morgens gewoon naar je werk, daagde je 's avonds weer 'n keertje dus op, dronk je nog even wat thee en dan gelijk door op één oor. Met die petrolie zag je nergens wat van. Maar deed je nou dus het [elektrische, nvdr] licht aan: dat je hierzo een stukkende schoen rond zag zwerven, daarzo het behang in vellen los van de muur, ginter een wandluis op een holletje wegpezen om zich te verschuilen voor het licht, daar weer weet ik veel wat voor vodde, hierzo een rochel, daar nog een peuk, verderop weer een vlo vrolijk rondhossen. Lieve God nog aan toe! Om gewoon radeloos van te worden. Wat een treurige aanblik, zo'n schouwspel!"
Dus, als u het boekje in handen zou krijgen en bereid bent door een hele hoop rommel te waden om een paar keer écht te lachen, laat het dan vooral niet liggen.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !